Nefrologie Flashcards

1
Q

structuur B, C, E, G, H, I, R

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ATN

A

acute tubulus necrose (shocknieren) door periode met langdurig een lage bloeddruk
meest voorkomende oorzaak acuut nierfalen, symptomen zijn o.a. oligurie.
o; ischemie, sepsis, toxisch, shock, medicamenteus, rhabdomyolese, hemolyse en pancreatitis
b; normaliseren vocht, herstellen circulatie, hoogenergetisch dieet, dialyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschil tussen prerenale en renale oorzaak van ANI

A

prerenaal; hoge osmolaliteit bloed, FeNa <1, natrium in urine <20
renaal; lage osmolaliteit (<350), FeNa >2, natrium in urine >40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn absolute contraindicaties voor een niertransplantatie

A

levensverwachting onder de twee jaar
actieve systemische infectie
maligniteit die niet curatief behandeld kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Acuut ontstane ernstige en vaak therapieresistente hypertensie, presentatie op jonge leeftijd

A

Nierarteriestenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe stel je een nierarteriestenose vast

A

Angiografie, CTA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen van een nefritisch syndroom

A

Hematurie
Hypertensie
Oligurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symptomen nefrotisch syndroom

A

Proteinurie (>3 gram)
Hypoalbuminemie
Oedeem
Hyperlipidemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke glomerulaire aandoeningen geven een nefritisch syndroom

A

Acute postinfectieuze glomerulonefritis
IgA nefropathie (henoch schonlein)
HUS
Anti GBM glomerulonefritis / goodpasture
Ziekte van Wegner
SLE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke aandoeningen kunnen nefrotisch syndroom geven

A

Minimal change nefropathie
Focale segmentale glomerulosclerose (FSGN)
Diabetische glomerulosclerose
Amyloidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Postinfectieuze glomerulonefritis (S, O, D, B)

A

S: nefritisch syndroom, oedeem, infectieziekte 10-20 dgn terug
O: strepto A groep infectie
D: verminderd C3
B: self limiting, behandel hypertensie en beperkte vocht/zout inname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anti-GBM nefritis (goodpasture) S,D,B

A

S: hematurie, oligurie, oedeem, hoesten, kortademig, longproblemen
D: dysmorfe eryt, Anti-GBM in bloed (ELISA), IF laat anti GBM C3 en IgG zien, LM crescents zien
B: prednison, IS plasmaferese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Granulomatose met Polyangitis (wegener) S,D,O,B (GPA granulomatose met polyangiitis)

A

S: saddle nose, artalgieen, aantasting ogen en oren, hematurie
O: vasculities
D: ANCA, antiPR3, antiMPO
B: prednison, rituximab, plasmaferese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je bij SLE in het bloed en op de IF

A

ANA en anti-dsDNA
full house staining op IF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 symptomen SLE

A

Vlindervorming exantheem
Purpura
Haaruitval
Atralgie en artritis
Raynouds
Neuropsychiatrische klachten
Bloedafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Henoch schonlein (IgA vasculitis)

A

S; hematurie enkele weken na respiratoire infectie, purpura, artalgieen, buikpijn, melaena
D; IgA neerslag in vaten en mesangiaal
B; prednison
Nb: indien alleen in de nieren gaat het om IgA nefropathie aka ziekte van berger

17
Q

Minimal change nefropathie

A

eiwitstructuren tussen de pendikels van de podocyten worden niet goed aangemaakt door mutatie in het DNA
S; normale GFR, albuminurie, hyperlipoproteinemie (—> anemie, hypothyreoidie, risico infecties)
O; beschadigde podocyten
D; verhoogde lipoproteine, EM laat verstreken podocyten zien
B; prednison
wanneer kinderen proteinurie vertonen is het bijna altijd hierdoor

18
Q

Focale segmentale glomerulosclerose

A

S; oedeem, verminderde gfr, nefrotisch syndroom
D; beschadigde podocyten met fibrosering, verhoogd cholsterol, IF soms IgM en C3
B; prednison en calcineurineremmers

19
Q

Membraneuxe glomerulopathie

A

S; sluipend begin, wisselend verloop, albuminurie, nefrotisch syndroom
O; anti PLAR2 antistoffen
D; C3 deposities
B: prednison en rituximab

20
Q

Hoe behandel je oedeem

A

Beperkte zoutinname en een diuretica

21
Q

Hoe behandel je proteinurie

A

Ace remmer if arb

22
Q

Ziekte van alport

A

Erfelijke ziekte met chronische glomerulonefritis gepaard met doofheid. Treft vaak mannen
Oorzaak is genetisch
Behandeling met Ace remmer en niervervangende therapie

23
Q

Hoe behandel je een hyperkaliemie

A

Ca, insuline/glucose infuus, lisdiuretica

Je bent bang voor ventrikkelfibrileren

24
Q

TIN (tubulointerstitiele nefritis)

A

inflammatie in de tubuli
o: allergisch, medicamenteus, auto-immuun of kanker
d: eosinofiele granulocyten in biopt indien door medicatie, lymfoctien in biopt indien auto-immuun.
b: oorzaak behandelen, eventueel prednison geven

25
Q

Thin basement membrane nefropathie (TBMN)

A

het basaalmembraan van de glomerulus verandert van vorm waardoor een nefrotisch syndroom ontstaat in combinatie met hematurie. Over het algemeen goede lange-termijn prognose.