Tentamen 2017 Flashcards

1
Q

Huisarts ziet een patiente met een traumatische amputatie van de ringvinger rechts net distaal van het proximale interfalangeale (PIP) gewricht. De amputatie is 4 jaar geleden uitgevoerd. Patiente vraagt om een verlenging van de vinger zodat zij tijdens het pianospelen ook de toets met haar ringvinger kan indrukken. Waarvoor verwijst de huisarts de patiente naar de revalidatie?

A

Voor een vinger prothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een 48-jarige vrouw bezoekt het spreekuur van de huisarts wegens klachten als gevolg van primaire artrose in het CMC1 gewricht. Waarop is in eerste instantie de behandeling gericht?

A) Behoud van een goede functie van de hand.
B) Voorkomen van verdere degeneratie van het gewricht.
C) Verminderen van de degeneratie van het gewricht.

A

A behoud van goede functie van de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een slager uit een supermarkt die zich zes weken geleden ziek moest melden met polsklachten komt bij de arbodienst. De klachten zitten rechts aan de kant van de duim: kracht zetten via een slagersmes lukte niet meer door de pijn. Welke taken zijn mogelijk wel uitvoerbaar om een tijd-contingente terugkeer naar het werk mogelijk te maken?
A) de slager kan zelf bepalen wanneer hij alle taken met het slagersmes weer kan doen, en dan eerst 6 uur op een dag gaan starten in plaats van 8 uur
B) de slager kan vanaf morgen wel vleeswaren met een snijmachine snijden en zo de verkoop voorbereiden, hele dagen gaan starten en andere taken later weer oppakken
C) de slager kan een slagersmes hanteren waarbij hij minder kracht gebruikt en zo hele dagen gaan starten

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Welke functie valt uit bij een laesie van de n. radialis?
A) het maken van een vuist
B) het extenderen van de pols
C) het flexeren van de pols
D) het extenderen van de DIP gewrichten
A

extenderen van pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Van welke spier(en) ligt/liggen de pees / pezen in de 3de peesschede-loge aan de dorsale zijde van de onderarm?

A) m. extensor pollicis brevis
B) m. extensor pollicis longus
C) m. extensor digitorum en m. extensor indicis
D) mm. extensores carpi radialis longus et brevis

A

Extensor pollicus longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
Welke zenuw innerveert zowel buigers als strekkers van het ellebooggewricht?
A) n. medianus
B) n. musculocutaneus
C) n. radialis
D) n. ulnaris
A

N. Radialus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een belangrijke overweging vanuit het perspectief van een bedrijfsarts wanneer een werknemer met klachten aan de schouder voor het eerst wordt gezien?
A) Hebben de klachten consequenties voor zijn/haar werkvermogen?
B) Kan de werknemers zijn hobby blijven uitvoeren met de klachten?
C) Wanneer kan ik met leidinggevende en werknemer overleggen?

A

hebben de klas achten consequenties voor zijn/haar werkvermogen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel procent van de patiënten met schouderklachten is na 6 weken klachtenvrij?
A) 30% B) 50% C) 70% D) 90%

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij het lichamelijk onderzoek wordt zwakte van de proximale schouder spieren (m. deltoideus, m. supraspinatus, m. infraspinatus, m. biceps brachii) vastgelegd. Bij welk plexusletsel passen deze verschijnselen?
A) Bovenste plexus letsel
B) Onderste plexus letsel
C) Totale plexus letsel

A

A bovenste plexus letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De volgende vraag heeft betrekking op een normaal vertakkende plexus brachialis. In welke eindtakken splitst de fasciculus posterior?

A

n. radialis en n. axilaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij uitval van deze spier kan een scapula alata ontstaan

A
  • m. rhomboideus major
  • m. rhonmboideus minor
  • m. serratus anterior
  • m . trapezius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Deze spier kan zowel voor een elevatie als een depressie van de schoudergordel zorgen

A

m. trapezius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke spier wordt geënerveerd door de n. accesorius?

A

m. trapezius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Deze spier versterkt met zijn aanhechtingspees de ventrale zijde van het kapsel van het schoudergewricht

A

m. subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In hoeveel procent van de gevallen van lage rugpijn in de huisartspraktijk wordt een specifieke oorzaak gevonden?

A

5-10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belangrijkste voordeel van vroeg opereren is sneller herstel van radiculaire pijn.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De meest voorkomende oorzaak van een lumbaal radiculair syndroom is een hernia nuclei
pulposi
.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

50 % van de patiënten met een radiculair syndroom door een hernia nulcei pulposi herstellen
binnen zes tot twaalf weken

A

onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij de arbodienst komt een archeologe van 40 jaar met lage rugpijn met uitstralende pijn in één been. In het ziekenhuis is de diagnose LRS (Lumboscaraal Radiculair Syndroom) gesteld. De patiënte wil graag aan het werk blijven. De afdeling neurologie wil advies van de bedrijfsarts om te kunnen vaststellen of het werk oorzaak van de LRS van deze patiënte kan zijn. Welke vraag geeft uitsluitsel over of LRS een beroepsgebonden aandoening is?
A) Rookt de patiënte?
B) Werkt de patiënte langdurig (> 1 uur) geknield?
C) Moet de patiënte herhaald lasten zwaarder dan 5 kg dagelijks tillen en/of dragen met gebogen
romp?
D) Dient de patiënte in haar werk langdurig te zitten?

A

C) Moet de patiënte herhaald lasten zwaarder dan 5 kg dagelijks tillen en/of dragen met gebogen
romp?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een jonge man van 32 jaar komt op het spreekuur van de huisarts vanwege rugpijn. Welke van de onderstaande kenmerken zou een reden zijn om de patiënt door te verwijzen naar de reumatoloog in verband met kans op de ziekte van Bechterew?

A) patiënt wordt elke nacht tegen 5 uur ‘s ochtends wakker van de pijn in de rug en moet uit bed om te gaan lopen
B) patiënt heeft pijn in de rug bij lopen en fietsen, alleen wanneer hij gaat liggen gaat het beter
C) patiënt heeft pijn in de rug die uitstraalt in zijn rechter been met tintelingen

A

A.patiënt wordt elke nacht tegen 5 uur ‘s ochtends wakker van de pijn in de rug en moet uit bed om te gaan lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij >90% van de mensen met lage rugklachten wordt geen somatisch substraat voor de klachten gevonden. Er is wel een aantal lichamelijke afwijkingen die ten grondslag kunnen liggen aan de klachten. Het Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO) noemt in de richtlijn lage rugklachten een aantal “red flags”, signalen waarbij men alert moet zijn op afwijkingen en waarbij nader onderzoek aangewezen kan zijn.
Welk van onderstaande symptomen is GEEN “red flag”?
A) Debuut rugklachten optredend voor het 20e of na het 55e jaar
B) Familie anamnese met rugklachten.
C) Maligne aandoening in de voorgeschiedenis.
D) Drugsgebruik, immunosuppressie, HIV.

A

B. Familie anamnese met rugklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Is “boomstamverpleging” nodig bij een patiënt die met een instabiele wervelfractuur zonder neurologische uitval op de afdeling ligt?
A) Dit is niet nodig, het is belangrijk dat patiënt snel gemobiliseerd wordt om doorliggen,
pneumonie en dergelijke te voorkomen
B) Dit is niet nodig omdat de patiënt geen neurologische uitval heeft en de fractuur nu niet meer zal
disloceren
C) Dit is nodig omdat de patiënt een retroperitoneaal hematoom kan hebben
D) Dit is nodig omdat de fractuur alsnog kan disloceren

A

D omdat de fractuur alsnog kan disloceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke bevinding bij het lichamelijk onderzoek past het best bij de diagnose coxartrose?
A) Een beperking van de abductie van de heup.
B) Een beperking van de exorotatie van de heup.
C) Een beperking van de endorotatie van de heup.

A

endorotatie van de heup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
Hoe wordt een pertrochantaire (ofwel intertrochantaire) heup fractuur wordt meestal behandeld?
A) DHS (dynamische heupschroef)
B) Totale heup prothese
C) Kophalsprothese
D) Gipsbroek
A

B totale heup prothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
Welke functie heeft de m. sartorius NIET?
A) exorotatie in de heup
B) exorotatie in de knie
C) anteflexie in de heup
D) flexie in de knie
A

Exorotatie knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Via welke opening verlaat de n. ischiadicus het bekken

A

foramen infrapiriforme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke spieren passeert de n. ischiadicus dorsaal direct na uittreding door de opening in het bekken de foramen infrapiriforme:

A
  • M. obturatorius internus

- MM. gemellii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Een 52-jarige man komt op het spreekuur van de huisarts en vertelt sinds drie weken last te hebben van een pijnloze zwelling ter plaatse van de voorzijde van de rechter knie. De zwelling voelt week aan en er is sprake van enige fluctuatie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A) Bakerse cyste.
B) Bursitis prepatellaris.
C) Ganglion.

A

Bursitis prepatellaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de gevolgen van spierzwakte van de m. quadriceps femoris?

A

Flexie-instabiliteit van de knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke zenuwen zijn de innerverende zenuwen van de spieren die aanhechten op de pes anserinus?

A
  • n. Femoralis
  • n. Obturatorius
  • n. Tibialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Met welke 3 spieren is de pes anseriunus geassocieerd?

A
  • m. Sartorius
  • m. Gracilis
  • m. semi Tendinosus
32
Q

Welke zenuw wordt afgekneld aan de laterale zijde van het onderbeen ter hoogte van het fibulakopje (caput fibulae) als men te lang met de benen gekruist over elkaar zit?

A

n. obturatorius

33
Q

Noem 2 voordelen van een knie exarticulatie (een door-de-knie amputatie) boven een transfemorale amputatie (een bovenbeenamputatie) op het gebied van prothesegebruik.

A

Een knie exarticulatie is:

  1.   Eindstandig belastbaar (prothese hoeft niet af te steunen op tuber/bekken)
  2.   Lopen kost met prothese minder energie dan bij een transfxmorale amputatie
34
Q

Een 23-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met een standsafwijking van de hallux beiderzijds. De huisarts constateert een hallux valgus. De patiënte wil graag weten hoe zij hier aan is gekomen. Wat is waar over het ontstaan van een hallux valgus?

Bij een hallux valgus is er sprake van degeneratie in het MTP-1 gewricht.
Een hallux valgus komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
In meer dan de helft van de gevallen van hallux valgus is de familieanamnese positief.

A

Bij een hallux valgus is er sprake van degeneratie in het MTP-1 gewricht. - niet waar
Een hallux valgus komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. - niet waar
In meer dan de helft van de gevallen van hallux valgus is de familieanamnese positief. - waar

35
Q

Welke bewering over het lig. talocalcaneonaviculare plantare is ONJUIST?
A) ligt intrasynoviaal
B) is opgerekt bij een ernstige platvoet
C) ondersteunt het dwarse voetgewelf
D) maakt onderdeel uit van het onderste spronggewricht

A

C

36
Q
Welk ligament draagt NIET bij aan de statische ondersteuning van het overlangse voetgewelf?
A) lig. calcaneonaviculare plantare
B) lig. calcaneocuboideum
C) lig. plantare longum
D) lig. calcaneofibulare
A

D

37
Q

Een 3-jarige jongen komt met zijn moeder bij de huisarts omdat hij nog niet los kan lopen. De huisarts denkt aan een neurologische aandoening en verwijst hem door. De kinderneuroloog ziet een jongen die los kan zitten en met een alerte blik en normale gelaatsmimiek om zich heen kijkt.

De kinderneuroloog moet naar aanleiding van de casus tenminste 3 vragen stellen aan de ouders. Welke van onderstaande vragen hoort hier NIET bij?
A) waren er bijzonderheden rondom of na zijn geboorte?
B) zijn er regelmatig optredende luchtweginfecties
C) zijn er regelmatig optredende darminfecties
D) zijn in de naaste familie vergelijkbare aandoeningen

A

C zijn er regelmatig optredende darminfecties

38
Q

Bij lichamelijk onderzoek van de 3-jarige jongen worden relatief dunne onderbenen gezien en is er sprake van afwezige spierrekkingsreflexen.
Welke diagnose is de meest waarschijnlijke diagnose?
A) ziekte van Duchenne
B) spinale spieratrofie (SMA)
C) myelitis transversa
D) myasthenia gravis

A

B SMA

39
Q

Bij Juveniele Idiopatische Artritis kunnen alle gewrichten betrokken zijn bij het inflammatoire ziekteproces. Welke gewrichten zijn het meest frequent z aangedaan bij Juveniele Idiopatische Artritis?

A

De knieen

40
Q

Een jongetje van 10 maanden wordt om 20.00 uur door de kinderarts gezien op de spoedeisende hulp vanwege hoge koorts en algehele malaise. Het is in de loop van de ochtend begonnen. Bij focus onderzoek vindt ze eigenlijk geen oorzaak behoudens een linker beentje dat niet goed beweegt. De temperatuur is 39.5 0C en ze beschrijft het kindje als ziek. Bij onderzoek is het heupje geprikkeld (pijnlijk bij bewegen). Ze heeft bloedonderzoek aangevraagd: CRP is 90, BSE 38, L 21. Een echo laat vocht zien in het linker heupje. De kinderarts overlegt met de orthopaedisch chirurg. Wat zal de orthopaedisch chirurg adviseren?
A) Opnemen en starten met intraveneuze antibiotica.
B) Goed te blijven drinken en paracetamol om de koorts te onderdrukken. Morgen herbeoordelen.
C) De heup moet met spoed operatief worden gespoeld. Hou het kindje nuchter, ik kom er aan.
D) Aanvullende diagnostiek in de vorm van een MRI

A

C

41
Q

Noem 4 behandelmogelijkheden voor een femurschachtfractuur bij een kind

A
  1. Overhead tractie volgens Bryant
  2. Verticale extensie volgens weber
  3. Intramedullaire elastische penfixatie
  4. GIPS
  5. plaatfixatie
42
Q

Wat is de juiste volgorde van de Ponseti behandeling van een klompvoetje?

A

1 Gipsredressie
2 Achillespees tenotomie
3 Braces
4 Peesverplaatsing

43
Q

Wanneer spreek je van acuut seksueel misbruik waarbij sporenonderzoek mogelijk is?

A

Seksueel misbruik vond 0-7 dagen geleden plaats

44
Q

Wat is de tweede stap uit de KNMG meldcode kindermishandeling?

A

Verplichte adviesvraag bij Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling)

45
Q

Noem 4 risicofactoren bij ouders, 4 bij kinderen en 4 sociale/ gezins risicofactoren voor kindermishandeling.

A

risicofactoren kind:

  • huilbaby
  • chronisch ziek kind
  • pre/dysmatuur
  • tweeling
  • tegenvallend kind
  • adoptie

risicofactoren ouder:

  • verslaving
  • zelf slachtoffer geweest van kindermishandeling/ psychische problematiek
  • laag inkomen
  • alleenstaand
  • jong/ weinig ervaring

risicofactoren gezin:

  • sociaal isolement
  • irreële / abnormale verwachtingen
  • laag sociaal economische status
  • groot gezien vanaf 3 kinderen
  • geweld tussen ouders onderling
46
Q

Hieronder worden verschijnselen genoemd in combinatie met een perifere zenuw die bij een vasculitis neuropathie aangedaan kan zijn. Welke combinatie is ONJUIST?
A) Dove pink en moeite met spreiden van de vingers – n. ulnaris
B) Zwakte van de vinger- en polsstrekkers – n. radialis
C) Duimmuis atrofie en tintelingen in de handpalm – n. medianus
D) Kuitspierzwakte – n. peroneus

A

A juist
B juist
C juist
D onjuist

47
Q

Een 19 jarige vrouw meldt zich bij de huisarts omdat zij zich al een week of vier niet lekker voelt en pijn in de spieren heeft. Sinds een week is daar een huiduitslag in het gezicht, op de bovenarmen en bovenbenen bij gekomen. Bovendien bemerkt zij moeite te hebben met het traplopen en uit een stoel overeind komen. De huisarts vindt bij onderzoek dat zij moeite heeft uit hurkzit overeind te komen. Naast de aanwezige huiduitslag zijn er geen andere afwijkingen. Hij verwijst haar met enige spoed naar de neuroloog. De neuroloog denkt aan een dermatomyositis.
Welk hulponderzoek wordt gedaan om die diagnose met zekerheid te bevestigen?
A) Serum creatine kinase activiteit
B) Spierbiopsie
C) MRI spieren
D) Myositis specifieke antistoffen

A

B spier biopsie

48
Q

Welke behandeling geeft men bij myasthenia gravis in eerste instantie?

A

De initiële behandeling bestaat altijd uit het geven van choline-esteraseremmers (Pyridostigmine)

49
Q

Welke behandeling start men wanner de initiële behandeling van pyridostigmine bij Myasthenia gravis niet aanslaat?

A

Als dit onvoldoende effect heeft gaat men over tot een gecombineerde behandeling van prednison en azathioprine.

Tymomectomie is ook zinvol. Bij een dreigende cruise is IVIG of plasmaferese nodig.

50
Q
Bij osteogenesis imperfecta is er sprake van een mutatie in een gen. Waarvoor codeert dit gen?
A) collageen type 1
B) sclerostine
C) alkalisch fosfatase
D) hydroxyapetiet
A

A collageen type 1

51
Q
Bij een jongen van 16 jaar oud wordt, wegens pijnklachten, een röntgenfoto van de knie gemaakt. Daarop is een beeld te zien dat verdacht is voor een maligne tumor, ter plaatse van de metafyse van het distale femur. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A) Metastase carcinoom
B) Chondrosarcoom
C) Osteosarcoom
D) Fibrosarcoom
A

C osteosarcoom

52
Q

Wat is de meest voorkomende bacteriële verwekker van osteomyelitis?

A

staphylococceus aureus

53
Q

Contracturen ontstaan als je spieren en gewrichten niet dagelijks beweegt over de volledige range of motion (ROM). Welke bewering over de ROM is juist?
A) De normale ROM van de knie (flexie-extensie) is: 90-0-0 graden.
B) De ROM bepaalt mede het kunnen uitvoeren van een activiteit.
C) Bij rolstoelpatiënten ontstaan contracturen, vooral in de schouders.

A

B ROM bepaalt mede het kunnen uitvoeren van een activiteit

54
Q

In het concept Better In - Better out kan bij de op maat gesneden behandeling in de thuissituatie gebruik worden gemaakt van E-Health. Wat betekent dit voor de patiënt?
A) Hierdoor kan de patiënt in de thuissituatie trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut
B) Hierdoor kan de patiënt in het ziekenhuis trainen onder begeleiding van een app
C) Hierdoor worden in het ziekenhuis voorgeschreven oefeningen in de thuissituatie ondersteund
met een app

A

C hierdoor worden in het ziekenhuis voorgeschreven oefeningen in de thuissituatie ondersteund met een app

55
Q

Wordt er bij een chronisch pijnprogramma in de revalidatiegeneeskunde gekozen voor een oefenprogramma met een pijncontingente of een tijdcontingente opbouw?
A) Een pijncontingente behandeling zodat patiënt kan stoppen met de oefening wanneer de pijn belemmerend wordt.
B) Een tijdcontingente behandeling zodat dagelijks de tijd van de oefening wordt uitgebreid.
C) Een combinatie van beide.

A

B tijd contigente opbouwe zodat dagelijks de tijd van een oefening wordt uigebreid

56
Q

Noem drie symptomen van het Postpoliosyndroom op ICF - stoornisniveau (= lichaamsfuncties)

A
Nieuwe spierzwakte,
Toegenomen spiervermoeidbaarheid,
Vermoeidheid,
Spierpijn,
Spieratrofie,
Gewrichtspijn,
Slik-spraakstoornissen, 
Koude intolerantie
57
Q
Op welk deel van het tibia plateau treden de meest fracturen op?
A) Het mediale plateau
B) Het laterale plateau
C) Het centrale plateau
D) Het gehele plateau
A

B laterale plateau

58
Q

Een hypertrofe non-union is een niet-genezen fractuur. Waardoor wordt deze gekenmerkt?
A) Door een gebrek aan vitamine D
B) Door een gebrek aan stabiliteit en bloedvoorziening
C) Door een gebrek aan vitamine A
D) Door een gebrek aan alignement

A

Gebrek aan stabiliteit en bloedvoorziening

59
Q

Bij welke osteosynthesetechniek wordt gebruik gemaakt van het principe van absolute stabiliteit?
A) Bridging osteosynthese
B) Anatomische repositie en plaatosteosynthese
C) Intra medullaire fixatie
D) Fix ext

A

anatomische repositie en plaatosteosynthese

60
Q

Spierletsels zijn een veel voorkomend sportletsel. Wanneer u de keten Bot-pees-spier als continuüm beschouwt, leg uit in welk deel van deze continue keten bij kinderen het vaakst het letsel zal optreden.

A

Letsel zal optreden in de apphyse van het bot, immers is dit hetzwakte deel in de keten.

61
Q

Wanneer is er sprake van een reactieve artritis?

A

Indien patiënt een gewrichtsontsteking ontwikkeld na een gastroenteritis obv Campylobacter
infectie

62
Q

Mevrouw van Dongen, 43 jaar, gebruikt methotrexaat. Hiermee is haar reumatoïde artritis goed onder controle. Zij blijkt nu een cystitis te hebben die antibiotisch behandeld moet worden. Voor welk antibioticum bestaat er een contraindicatie?

A

co-trimoxazol

63
Q

De ziekteactiviteit van patiënten met reumatoïde artritis wordt gescoord m.b.v. de DAS28 waarbij o.a. de ziekteactiviteit van 28 gewrichten wordt beoordeeld. Uit welke 4 componenten is de DAS28 opgebouwd?
A) Aantal gezwollen gewrichten, aantal pijnlijke gewrichten, bloedbezinking of CRP, en visueel analoge score (VAS) van de arts m.b.t. ziekteactiviteit.
B) Aantal rode gewrichten, aantal pijnlijke gewrichten, bloedbezinking of CRP, en visueel analoge score (VAS) van de patiënt m.b.t. ziekteactiviteit.
C) Aantal gezwollen gewrichten, aantal pijnlijke gewrichten, bloedbezinking en CRP, en visueel analoge score (VAS) van de arts m.b.t. ziekteactiviteit.
D) Aantal gezwollen gewrichten, aantal pijnlijke gewrichten, bloedbezinking of CRP, en visueel analoge score (VAS) van de patiënt m.b.t. ziekteactiviteit.

A

D

64
Q

Wat is de prevalentie van reumatoïde artritis in de Nederlandse bevolking?

A

1%

65
Q
Welke van de onderstaande bloedproeven steunt NIET de aanwezigheid van een ontstekingsreactie in het lichaam?
A) Leucocytose
B) Erytrocytose
C) Trombocytose
D) Verhoogde BSE
A

B ERYTROCYTOSE

66
Q

Welke ziekte presenteert zich meestal als een monoartritis?

A

bacteriële artritis

67
Q
Welk van de volgende aandoeningen komt NIET vaker voor bij diabetes mellitus?
A) syndroom van felty
B) charcot gewricht
C) septische artritis
D) cheirartropathie
A

A

68
Q

Een patiënt presenteert zich met pijn en stijfheid in de schouders en bekkengordel met een duidelijk verhoogde bezinking. De diagnose polymyalgia rheumatica wordt gesteld. Deze ziekte is geassocieerd met een ander ziektebeeld dat binnen enkele dagen complicaties kan geven. Welk ziektebeeld is dit?

A

Arteriitis temporalis of reuscellartritis

69
Q

Welke vasculitis gaat gepaard met een necrotiserende ontsteking van de kleine en middelgrote arteriën?

A

POLYARTERIITIS NODOSA (PAN)

70
Q
Welk verschijnsel maakt de diagnose systemische lupus erythematodes (SLE) MINDER waarschijnlijk?
A) antistoffen tegen dubbelstrengs-DNA
B) antifosfolipide antistoffen
C) erosieve polyartritis
D) auto-immuunhemolytische anemie
A

C

71
Q

Wat is waar over bisfosfonaten en botmetastasen?
A) Bisfosfonaten hebben een grote affiniteit voor pyrofosfaat
B) Bisfosfonaten leiden tot minder pijn, maar hebben geen invloed op het aantal fracturen
C) Bisfosfonaten remmen osteoclast activiteit
D) Bisfosfonaten verbeteren de overleving bij veel tumortypen

A

Bisfosfanaten remmen osteoclast activiteit

72
Q

Hoe wordt het vak orthopedie het beste omschreven?
A) De diagnostiek en behandeling van aandoeningen van de voeten
B) De diagnostiek en behandeling van het skelet
C) De diagnostiek en behandeling van aandoeningen van het steun- en bewegingsapparaat
D) De diagnostiek en behandeling van opvoedkundige problemen bij volwassenen

A

C

73
Q

Hoort het in de anamnese uitvragen van de hobby’s van een patiënt wel of niet te gebeuren?
A) Hoort niet te gebeuren: is ongepaste nieuwsgierigheid
B) Hoort niet te gebeuren: is niet relevant
C) Hoort wel te gebeuren: is standaard maar niet zo belangrijk
D) Hoort wel te gebeuren: kan essentiële informatie opleveren voor de diagnose

A

D

74
Q

Wat is een osteosarcoom?
A) Maligne tumor, die het meeste optreedt bij kinderen en adolescenten
B) Maligne tumor, die het meeste optreedt op middelbare leeftijd
C) Uitzaaiing in het bot van een andere primaire tumor, bijvoorbeeld longcarcinoom
D) Ziekte waarbij het hele skelet is aangedaan

A

A

75
Q

Waarom is de behandeling van primaire maligne bottumoren per definitie multidisciplinair?

A

Omdat bij zowel de diagnostiek als behandeling meerdere specialismen essentieel zijn; radiologie, pathologie, oncologie, orthopedische chrirugie

76
Q

Welke van de onderstaande beweringen over radiolucent weefsel op een conventionele röntgenopname is waar?

A) Dit weefsel heeft een hoog soortelijke massa
B) Dit weefsel is wit op een röntgenfoto
C) Dit weefsel heeft een hoog atoomnummer
D) Dit weefsel kan bijvoorbeeld vetweefsel zijn

A

D