Taalontwikkeling, intelligentie, school en werk Flashcards

1
Q

1e jaar vaardigheden

A
  • eerste stappen
  • objectpermanentie
  • gezamenlijke aandacht
  • eerste woorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Huilen
- 1e jaar

A
  • huilen vergroot de band tussen baby en ouder
  • verzrogers kunnen het type en de ernst van het huilen lezen/leren
  • huilen is noodzakelijk om te overleven –> te weinig huilen kan een signaal zijn van een neurologisch probleem
  • oefening voor de stembanden
  • vanaf 5 maanden: realisatie dat geluiden effect hebben op gedrag van verzorger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Taalontwikkeling

A
  • Skinner: leren spreken door versterjt/bekrachtigd te worden in het voortbrengen van geluiden
  • Chomsky: mensen hebben een aangeboren taalvermogen
  • vandaag: sociaal-interactionisch perspectief: sociale functie - baby’s en volwassenen hebben een wederzijdse passie om te communiceren
  • vanaf 18 maanden woordenspurt
  • positieve effecten van bay-talk en baby-gerichte spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Taalontwikkeling in maanden

A
  • 3 maanden: kirrende geluiden, zwijgen og glimlachen als ze worden aangesproken, huilen anders voor verschillende behoeften
  • 6 maanden: brabbelen en maken verschillende geluiden, merken dat sommige speeltjes geluid maken, letten op muziek
  • 12 maanden: proberen spraakklabken te imiteren, 1-woord zinnen: zeggen een paar woorden zoals dada/mama en oh-oh, begrijpen eenvoudige instructies zoals kom hier, herkennen woorden voor gewone voorwerpen zoals schoen
  • 18 maanden: herkennen namen van bekende mensen, voorwerpen en lichaamsdelen, volgen eenvoudigge aanwijzingen met gebaren, zeggen tot 10 woorden
  • 24 maanden: gebruiken eenvoudige zinnen, zoals meer melk, zinnen van 2 woorden, volgen eenvoudige instructie en begrijpen eenvoudige vragen, spreken ongeveer 50 of meer woorden
  • 2 jaar: kinderen kennen ongeveer 50 woorden
  • 2-3 jaar: woordenschat neemt met 1 woord per wakker uur toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Taalontwikkeling
- genie

A
  • begint te praten rond 1,5 jaar, loopt enigszins achter op normale ontwikkeling
  • jaren van ernstige verwaarlozing en misbruik
  • gevonden op 13 jaar –> kan niet praten, kan niet veel leren, gebarentaal en verstandelijke beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Taalontwikkeling
- wuggentest

A

Kunnen kleuters de regels toepassen om meervouden te maken
- van wug naar wuggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Taalontwikkeling
- jaren

A
  • 3 jaar: beheersing van nieuwe regels, wat leidt tot typische fouten (overregulatie, overextensie en onderextensie)
  • schoolgaand: woordenschat blijft groeien (6 jaar: 8000-14000 woorden –> +5000 per jaar), mentale woordenschat georganiseerd
  • beheersing van grammatica verbetert: gerbuik van passieve vorm, voorwaardelijke wijs, zinssyntax en metalinguïstisch bewustzijn. Leren lezen en schrijven
  • Oudere leeftijd: geen verandering in kennis/fonologie, geen verandeingen in kennis van grammatica/syntax, minder complexe zinnen, kennis van semantiek neemt toe, sociale en proffesionele context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intelligentie

A

Het vermogen om problemen op te lossen en om zich aan te passen aan en te leren van ervaringen
- sterke voorspeller voor academische prestaties en de ontwikkeling van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Intelligentie
- Spearman opvatting

A

Algemene mentale bekwaamheid (g) die bijdraagt aan ptestaties op vele verschillende soorten taken, plus speciale bekwaamheid (s), die elk specifiek zijn voor een bepaald soort taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intelligentie
- Horn en Cattell opvatting

A

Vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Overregulatie

A

Het overgeneraliseren van algemene regels over verleden tijd of meervoud
- ik zwemde ipv ik zwom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Overextensie

A

Te ruim gebruik van verbale categorieën
- alle vierpotige huisdieren worden honden genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderextensie

A

Te nauw gebruik van een verbale categorie
- alleen eige grootvader wordt grootvader genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intelligentie
- Sternberg opvatting

A
  • analytische intelligentie
  • creatieve intelligentie
  • praktische intelligentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intelligentie
- Salovey en Mayer opvatting

A

Emotionele en sociale intelligentie –> EQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meten van IQ

A
  • WPPSI: Wechsel Preschool and Primary Scale of Intelligence
  • WISC: Wechsler IntelligentieSchaal voor Kinderen
  • WAIS: Wechsler Adult Intelligence Scale (verbaal en non-verbaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Levels van IQ

A
  • Normaal: 70-130
  • Intellectuele beperking: <70
  • Hoogbegaafd: >130
    –> score afhankelijk van leeftijd, in vergelijking met dezelfde leeftijdgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kritiek op IQ test

A
  • Westerse IQ: nadruk op cognitieve vaardigheden, westerse context
  • ANdere cultuur: verminderde validiteit, test meet niet alleen intelligentie
  • FLynn effect
19
Q

Flynn effect

A

Mensen worden slimmer, gemiddeldd van de normaalverdeling verschuift

20
Q

IQ creativiteitstest

A

Materiaal: muur, tafel, kaars, doosje lucifers en punaises
OPdracht: bevestig de brandende kaars aan de muur zonder dat er karsvet op de tafel druppelt

21
Q

Ontwikkeling van intelligentie

A
  • IQ op verschillende leeftijden vanaf 4 jaar sterk gecorreleerd
  • IQ van vroegere leeftijd voorspelt IQ op latere leeftijd
  • Fluctuatie gedurende de kindertijd
  • jongens en meisjes hebben andere ontwikkeling in IQ
22
Q

IQ over de levensloop

A
  • Extreme stabiliteit
  • Dual-component Model: mechanica vs. pragmatiek
  • multidirectioneel: risicofactoren en beschermende factoren
23
Q

Dual-component model

A

Basis informatieverwerking: inhoudsarm, universele en biologische informatie en sterke genetische invloed
Kennis: inhoudstijk, cultuurafhankelijk, op ervaring gebaseerd

24
Q

Risciofactoren voor achteruitgang IQ

A
  • slechte gezondheid
  • gebrek aan stimulatie
  • Lage SES
  • lage levenstevredenheid
25
Q

Beschermende factoren achteruitgang IQ

A
  • hoger dan gemiddeld SES
  • opleiding
  • goed huwelijk
  • IQ echtgenoot
  • actieve levensstijl
26
Q

Invleod van leraarkenmerken op schoolprestaties kinderen

A
  • kwaliteit van opleiding van de leraar heeft een positieve invloed op de prestaties van leerlingen
  • betere cognitieve vaardigheden van leraar –> betere prestatie leerlingen
  • beste leraar –> vooruitgang van 1.5 jaar in 1 schooljaar
  • slechtste leraar –> vooruitgang van 0.5 jaar in 1 schooljaar
  • cumulatieve en langdurige effecten –> het inkomen op volwassen leeftijd kan beïnvloedt worden door de kwaliteit van de leraren op jongere leeftijd
27
Q

Kenmerken van effectieve leraren

A
  • Academische focus: veel eisen van leerlingen, verwachten dat ze slagen, regelmatig huiswerk geven, hard werken in de klas om de leerdoelen te behalen
  • Een taak gerichte maar aangename sfeer
  • Disciplineproblemen effectief aanpakken
  • zorgen voor een gevoel van sociale cohesie in de klas
28
Q

Leerling-omgeving interactie

A
  • Goodness of fit = match tussen kenmerken van een persoon en de omgeving
  • veel onderwijsinstellingen volgen maar 1 onderwijsmethode of hebben maar 1 onderwijsfilosofie
  • maar sommige onderwijspraktijken meer effectief voor sommige leerlingen en niet voor andere
29
Q

sommige onderwijspraktijken meer effectief voor sommige leerlingen en niet voor andere

A
  • prestatiegerichte leerlingen kunnen goed aanpassen aan ongestructureerde klassen met veel keuzevrijheid, minder prestatiegerichte leerlingen hebben meer structuur nodig
  • zeer competente leerlingen kunnen met verschilende onderwijsmethode overweg, minder competente leerlingen hebben vaak behoefte aan een specifieke methode
  • alse leerlinge en leraat dezelfde achtergrond hebben en de leerling het gevoel heeft begrepen en gewaardeerd te worden –> meest positieve uitkomst
  • onderwijsprogramma’s zijn het meest effectief wanneer ze geïndividualiseerd zijn en overeen komen met de vaardigheden en behoefte van leerlingen
30
Q

Van loopbaan veranderen (werk)

A
  • meer loopbaan- op richtingsveranderingen
  • grens tussen werk en gezin is vervaagd
  • opkomst van onafhankelijke contract
  • boudaryless careers
31
Q

Werk in de adolescentie

A

Toenemd aantal dat deeltijds werkt en ook naar school gaat

32
Q

Werk in de late volwassenehid

A

Recente stijging van het percentage dat nog werkt (gekoppeld aan cognitieve vermogens en pensioenleeftijd) lagere absentiecijfers, midner ongevallen en meer werktevredenheid in vergelijking met jongere volwassenen

33
Q

Werk in de midvolwassenheid

A

Rol van werk staat centraal, bereiken van hoogtepunten in positie en inkomen, maar ook de meest financiële lasten; voltijd, deeltijd, zelfstandige, maar ook huisman/vrouw + werkeloosheid

34
Q

Werk in de vroege volwassenheid

A

Diversiteit van school- en werkpatronen: sommige volgen voltijds odnerewijs, andere werken voltijds; toenemend aantal neemt deel aan hoger onderwijs latere loopbaan

35
Q

Middenvolwassenheid

A
  • vermogen om effectief te werken piekt tijdens middel volwassenheid
  • kwaliteit van het werk gekoppeld aan waardering voor het werk en raltie met leidinggevende
  • diversiteit in loopbaantrajecten: loopbaanveranderingen halverwege de levensloop als gevolg van baanverlies of uit eigen motivatie
36
Q

Uitdagingen voor werkende individuen

A
  • herkennen van beperkingen in loopbaanontwikkeling
  • beslissen om van baan of loopbaan te veranderen
  • overwegen om gezin en werk opnieuw in evenwicht te brengen
  • plannen voor pensioen
37
Q

Werken om te leven

A
  • de meeste volwassenen brengen ongeveer een derde van hun leven op werk door –> werkidentiteit ontwikkeling
  • belangrijke invloed op financiële draagkracht, huisvesting, dagindeling en levensritme, vrije tijd, buurt, vriendschappen, gezondheid, gevoel vane igenwaarde, welzijn
  • stress op het werk: draagt in belangrijke mate bij tot ontevredenheid over het werk, vermindert de arbeidsproductiviteit en leidt tot veranderingen van baan of ontslag
38
Q

Werktevredenheid

A
  • dubbelzinnige rollen: onduidelijke rollen
  • rol-overbelasting: te veel rollen
  • rolconflict: kwaliteit vs efficiëntie
  • werk-leven conflict: te veel werken en gezinsleven
39
Q

gezinnen met tweeverdieners

A
  • uitdaging om een evenwicht te vinden tussen werk en gezinsleven
  • banen zijn vaak ontworpen voor alleenverdieners, meestal mannen
  • adaptieve strategieën om werk en gezin te coördineren
40
Q

Werkeloosheid

A
  • leidt tot stress
  • secundaire effecten: financieën, routines, woning
  • verhoogd risico op fysieke en mentale problemen
41
Q

Baansucces

A
  • persoonlijkheid: zorgvuldig, vriendelijke, extravert etc.
  • fit tussen persoon en omgeving
  • cognitieve vaardigheden
  • contextuele factoren
42
Q

Pensioen

A
  • proces van meerdere jaren
  • aanpassen aan nieuwe levensstijl
  • fase model van Atchley
43
Q

Fase model van Atchley
-pensioen

A
  • preretirement fase: informatie verzamelen en plannen
  • honeymoon fase: genieten van nieuwe vrijheid
  • disenchantment fase: doelloos leven
  • reorientatie fase: realistische voldoening gevende levensstijl