Cognitieve ontwikkeling: executieve functies en geheugen Flashcards
Executieve functies
- prefrontale gebieden van de frontale kwab hebben de langste ontwikkelingsduur
- prefrontale cortex: rond 1e jaar groei in synaptsiche verbindingen, rond 15 jaar aantal vebrindingen rond volwassen niveau, myelinisaie tot aan vroege volwassenheid
- hogere cognitieve functies
- mentale flexibiliteit, inhibitie, planning, werkgehugen
Inhibitie
- vroege kinderjaren: snelle verbetering –> eerste tekenen
- voor schoolgaande leeftijd: vermindering van inhibitiefouten
- significante verbeteringen, vooral tussen 5 en 8 jaar
- middelbare jeugd: verbeteringen in motorische inhibitie, oculomotorische inhibitie en eenvoudige responsinibitietaken
- adolescentie: weinig verdere verbetering, verbetering van oculomotorische en repsonsinhibitie, geen leeftijdsgerelateerde afname van oculomotorische en cognitieve inhibitie
–> fundamentele veranderingen voor schoolgaande leeftijd, verbetering in snelheid en nauwkeurigheid tijdens schoolgaande leeftijd en adolescentie, differentiële effecten in veroudering
Shifting/switching
- 3- en 4- jarigen kunnen schakelen tussen twee eenvoudige, gecontextualiseerde sets
- tussen 5 en 6 jaar –> kunnen complexere shifting-taken uitvoeren
- tot vroege adolescentie: toename van het aantal kinderen dat complexe shifitng-taken onder de knie heeft
- shift cost en speed-accuracy trade-off
Speed-accuracy tradeoff
vertragen om de nauwkeurigheid te verbeteren: meer merkbaar in de kindertijf –> opkomende metacognitie
Shift cost
verschil tussen shift trial en non-shift trial –> groter voor 7 en 11 jarigen dan 15 jarigen –> vergelijkbaar met jongvolwassenen
- op oudere leeftijd achteruitgang –> meer shift-cost
planning
Vermogen om acties te plannen
Werkgeheugen
Mogelijkheid om informatie op de voorgrond te houden
- relatie tussen complexiteit en leeftijd: eenvoudigere WG-taken eerder beheerst dan complexere taken
- langame ontwikkeling: op 8-jarige leeftijd kunnen kinderen slechts de helft van de items onthouden vergeleken met volwassenen
- kinderen met een beter werkgeheugen zijn beter in taalbegrip, wiskunde en problemen
- in de adolescentie: verdere rijping van de hersenene
- meer functioneel gebruik van WG: informatie sneller verwerken, meer informatie tegelijkertijd
- WG capaciteit neemt af met leeftijd, onenigheid over piek, na 20 of rond 45
- op oudere leeftijd voorspelt WG langetermijngeheugen, probleemoplossend vermogen en intelligentietesten
Geheugenspanne WG
Informatie blijft tot 30 sec in geheugen zonder te repeteren –> langer behoud met repititie
- vroege kinderjaren: zeer beperkte capaciteit –> neemt toe tijdens de kindertijd
- op oudere leeftijd: oudere volwassenen behouden ongeveer 90% van wat de jongere volwassenen kunnen behouden - kleine leeftijdsgerelatterde achteruitgang
Lange termijn geheugen
- Procedureel geheugen
- Semantisch geheugen
- Episodisch geheugen
Procedureel geheugen
Automatisch, onbewust geheugen (vaak motorisch gehugen) –> koffie kunnen zetten
- impliciet geheugen ontwikkelt zich eerder in de kindertijd dan expliciet geheufen (al met 2.5 maanden)
- impliciet geheugencapaciteti verandert weinig gedurende de levensloop
–> jong en oud leren en behouden moeiteloos een enorme hoeveelheid informatie uit hun dagelijkse ervaringen
- op oude leeftijd wordt het wel beïnvloed door biologische achteruitgang (minder evenwicht, vermoeidheid etc.)
Semantisch geheugen
Kennis van feiten, concepten, woordbetekenissen etc. –> Weten wat koffie is
- groei tijdens de kindertijd als een functie van blootstelling aan informatie
–> context van omgeving, acculturatie, sociale status, scholing
- blijft behouden met ouder worden - zelfs groei op sommige gebieden (woordenschat, historische feiten)
- kennis en vaardigheden die lang geleden zijn geleerd, blijven lang bestaan –> permastore, wel hebben ouderen vaak meer moeite
Episodisch geheugen
Herinneren van gebeurtenissen, details, verleden etc. –> herinneren dat je koffie hebt gedronken vanochtend
Episodisch geheugen
- kindertijd
- ontwikkeling begint met rijping van de hippocampus
- in het tweede levensjaar: substantiële verbetering (6 mnd; 24 uur onthouden, 20 mnd; 12 maanden onthouden)
- maar de meeste bewuste herinneringen van baby’s onstabiel en van korte duur
- van 3-5 jaar: onthpuden gebeurtenissen met specifieke tijd en locatie, en meer elementen en details
- voor schoolgaande kinderen: jonge kinderen onthouden steeds meer autobiografische kenmerken
- het episodische langetermijngeheugen van kinderen verbetert nog meer naarmate ze naar de midden- en late kinderjaren gaan: vooruitgang, vooral in het gebruik van strategieën
Strategieën
- episodisch geheugen
- Gebruik van mentale activiteiten om de verwerking van informatie te verbeteren
- niet veel gebruik door kleuters maar wel door oudere kinderen (en volwassenen)
- gebruik van coderingsstrategieën neemt geleidelijk toe
1. herhaling
2. organization
3. elaboration
Episodisch geheugen
- adolescentie
- episodisch geheugenprestaties van toeniers 11-12 jaar vergelijkbaar met kinderen, beide groepen beduidend slechter dan jongvolwassenheid
–> nieuwe strategieën tijdens de adolescentie - het ontwikkelen en verfijnen van geavanceerdere leer- en geheugenstrategieën is zeer belangrijk voor leren op school
- bewuster gebruik van strategieën dan jongere kinderen
- selectiever gebruik van strategieën, alleen op relevant materiaal
Episodisch geheugen
- Volwassenen
- relatief stabiel tijdends midden volwassenheid
- afname op oudere leeftijd
- de hoeveelheid afname hangt af van de aard van de taak en de testmethode
–> type herinnering en instructie
Associatie deficit hypothese
- leeftijdsverschillen in herkennen van gepaarde informatie (gezicht-naam of object-locatie)
- het herkennen van bekende gezichten en namen wordt niet beïnvloed door de leeftijd (intact item recgnition)
- dit geldt echter alleen vij intentional encoding instruction
Encoding instruction
episodisch geheugen
Geheugenontwikkeling
- veranderingen in basiscapaciteiten: werkgeheugenruimte voor het manipuleren en verwerken van informatie
- verandering in geheugenstrategieën: effectieve methode voor het opslaan en ophalen van informatie
- kennis van het geheugen: meta-cognitie resulteert in het selecteren van geschikte leerstrategieën
- kennis van de wereld: te leren informatie bekender –> gemakkelijker te leren en te onthouden
Verandering in basiscapacteiten
- kindertijd
- niet veel verandering in zintuigelijk geheugen (sensory registry) en opslagcapaciteit van het LTG
- encoderen verbetert naarmate de prefrontale cortex en mediale temporale kwabben rijpen
- rijping van hippocampus + andere delen van de hersenen
- snelheid van mentale processen verbetert –> maakt het mogelijk om meer mentale operaties tegelijk uit te voeren in het WG
Verandering in basiscapaciteiten
- Oudere leeftijd
- afname van zintuigelijke vermogend –> belastend voor informatieverwerking
- niet veel verandering in het kortetermijngeheugen, maar afname van het werkgeheugen
- inhibition deficit
- tragere werking van het zenuwstelsel –> afname in speed of processing
Verandering in geheugenstrategieën
- Kindertijd
- meer strategiegebruik wanneer het doel persoonlijk relevant is en indien geïnstrueerd om te onthouden
- geleidelijke ontwikkeling: herhaling, organisatie en elaboratie
- jongere kinderen (< 4 jaar): perseveration errors –> vasthouden aan oude strategie
- ondanks kennis over strategieën, weinig spontaan gebruik
Verandering in geheugenstrategieën
- oudere leeftijd
- veel oudere volwassenen gebruiken niet spontaan strategieën
- wanneer ze worden gevraagd om een strategie te gebruiken, vertonen oudere volwassenen verbeterde geheugenprestaties (groter effect voor personen met een hoog intelligentieniveau)
- positief effect van strategietraining
Kennis van geheugen
- Kindertijd
- metacognitief beuwstzijn al beetje aanwezig op jonge leeftijd, significante verbeteringen gedurende de kindertijd
- hoger bewustzijn = beter geheugen
- maar, geen garantie voor goed kunnen onthouden –> ze moeten gemotiveerd zijn om de juiste strategie te gebruiken
- ontwikkeling gaat door in de adolescentie: 80% monitort, slechts 50-60% plant moeilijke taken
Kennis van geheugen
- Oudere leeftijd
- metacognitieve kennis behouden
- instaat om hun geheugen te monitoren, maar soms verkeerde schattingen van de nauwkeurigheid
- negatieve overtuigingen over hun geheugenvaardigheden –> leeftijd stereotypen
Kennis van de wereld
- Kindertijd
- volwassenene presteren beter op geheugentests. Maar, is waarschijnlijk andersom als kinderen meer expertise hadden gehad dan volwassenen.
–> maar, studies laten zien: als er gecontroleerd wordt door bekendheid en testmateriaal (expertise)–> oudere kinderen en jongvolwassenen presteren nog steeds beter dan jongere kinderen
–> geheugenverbeteringen neit alleen toe te schrijven aan grotere kennis en expertise
Kennis van de wereld
- Oudere leeftijd
- minstens evenveel kennis als jongvolwassenen (+ verdere verbeteringen)
–> kennis is geen bron van geheugenproblemen, in plaats daarvan helpt kennis juist om te compenseren voor verlies in efficiëntie met infomratieverwerking
Contextuele factoren bij veroudering
- Biologische en genetische factoren + omgevings- en situationele factoren
1. kenmerken van de persoon
2. kenmerken van de taak of situatie
3. kenmerken van de bredere omgeving, inclusief culturele context - cohortverschillen in opleiding en IQ, evenals gezondheid en levensstijl
- SOC theorie: in vertrouwde contexten (thuis) vaak goede prestaties, maar niet in het laboratorium
- prospectief geheugen: geheugen voor intenties
Cognitief functioneren bij ouderen
Hoog functionerend bij:
- routines en gewoonten
- ondersteuning van externe cues
- beschikbaarheid van eerdere kennis
- duidelijke structuur
Er kunnen problemen optreden bij
- nieuwe situaties
- tijddruk
- meerdere doelen tegelijk
- moe of afgeleid
- als zintuigen of lichaam al veel vragen
Interindividuele verschillen (variabiliteit)
- midlife cognitie
- naast gemiddelde leeftijdsgrend - belangrijke variaties binnen leeftijdsgroepen
- volwassenen van middelbare leeftijd vallen gemiddeld tussen de jongeren en ouderen
- grote individuele verschillen binnen leeftijdsgroepen; overlap tussen de verdelingen
Intacte cognitieve vaardigheden zijn nodig om dagelijkse activiteiten uit te voeren!
Leeftijdsgebonden variabiliteit
- genetica
- geslacht
- onderwijs
- beroep
- sociaal-economische status
- voeding
- lichaamsbeweging
- mentale activiteiten
- toegang tot gezondheidszorg
- persoonlijkheid
- intelligentie
- sociaal netwerk
- risicofactoren: hypertensie, overgewicht, roken en alcohol
Bescherming en veerkracht: een multisysteembenadering
- Cognitie
- gezondheid en welzijn op latere leeftijd: risicofactoren en beschermende factoren
MIDUS studie: - lage SES + lage opleiding = laag episodisch geheugen en minder geneigd om stimulerende cognitieve activiteiten te doen
- veel cognitie activiteit bij mensen met een lage SES en een lage opleiding = geheugen is vergelijkbaar met gehugen van mensen met een hoge opleiding
- plasticiteit op neuraal en gedragsmatig niveau
Risicofactoren
roken, slechte voeding, obesitas, eenzaamheid etc.
beschermde factoren
betrokken levensstijl, lichaamsbeweging, sociale steun, positieve overtuigingen, gevoel van controle
MIDUS: adaptieve factoren en biologische veroudering
- gecombineerde effecten van meerdere factoren hadden een beschermende rol voor de gezondheid (goede emotieregulatie, sterke sociale connecties, positief gezondheidsgedrag: slaap en lischaamsbeweging) voorspelden LTL
- Telomeren: biologische markers van cellulaire veroudering en stress; verkorten met verouderen
Cognitie en midlife vanuit een levensloopperspectief
- grote interindividuele variaties in ervaringen en invloeden (context-dependent)
- ontwikkeling van individuen: rekening houden emt meerdere contexten, tijd, en relaties tot anderen
- hollistische, contextuele levenloopbenadering: cultuur, historische periode, biologie, sociale factoren, omgeving, genetica en psychologische factoren
Cognitieve plasticiteit
- Strategy-based interventies en processpecifieke interventies
Strategy based interventies
- geheugen vaardigheden: rehearsal, organization, visual imagery
- mnemonische technieken: methode van Loci, Peg-Word Mnemonic