Boek Flashcards

1
Q

3 soorten development

A
  1. fysieke ontwikkeling
  2. cognitieve ontwikkeling
  3. psychosociale ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil age grades en age norms

A

age norms zijn doelen volgens de sociale klok, age grades zijn groepen van leeftijd met een bepaalde kennen en kunnen (bijv. groepen op de basisschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 doelen van ontwikkelingspsychologie

A
  • beschrijven
  • voorspellen
  • verklaren
  • optimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Thema’s in ontwikkelingsspychologie

A
  1. levenslang
  2. multidirectioneel
  3. gains en losses
  4. plastisch
  5. historische culturele context
  6. context beïnvloed
  7. multidisciplinair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Freud
- id, ego, superego

A

id = bij de geboorte, impulsief, irrationeel en zelfzuchtige deel dat instincten wil voldoen
eg = tijdens kindertijd, ationele deel dat realistische manier voor voldoening zoekt
superego = tussen 3 en 6 jaar, morele standaarden die gedrag onder controle houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Freuds psychoseksuele theorie

A
  • orale fase: 0-1 met je mond onderzoeken
  • anale fase: 1-3 zindelijkheid
  • fallische fase: 3-6 identificatie met zelde geslacht ouder/ obsessie andere geslacht ouder
  • latentiefase: 6-12 vooral op school en vrienden gefocust
  • genitale fase: 12+ seksuele interesses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten leren

A
  • klassieke conditioneren - watson
  • operante conditioneren - skinner
  • observationeel leren - bandura
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diathese-stress model

A

hoge risico genen (diathese = kwetsbaarheid) in combinatie met hoge risico omgeving (stress)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschillen in genen-omgeving

A
  • interactie: omgeving heeft verschillende invloeden op verschillende genen –> bijv depressie genen (nature en nurture beinvloeden elkaar)
  • correlaties: passief, evocatief en actief –> bijv. socialiteit (nature beinvloed nurture)
  • epigenetica: omgeving heeft invloed via de genen –> bijv. mishandeling invloed op opgroeien (nurture beinvloed nature)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Endocrien systeem

A

hormonaal systeem –> geeft hormone af aan bloed
- hypothalamus
- pituitary/ hypofyse
- thyroid/ schildklier
- adrenaline klieren (bijnieren)
- pancreas/ alvleesklier
- eierstokken/teelbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hormoonklieren

A

hypofyse - groeihormonen en hormoonactivatie
schildklier - thyroxine (breingroei en regulatie)
teelbal - testosteron
eierstok - estrogeen en progesteron
bijnier - adrenal androgenen (spieren/botten en seksuele motivatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hiërarchisch systeem hormonen

A
  1. hypothalamus geeft releasing hormoon af aan de hypofyse
  2. Anterieur gedeelte van de hypofyse produceert het hormoon en geeft het af aan het bloed
  3. Hormaan gaat via bloed naar de bijnieren die het hormoon afgeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

orthogenetische ontwikkeling

A

Van ongedifferentieerd naar gedifferentieerd
–> hoort bij cephalocaudaal en proximodistaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reflexen

A

Ademen, knipperen en pupilreflex zijn blijvend
rooting (wang draaien naar aanraking) en sucking reflex gaan weg in eerste jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Assimilatie

A

Oude schema’s bij nieuwe gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Accomodatie

A

Oude schema’s aanpassen voor nieuwe gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Equilibrium

A

Balans tussen assimilatie en accomodatie –> bij disbalans werkt assimilatie niet en is er nog geen accomodatie gebeurt –> na toepassen van beide komt er een goede balans

18
Q

Problemen bij Piaget

A
  • onderschatten kinderen
  • fout claimen dat brede stadia bestaan
  • kan ontwikkeling niet uitleggen
  • weinig aandacht voor sociale invloeden op cognitie
19
Q

Ontwikkeling geheugen

A
  1. verandering in basiscapaciteiten –> betere ontwikkeling
  2. verandering in geheugen strategieën –> betere manieren om te onthouden
  3. meer kennis van geheugen –> bijv. hoelang ze moeten leren voor ze iets onthouden
  4. meer kennis van de wereld –> maakt leren makkelijker
20
Q

Geheugen zonder strategieën
- problemen

A
  • mediation deficiency –> hebben niks aan strategieën
  • production deficiency –> kunnen strategie gebruiken, maar niet zelf bedenken
  • utilization deficiency –> bedenken een strategie, die niet van toepassing is
21
Q

Metageheugen en metacognitie

A

Metageheugen: kennis van geheugen en proces monitoren en reguleren
metacognitie: kennis van menselijk brein en cognitieve processen

22
Q

Redenen voor childhood amnesia

A
  1. ruimte in werkgeheugen
  2. geen taal
  3. level van socioculturele support
  4. zelf gevoel (sense of self)
  5. verbatim vs gist storage
  6. neurogenese
23
Q

Bayley Scale of Infant Development

A
  • motor schaal
  • cognitieve schaal
  • taal schaal
24
Q

Primaire emoties

A
  • contentment - joy
  • interest - surprise
  • distress - sadness/disgust en anger/fear
25
Q

emotional display rules

A

culturele regels over welke emoties wanneer wel en wanneer niet geuit moeten worden

26
Q

Praten over mentale staat

A
  1. betere taalontwikkeling
  2. mind-mindedness: praten over mentale staat met ouders
  3. interacties met broers/zussen en vrienden
  4. culturele verschillen
27
Q

Kohlberg’s moraliteit

A

Pre conventioneel: straf/gehoorzaamheid en kosten/baten
conventioneel: sociale verwachting en sociale systeem/geweten
Post conventioneel: sociaal contract/ individuele rechten en universeel principe

28
Q

Kohlberg straf en gehoorzaamheid

A

gehoorzaamheid en strafvermijding

29
Q

Kohlberg kosten en baten

A

gericht op eigen belang –> ‘Heinz’ vrouw zal meer van hem houden’

30
Q

Kohlberg sociale verwachtingen

A

goede interpersoonlijke relaties –> goede echtgenoot

31
Q

Kohlberg sociaal systeem en geweten

A

handhaving van de sociale orde –> stelen zet een slecht voorbeeld

32
Q

Kohlberg sociaal contract en individuele rechten

A

rechten behoren aan de apotheker

33
Q

Kohlberg universele principes

A

mensenleven is meer waard

34
Q

Hostile attribution bias

A

Tieners zien de wereld als een vijandige plek, en nemen meteen aan dat dingen hun opzettelijk overkomen in plaats van perongeluk –> leidt tot antisociaal gedrag

35
Q

Coercive family environments

A

Familieleden zitten vast in een machtsstruggle, waarbij iedereen de macht probeert te krijgen

36
Q

Datingfases door de volwassenheid heen

A
  1. vroege volwassenheid: initiation fase
  2. mid volwassenheid: status fase
  3. late volwassenheid: affectie fase
  4. emerging adulthood: bonding fase
37
Q

identiteitsstatussen van Marcia

A
  1. foreclosure status
  2. moratorium status
  3. achievement status
  4. diffusion status
38
Q

Foreclosure status

A

gecommit aan identiteit zonder de opties te hebben onderzocht

39
Q

Moratorium status

A

Opties aan het verkennen in een poging een identiteit te vestigen, maar nog niet gecommit

40
Q

Achievement status

A

Status voor degenedie die na verkenning van opties is gecommit

41
Q

Diffusion status

A

Opties zijn nog niet verkend en er is nog niet gecommiteerd aan een identiteit