Emotionele ontwikkeling Flashcards

1
Q

Emoties

A

Een gevoelsstoestand die relatief kort en sterk is en veroorzaakt is door een specifieke gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stemming

A

Een gevoelstoestand die relatief lang duurt en minder intens is, en neit noodzakelijk veroorzaakt wordt door een specifieke gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Affect

A

Verzamelterm, zegt niets over de duur of inhoud –> kan zowel positief als negatief zijn, lang of kort, emotie of stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Subjectief welbevinden

A

Cognitieve en affectieve evaluaties van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Levenskwaliteit

A

Heeft ook een objectief component (levensomstandigheden, lichamelijke gezondheid, inkomen, werk etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zuigelingen eerste emotie

A
  • emoties zijn waarneembaar in de eerste levensdagen –> gezichtsuitdrukkingen
  • biologische basis, maar ook omgevingsinvloeden (emoties spiegelen en socialicatie van emoties)
  • rond 9 maanden: social referencing
  • emotionele communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Socialisatie van emoties

A

Baby’s worden getraind om vaker blije gezichten te tonen dan chagrijnige of verdrietige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Social referencing

A

Imitatie van de emoties van de ouders; referentiekader voor hoe zich te gedragen in nieuwe situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Emotionele communicatie

A

Baby’s en jonge kinderen leren emoties te begrijpen en ze op gepaste wijze te uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emotie regulatie baby

A
  • baby’s reguleren hun emoties vanaf het begin
  • enekel eenvoudige strategieën (liedjes zingen en wiegen etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emotie regulatie 1 jaar

A
  • Kunnen zich verwijderen van nare gebeurtenissen
  • actief troost zoeken bij verzorgers als ze van streek zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emotie regulatie 18-24 maanden

A
  • proberen controle te krijgen over wat hen van streek maakt
  • kan met frustraties omgaan, vaak door zichzelf af te leiden
  • kunnen hun wenkbrouw fronsen of hun lippen samenknijpen om hun woede of verdriet te onderdrukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Emotie regulatie 2 jaar
- symbolisch denken en taal

A
  • cognitieve regulatie van verdriet
  • dus eerst vooral motorische strategieën, nu ook cognitieve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emotie regulatie 3-4 jaar
- ontwikkelen van prefrontale cortex

A
  • verbeteringen in emotieregulatie, betere coping negatieve emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Emoties in de vroege kinderjaren

A
  • kleuterschool en schoolgaande leeftijd, verbetring van emotionele competentie: duidelijke emotionele expressie, meer begrip van emotie en betere emotieregulatievaardigheden
    –> emotionele competentie voorspeller van sociale competentie
  • aanleren van regels coor emotioneel gedrag (emotional display rules
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Culturele verschillen emoties vroege kinderjaren

A
  • individualistische culturen: aanmoedigen van open expressie van emotie
  • collectivistische culturen: onderdrukking van zelfgerichte emoties, aanmoedigen van expressie van op andere gerichte emoties
17
Q

Emotional display rules

A

Kloof tussen innelijke emoties en geuite emoties wordt groter
- vereist begrip van emoties en regels voor emotionele uitingen + vaardigheden voor zelfbeheersing

18
Q

Emoties in midden en late kindertijd

A
  • verbeterd emotioneel begrip
  • verbeterd vermogen om negatieve emotionele reacties te onderdrukken of te verbergen
  • gebruik van zelf geïnitieerde strategieën om gevoelens ergens anders op te richten
  • meer rekening houden met gebeurtenissen die tot emotioneel reacties leiden
  • ontwikkeling van een vermogen tot het ervaren van oprechte empathie, echt begrijpen hoe een ander zich voelt
19
Q

Experience Sampling Method (ESM)

A
  • meet de minuut-tot-minuut ups en downs van het emotionele leven
  • herhaalde metingen van verschillende variabele (state level: cognities, emoties en gedrag)
  • na gebeurtenissen, op vaste tijden en op willekeurige tijden
  • daily diary
20
Q

Daily diary emoties

A

Alleen een vragenlijst aan het einde van de dag, over de gehele dag

21
Q

Emotie stereotype adolescenten

A
  • juist: meer extreme schommelingen, snellere fluctuaties en emtoioneel intenser dan volwassenen
  • onjuist: negatieve stemming/emotioneel verstoor en irrationele/bizarre schommelingen (er is altijd een rede)
22
Q

Emotieregulatie adolescenten

A
  • ineffectieve emotieregulatie: moeilijkheden op school, lager niveau van morele ontwikkeling, niet adequaat kunnen omgaan met stress en moeilijkheden in relaties
    –> executieve functies nog niet volledig ontwikkeld
    –> moeite met eigen emoties adequaat te uiten
    –> andere emotieregulatiedoelen dan volwassenen
    –> maar ook meer depressieve symptomen dan bij kinderen
23
Q

Depressie en zelfmoord bij adolescenten

A
  • adolescenten zijn over het algmeen opgewekt en vol vertrouwen over hun toekomst (4/10 flourisch; 6% is demoraliseerd)
  • 1/6 scholieren overweegt zelfmoord
    -1/12 doet een poging –> 18 per 100.000 succesvol
  • depressiecijfers stijgen, vooral onder meisjes
24
Q

Emotionele keuzes

A

Gedragsmatige ontdekking: verzamelen van informatie ter voorbereiding op de toekomst
- verbreden horizon
- kennis verwerven
- nieuwe mensen ontmoeten
- risico’s nemen

25
Q

Emoties op volwassen leeftijd

A
  • ontwikkelingsveranderingen gaan door tijdens de volwassenheid
  • inspanningen om een levensstijl te creëeren die emotioneel voldoening geeft, en voorspelbaar en beheersbaar
    –> middelpunt van je leven neemt groeien af en dalen toe
26
Q

Welbevinden gedurende de levensloop

A
  • algemeen welzijn neemt af van adolescentie tot midelbare leeftijd, en neemt dan weer toe
  • nadruk op gemiddelde leeftijdsverchillen = midlife niet erg gunstig
27
Q

Uitdagingen op oudere leeftijd

A
  • Afnemende gezondheid en geheugen
  • Laatste kansen
  • Confrontatie met eigen sterfelijkheid
  • Verlies van dierbaren
  • Verlies van onafhankelijkheid
  • Verlies van doelen en eenzaamheid
  • Financiële tegenslagen
28
Q

Emoties op oudere leeftijd

A
  • Emotionele ervaringen en expressie: geen veranderingen met de tijd
  • emotioneel leven evenwichtiger, minder pieken en dalen
  • emotieregulatie beter dan jongere volwassenen (meer positief en minder negatief)
  • hoogtepunt van emotionele leven is 7e decennium
  • goede verhouding tussen positieve en negatieve emotionele ervaringen voorspelde een overleving over een periode van 13 jaar
  • welzijnsparadox
29
Q

Welzijnsparadox

A

Algemeen welzijn neemt af van adolescentie tot middelbare leeftijd, en neemt dan weer toe
- oudere hebben minder negatieve emoties

30
Q

Positiviteitsbias

A

een vorm van selectieve aandacht (= relatief meer aandacht voor, en beter geheugen voor, positieve informatie dan negatieve informatie)
- oudere volwassenen kunnen negatieve emtoies waarnemen en ervaren - maar ze hebben controle over de hoeveelheid tijd die ze besteden aan het focussen op negatieve emoties
- twee belangrijke hersengebieden: amygdala en ventrolmediale gebied van prefrontale cortex
- oudere herkennen negatieve emoties minder goed dan volwassenen

31
Q

Sociaal-emotionele selectiviteitstheorie (SST)

A

Motivationele prioriteiten verschuiven gedurende de levensloop als een functie van de veranderende tijdshorizon
- meer emotionele regulatie
- minder emtionele information search

32
Q

Emotionele keuzen op oudere leeftijd

A

De tijdshorizon wordt korter - doelen veranderen: focus op doelen die gerealiseerd worden tijdens het nastreven van het doel zelf: betekenis, voldoening
doeln: leef in he tmomen, duidelijk weten/zien wat belangrijk is, investeer in zekere dingen, relaties verdiepen en genieten van het leven

33
Q

Conflict vermijdend gedrag

A

Mogelijke reactie in conflictsituatie: engagement vs. disengagement
- oudere verkiezen disengagement (negeren of vermijden)

34
Q

Emotieregulatiestrategieën en selectieve verkleiningen van sociale netwerken

A
  • grootte van inner cirkel blijft gelijk
  • relaties met mensen van buiten die cirkel die voor negativiteit zorgen laten vallen
  • emotioneel welzijn gaat omhoog als netwerken worden vernauwd
35
Q

Beter regulatie van negatieve emoties

A

Oudere volwassen kunnen sneller uit negatieve emotionele toestanden komen, zijn minder emotioneel reactief op stressoren, gebruiken minder destructieve strategieën om conflicten op te lossen en vinden negatieve interpersoonlijke situaties minder stressvol