Familie, straf en misleiding, veerkracht Flashcards

1
Q

Bronfembrenner: ecologisch model

A

De theorie onderscheidt individu en 5 systemen
- microsysteem
- mesosysteem
- ecosysteem
- macrosysteem
- chronosysteem
Ontwikkeling weerpiegelt invloed van systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ouderschap

A
  • Goed ouderschap kost tijd en moeite
  • niet alleen de hoeveelheid tijd die met kinderen wordt doorgebracht is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen - de kwaliteit van het ouderschap is ook heel belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opvoedingsstijlen

A

Autoritatief: veel warmte en veel controle
Autoritair: weinig warmte en veel controle
Permissief: veel warmte en weinig controle
Verwaarlozend: weinig warmte en weinig controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autoritatieve opvoeding

A
  • Gezonde gezinnen zijn veeleisend en responsief
  • Baumrind en vele anderen ontdekte dat kinderen met autoritieve ouders academisch succesvoller waren, zich beter konden aanpassen en vriendelijke waren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Statisch vs. dynamisch
- opvoeding (kritiek)

A

Ouderschap is minder statisch, bidirectioneler en meer kindgestuurd dan Baumrind veronderstelde
- opvoedingsstijlen kunnen verschillen van kind tot kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opvoeding bij chronisch zieke kinderen

A

Minder warmte en meer controle (autoritair)
- meer autoritait, meer verwaarlozend, minder autoritatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Culturele verschillen in opvoeding

A
  • Baumrind’s prespectief: westerse middenklasse perspectief
  • individualistische culturen benadrukken autonomie, zelfredzaamehid/eigenbelang
  • collectivistische culturen benadrukken onderlinge afhaneklijkheid en behoefte van anderen
  • culturele verschillen in opvoeding in Nederland (studie_
    –> Turkse moeders zijn minder steunend en autoitatief dan nederlandse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoren die opvoedingsstijlen beïnvloeden

A
  • genen
  • opvoeding van ouders
  • sociaaleconomische omstandigheden en onderwijs
  • omgeving
  • cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Helikopter ouders

A

Mate van controle en ondersteuning die qua ontwikkeling ongepast is voor adolescenten en jongvolwassenen
- micromanagen van leven van kind
- meestal autoritatieve ouders, soms autoritair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effecten van helikopterouders

A
  • negatief zelfbeeld
  • vaker gebruik van medicatie tegen angst of depressie
  • hogere narcisisme
  • slechtere coping vaardigheden
  • lagere zelf-gerapporteerde autonomie en competentie
  • meer depressieve symtpomen
  • lagere levenstevredenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effect van nieuwe broers en zussen

A
  • de reactie van jonge kindern op een nieuw broertj of zusje: moeders besteden doorgaans minder aandacht aan eerstgeborenen na de komt van de nieuwe baby
    –> eerstgeborenen kan veeleisender worden, afhankelijker en aanhankelijker en kan problemen ontwikkelen met slapen, eten en toiletgang, zlefs onveilige hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rivaliteit tussen broers en zussen

A
  • vriendelijker en minder conflictueuze relaties tussen broers en zussen als vaders en moeders goed met elkaar kunnen opschieten en warm en gevoelig reageren op alle kinderen
  • kinderen aanvaarder dat verschillen in behandeling eerlijk kunnn zijn als ze gebaseerd zijn op verschillen in leeftijd en competenties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Emotionele steun broers en zussen

A

Broers en zussen nemen elkaar in vertrouwen, vaak meer dan hun ouders, beschermen en troosten elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verzorging broers en zussen

A

Broers en zussen babysitten en zorgen voor jonge kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leren broers en zussen

A

Broers en zussen voelen een speciale verantwoordelijkheid om de ander te begeleiden en dingen te leren, en jongere broers en zussen zoeken actief hun begeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sociale ontwikkeling broers en zussen

A

In interacties met broers en zussen, vooral tijdens ruzies, leren kinderen heo ze het perspectief van andere kunnen innemen, andermans gedachten kunnen lezen, gevoelens kunnen uiten, kunnen onderhandelen en conflicten kunnen oplossen –> kan positieve effecten hebben opde sociaal cognitieve vaardigheden en de sociale competentie

17
Q

Homoseksuele gezinnen

A
  • Relaties meestan agelitair, verdeling van verantwoordelijkheden, taakverdeling op basis van talenten/vaardigheden of het niet erg vinden om een bepaalde taak te doen
    Ouderchap: twee betrokken ouders, biologische ouder vaak leidende rol
18
Q

Effecten van homoseksuele gezinnen op kindontwikkeling

A
  • Lesbische moeders slaan hun kinderen minder, houden zich meer bezig met fantasierijk en huiselijk spel. Verder vergelijkbaar met heteroseksuele moeders
  • kinderen hebben betere ontwikkeling dan kinderen die bij een alleenstaande moeder wonen; niet anders dan kinderen die in twee heterseksueel gezin wonen
  • seksuele geaardheid van kinderen vergelijkbaar verdeeld als bij kinderen van heteroseksuele ouders, maar flexibeler in het denken over identiteitskwesties
    –> effectief ouderschap minstens even waarschijnlijk als bij heteroseksuele ouders
19
Q

Gevolgen van echtscheiding

A

Kindern met gescheiden ouders hebben gemiddeld meer kans op
- academische problemen
- externaliserende problemen(drugs gebruik)
- internaliserende problemen (laag zelfbeeld)
- minder sociaal verantwoordelijk, minder competente intieme relaties, op jongere leeftijd seksueel actief, gaat om met antisociale leeftijdsgenoten, als jongvolwassenen minder veilig gehecht
–> meerderheid van de kinderen (75%) heeft geen significante aanpasingsproblemen: veel kinderen doen het goed op school en hebben geen psychische problemen

20
Q

Moeten ouders bij elkaar blijven?

A
  • conflicten in niet-gewscheiden gezinnen geassocieerd met emotionele problemen bij kinderen
  • een ongelukkig, conflictueus huwelijk kan het welzijn van kinderen beschadigen: echtscheiding kan voordelig zijn of behoud van ongelukkig huwelijk kan voordelig zijn
21
Q

Voorkomen van negatieve effecten van echtscheiding

A
  • Adequaat financiële steun
  • goed ouderschap door de ouder die de voogdij heeft
  • goed ouderschap door de niet-inwonende ouder
  • weinig conflicten tussen ouders
  • extra sociale steun
  • minimale veranderingen op andere vlakken
  • persoonlijke middelen en interventieprogramma’s
22
Q

Samengestelde gezinnen

A
  • Stiefvade/ stiefmoeder/ stiefbroers en zussen
  • met de tijd passen kinderen zich aan in een eenvoudig stiefgezin (alleen vader of moeder)’
  • 75% van de adolescenten in reeds lang bestaande stiefgezinnen beschreef de relatie met stiefouders als hecht of zeer hecht
  • functioneren beter in vergelijking tot kinderen in conflictueuze, niet-gescheiden gezinnen en kinderen in complexe stiefgezinnen (met stiefbroers en zussen)
23
Q

Fysieke straffen

A
  • corrigerende tik
  • gebruik van fysieke straffen is legaal in elke staat van Amerika –> 26% slaat kinderen vaak, 67% schreeuwt vaak, 80% slaat wel eens
  • fysieke straffen zijn in 41 landen bij wet verboden
24
Q

Lange termijn effecten van lijfstraffen

A
  • meer agressie later in de kindertijd en adolescentie
  • geestelijke gezondheidsproblemen zoals angst, depressie en drugsmisbruik
  • slechter intellectueel en moreel functioneren
  • Fysieke bestraffing kan leiden tot kindermishandeling
25
Q

Alternatieve vormen van disciplineren

A
  • Positief ouderschap
  • praten over gedrag
  • psychologische controle
  • time-out
26
Q

Soorten kindermishandeling

A
  • fysieke mishandeling
  • verwaarlozing
  • seksueel misbruik
  • emotioneel misbruik
    –> soorten kunnen afzonderlijk worden aangetroffen, maar komen vaak in combinatie voor
27
Q

Kinderverwaarlozing

A

Meest voorkomende vorm van mishandeling

28
Q

Emotionele mishandeling

A

Bijna altijd aanwezig wanneer andere vormen van mishandeling aanwezig zijn

29
Q

Risicofactoren voor kindermishandeling

A
  • ouders met psychopathologische problemen
  • Stress
  • persoonlijke ervaring met kindermishandeling –> intergenerationele overdracht
  • kwetsbaarheid van kinderen
30
Q

Gevolgen van kindermishandeling

A
  • problemen met emotieregulatie
  • hechtingsproblemen
  • lagere sociale competentie
  • lager gevoel van eigenwaarde
  • lagere schoolprestaties
  • PTSS
  • internaliserende problemen
  • externaliserende problemen
  • suïcidale gedachten en pogingen
  • verhoogd risico op medische problematiek
  • structurele verandeingen in hersenen van mishandelde kinderen
  • het moment van mishandleing speelt ook een rol –> hersenontwikkeling en duur
31
Q

Veronderstelling van veerkracht

A

Slechte gezinsomgeving veroorzaakt minder goede ontwikkeling, effecten ook in volwassenheid zichtbaar

32
Q

Veerkracht

A

Dynamisch ontwikkelingsproces waarbij een positieve aanpassing plaatsvindt, ondanks traumatische gebeurtenissen of ernstige tegenslagen

33
Q

Karakteristieken van het kind
- veerkracht

A
  • getalenteerd/ hebben van creatieve uitlaatkleppen, activiteiten waar ze zich op kunnen richten
  • beschikken over goede sociale en intellectuele vaardigheden, zelfregulatie
  • optimistisch wereldbeeld, interne locus van controle, slef-efficacy
  • geloof/gevoel van betekenis van leven
  • genen
34
Q

Karakteristieken van de omgeving
- veerkracht

A
  • een gezinsleven met structuur en steun is voordelig
  • genen in combinatie met omgeving
  • leeftijdsgenoten