Ontwikkeling van het zelf en de persoonlijkheid Flashcards

1
Q

Temperament

A

Aangeboren typische gedragsneigingen van hoe een individu met de wereld omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Continuïteit in de kindertijd

A
  • Moeilijk temperament bij baby’s voorspelt moeilijk temeperament in de kindertijd
  • hoger risico op gedragsproblemen (woede aanvallen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geen continuïteit in de volwassenheid

A
  • aanpassing op volwassen leeftijd is neit gerelateerd aan temperament als baby
  • sommige dimensies van temperament zijn gerelateerd aan later Big Five persoonlijkheidstrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Individuele verschillen in ontwikkeling

A
  • Makkelijke kinderen kunne ook gedragsproblemen ontwikkelen
  • Moeilijke kinderen ontwikkelen niet altijd gedragsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Makkelijke baby’s

A

Vaak blij, gemakkelijk getroost, regelmatig eet- en slaappatroon
- 40%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Traag opwarmende baby’s

A

Hebben tijd nodig om ‘op te warmen’ en zich aan nieuwe situaties aan te passen
- 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moeilijke baby’s

A

Reageren vaak geagiteerd, hebben moeite zich aan nieuwe situaties en mensen aan te passen
- 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Surgency/ extraversie temperament

A

Actief, zelfverzekerd, energiek, benadert nieuwe situaties emotioneel positief
–> haalt plezier uit interacies, lacht veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Effortful control temperament

A

Eigen aadacht en gedrag op een vrijwillige manier reguleren: aandacht richten en verplaatsen, gedrag inhiberen indien nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Negatieve affectiviteit temperament

A

Verdrietig, angstig, makkelijk gefrusteerd, snel geïrriteerd, moeilijk troostbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Temperament meten

A
  • creëeren situaties die angst, woede en vreugde uitlokken
  • observeer hoe peuters zich gedragen
  • angst-opwekkend: beangstigend speelgoed
  • woede-opwekkend: frustrerende situatie
  • uitbundigheid-opwekkende conditie: vermaak kind met poppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verlegen temperament

A
  • positief: vroege tekenen van beuwstizjn; geen problemen met discipline
  • negatief: verlegenheid, angstigheid kan aanhouden tot op volwassen leeftijd, waardoor sociale ontmoetinen ongemakkelijk worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verlegen temperament: latere ontwikkeling

A
  • sterke focus op dreigende stimuli
  • risico op internaliserende problemen
  • maar: angst en remming nemen gewoonlijk af met de leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Exuberant (uitbundig) temperament

A

Blij, ongeremd, onbevrees in nieuwe situaties en met nieuwe mensen
- vreugdevol; onberees; extravert; avontuurlijk
- mogelijk problemen met de ontwikkeling van eht bewustzijn; een hoger risico op latere gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Goodness of fit / persoon-omgeving fit

A
  • opvoedingsstijl/omgeving is aangepast aan het temperament van het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ouderlijk advies uitbundig temperament

A
  • geen gebruik van ‘machtsvertoon’
  • sensitief positief ouderschap en liefde
  • rustig redeneren als kind zeurt
  • time-outs voor opstandig gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Autonomie vs. schaamte

A
  • primaire taak/conflict van peuters (1.5-3 jaar): verwerven van autonomie vs schaamte
  • kind leert zelf meer te doen
  • grenzen zoeken/overschrijfen hoort daarbij –> terrible two
  • 1 op 3 ouders bestempelt zijn kind als een kind met gedragsproblemen
  • emotionele ontwikkeling: 1; vreugde, angst en woede en 2; meer complexe, uniek menselijke emoties (trots en schaamte)
  • zelfbewuste emoties en gedragsregulatie
  • belangrijk voor socialisatie
18
Q

Individuele verschillen in zelfregulatie

A
  • verschillen in zelfbeheersing bij peuters hebben genetische oorzaak
  • angstig geïnhibeerde kinderen gehoorzamen meer
  • meisjes luisteren beter
19
Q

Marshmallow test

A

Je kunt er nu 1 eten of wachten en er 2 krijgen
- Kinderen die konden wachter hebben betere schoolprestaties en gezondere BMI

20
Q

Persoonlijkheid ontwikkelen

A
  • sommige temperamentdimensies houden verband met Big Five persoonlijkheidskenmerken
    Maar: persoonlijkheid verandert ook als gevolg van opvoeding, culturele druk en levensgebeurtenissen
21
Q

Continuïteit en discontinuïteit

A
  • Consistentie in rangschikking binnen een groep
  • consistentie neemt toe met de leeftijd
22
Q

Persoonlijkheid en aanpassing

A
  • emotionele stabiliteit en conscientiousness zijn gecorreleerd met een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid
  • persoonlijkheid beïnvloedt reactie op en omgang met gebeurtenissen in het leven, met name agreeableness en emotionele stabiliteit
  • persoonlijkheid voorspelt levensduur
23
Q

Volwassenheidsprincipe

A
  • Emotioneel stabieler
  • meer coöperatief en gemakkelijk om mee om te gaan
  • meer gedisciplineerd en verantwoordelijk
24
Q

Zelfbeeld
- kinderjaren

A
  • Baby’s worden geboren zonder zelfbesef, maar ontwikkelen snel een impliciet, zo niet bewust, zelfbesef op basis van waarnemingen van hun lichaam en handelingen
  • het vermogen om onderscheid te maken tussen jezelf en de wereld wordt duidelijker rond de leeftijd van 2 of 3 maanden
  • tweede helft van eerste jaar –> gezamelijke aandacht
  • 18 maand –> zelfherkenning
  • 18-24 maand –> bewustzijn van wie ze zij
25
Zelfherkenning
- Rouge test: markering op het gezicht > voor spiegel > kind raakt zichzelf aan - rond 18 maanden kunnen kinderen dit - hangt af van ervaring met reflecterende oppervlakken
26
Zelf concept
- Zelfbeeld gevormd uit de ervaringen bijbehorende emoties - op kleuterleeftijd: concreet en fysiek - psychologische kenmerken en innerlijke kwaliteiten in globale termen
27
Zelfbeld ontwikkelt zich van kindertijd tot adolescentie en wordt...
... minder fysiek en meer psychologisch (ik heb blauwe ogen vs ik ben eenzaam) ... minder concteet en meer abstract (ik hou van sport vs ik ben een eerlijk persoon) ... meer gedefinieerd (verschillende ikken in verschillende sociale contexten) ... meer geïntegreerd en coherent (afwijkende zelfpercepties opmerken en integreren) ... meer over gereflecteerd (meer zelfbewust, meer over het zelf nadenken)
28
Identiteit - jongvolwassenheid
Identiteit vs rolverwarring --> vereist integratie van zelfperceptie in een samenhangend zelfbesef - identiteitsvorming - classificatie in een van de vier identiteit statussen op basis van de ontwikkeling in de volgende domeinen
29
Identity achievement
- psychologisch welzijn - eigenwaarde - complex denken over morele en sociale vraagstukken - acceptatie van en coöperatie met anderen
30
Factoren die van invloed zijn op identiteitsformatie
- cognitieve ontwikkeling - persoonlijkheid - kwaliteit van relatie met ouders (diffusion status, foreclosure status, moratorium + identiy achievement statussen) - mogelijkheden voor ontdekking - culturele en historische context (identity foreclosure)
31
Huidige misopvattingen over midlife en identiteit
- middelbare leeftijd wordt algemeen geassocieerd met verhoogde stress als gevolg van: eisen van meerdere rollen, dinanciële spanning, baanverlies, echtscheiding, leeftijdsdiscriminatie door werkgevers, beperkte mogelijkheden voor hertrouwers, empty nest syndroom en problematische menopauze overgang - meest hardnekkige mythe: midlife crisis
32
Midlife crisis
- evaluatie van wat wel en wat neit is bereikt - gebaseerd op: dromen, wensen en doelstellingen; leidt to desillusie, teleurstelling en dperessie en angst - sterke en gematigde conceptualisatie
33
Sterke conceptualisatie -midlife crisis
- Normatief - verbonden met middelbare leeftijd - anders dan andere transities: emotioneel moeilijk, ontdekken van eigen beperkingen bij het bereiken van persoonlijke doelen, de beperking van het eigen leven
34
Gematigde conceptualisatie - midlife crisis
Overgang, die normatief is voor middelbare leeftijd, maar niet verschilt van andere psychologische aanpassingen
35
Identiteit - oudere leeftijd
Positief zelfbeeld van oudere volwassenen - reduceren van afstand tussen idealen en echte zelf - doelen en standaarden voor zelf-evaluatie aanpassen - negatieve zelf-stereotypen vermijden
36
Eigenwaarde - voor schoolgaande leeftijd
Twee algemene aspecten van eigenwaarde - competentie - persoonlijke en sociale toerijkendheid
37
Eigenwaarde - schoolgaande leeftijd
Eigenwaarde gebaseerd op - schoolprestaties - gedrag - sportprestaties - uiterlijk - peer populariteit
38
Kinderen die neigen naar internaliserende problemen
- laag gevoel van eigenwaarde, overal mislukking in zien - aangeleerde hulpenloosheid: machteloos voelen om hun lot te beïnvloeden - falen omdat ze het niet proberen
39
Kinderen die neigen naar externaliserende problemen
- onrealistisch hoog gevoel van eigenwaarde --> bij falen kunnen zij anderen de schuld geven om een onrealistisch hoog zelfbeeld te behouden - falen door gebrek aan zelfinzicht/negeren van echte problemen
40
Complimenten op zelfwaarde
- weinig aanmoediging en complimenten --> lage eigenwaarde - te veel of loze complimenten --> onrealistisch hoge eigenwaarde - compliemten na hard werk --> realistische eigenwaarde, hogere zelfredzaamheid
41
Ontwikkeling eigenwaarde
- Nauwkeurigheid van zelfevaluaties neemt toe in de loop van de basisschooljaren - jonge kinderen hebben de neiging een opgeblazen beeld van zichzelf te hebben - rond de leeftijd van ongeveer 8 jaar: de meeste kinderen kunnen hun vaardigheden meer realistische evalueren - meisjes en jongens starten school emt ongeveer hetzelfde niveau van eigenwaarde - genderverschillen in eigenwaarde ontstaan in de vroege adolescnetie - ontwikkelen tijdens de schooltijd
42
Culturele verschillen in eigenwaarde
VS: - sterke focus op individueel succes - veel positieve bekrachtiging - motto: als je hard genoeg werkt, kom je er wel Nederland: - Maaiveldcultuur: tall poppy syndroom - motto: doe normaal, dan doe je al gek genoeg - minder/realistische positieve bekrachtiging