taal week 1 thema 2 Flashcards

1
Q

nederig

A

heel bescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zelfbewust

A

met veel zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit de hoogte

A

minachtend je beter voelen dan een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

essentieel

A

heel belangerijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

triviaal

A

heel onbelangerijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het verloop

A

de manier waarop iets gebeurt of verdergaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de talisman

A

een voorwerp dat je geluk brengt en je beschermt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

erven

A

geld of spullen krijgen van iemand die overleden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het motto

A

een korte zin die precies weergeest dat iemand belangerijk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de telescoop

A

een grote verrekijker die hee sterk vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

piekeren

A

lang nadenken over een probleem en daar niet mee kunnen stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de astronoom

A

een wetenschapper die zich bezichhoudt met sterrekunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitermate

A

heel erg bitengewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onthand zijn

A

er last van hebben dat je iets niet hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voor een habbekrats

A

voor heel weinig geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A