taal toets week 123 thema 1 Flashcards
1
Q
gepast
A
zoals het hoort fatsoenlijk
2
Q
ongepast
A
niet netjes onfatsoenlijk
3
Q
de uitvaart
A
begravenis of crematie
4
Q
condoleren
A
het zeggen dat je met iemand meeleeft die iemand dierbaars heeft verlorren
5
Q
gedenken
A
aan iets of iemand denken die gebeurtenis of persoon niet te vergeten
6
Q
plechtigheid
A
een plectige bijeenkomst
7
Q
ter gelegenheid van
A
vanwegen
8
Q
aangedaan
A
ontroerd
9
Q
de aula
A
een grote zaal voor bijeenkomst
10
Q
vanzelfprekent
A
natuurlijk
11
Q
de etiquette
A
de hoe je je hoort te gedragen
12
Q
de weduwnaar
A
de man waarvan de partner is overleden
13
Q
haperen
A
blijven steken
14
Q
met iemand te doen hebben
A
medelijden met iemand hebben
15
Q
iets op prijs stellen
A
blij zijn met iets