Strong Verbs Group IIB: ui-oo-o Flashcards
aan-sluiten
sloot aan
hebben aangesloten
to connect, join, link up
af-sluiten
sloot af
hebben afgesloten
to lock, close, shut off
to conclude
besluiten
besloot
hebben besloten
to end
to conclude
to decide
buigen
boog
hebben gebogen
to bend, bow
druipen
droop
zijn gedropen
to drip
to fail an exam
duiken
dook
zijn gedoken
to dive, plunge, duck
fluiten
floot
hebben gefloten
to whistle (wind, bullet)
in-sluiten
sloot in
hebben ingesloten
to lock in, enclose
to surround
to include, involve
to imply
kruipen
kroop
zijn gekropen
to creep, crawl
to cringe, be servile
onder-duiken
dook onder
zijn ondergedoken
to dive, duck under
to go into hiding
ruiken
rook
hebben geroken
to smell, scent
to sense
schuiven
schoof
zijn geschoven
to push, shove
to slide, slip
sluiten
sloot
hebben gesloten
to shut, close, lock
to make, conclude, contract
spuiten
spoot
zijn gespoten
to spurt, spout, squirt
to spray
uit-sluiten
sloot uit
hebben uitgesloten
to shut out, lock out (workers)
to exclude