stijlfiguren examen juni Flashcards

1
Q

werkwoord dat verzwegen is

A

ellips

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 woorden die naast elkaar staan en elkaar tegenspreken

A

oxymoron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

herhaling van een woord in een zin

A

anafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klanken in woorden die dezelfde zijn

A

assonantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een deel van een woord word geschreven/gezegd terwijl men eigenlijk het hele woord bedoelt

A

metonymie, pars pro toto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een woord die al meer vertelt over het vervolg van de tekst

A

prolepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de zin die begint met een uitroeping

A

exclamatio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een hyperbaton dat over het hele vers is

A

versomarmend hyperbaton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

herhaling van hetzelfde woord, in verschillende naamvallen/verbuigingsvormen

A

polyptoton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

veel voegwoorden

A

polysyndeton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klanknabootsing

A

onomatopee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

meestal zelfstandige naamwoorden, worden gebruikt om één enkel concept of idee uit te drukken

A

hendiadys

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

A B B A -vorm

A

chiasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly