Spoken - Dutch Vocabulary with Example Phrases Flashcards
This deck contains words from spoken language, think of daily conversation and informal words. Only memorise the word. The example phrases are there for context. I do recommend reading the phrases out loud as you study
1
Q
er - But uh those are chemicals.
A
uh - Maar uh dat zijn chemische producten.
2
Q
isnt it; dont I - I have quite a big box dont I?
A
hè - Ik heb best een grote doos hè?
3
Q
you know - Yes no thats not too bad.
A
hoor - Ja nee dat valt mee hoor.
4
Q
oh - Ah well give it a go.
A
ah - Ah toe geef nou.
5
Q
OK - Yes okay and until tonight.I think its OK if he comes along.
A
oké; OK - Ja oké en tot vanavond.Ik vind het OK als hij meekomt.
6
Q
hey - Hey it cant go in that little hole.
A
hé - Hé die kan niet in dat kleine gaatje.
7
Q
you - So you thought that was very good?Youre usually back by nine oclock anyway.
A
gij; ge - Dus gij vondt dat heel goed?Ge zijt meestal toch om negen uur al terug.
8
Q
come on - Allee they actually thought that was pretty witty.
A
allee - Allee ze vonden dat eigenlijk wel geestig.
9
Q
each other - We are going to try to get all together again.
A
mekaar - We gaan proberen weer allemaal bij mekaar te komen.
10
Q
yes; indeed - Yes yes you do have a quick wit.
A
jawel - Jawel jawel je bent wel snel van begrip.
11
Q
gosh - Gosh thats a possibility.
A
goh - Goh dat is een mogelijkheid.
12
Q
sir - Will the dictation be difficult sir? asked Peter.
A
meneer - Zal het dictee moeilijk zijn meneer? vroeg Peter.
13
Q
to there - Im planning to go there on Friday.
A
naartoe - Ik ben van plan daar vrijdag naartoe te gaan.
14
Q
oh - Oh well that doesnt matter at all.
A
ach - Ach dat geeft toch helemaal niks.
15
Q
nineteen - They were married for nineteen years in September.
A
negentien - Zij zijn in September negentien jaar getrouwd.
16
Q
to understand - You understand exactly how to steer and how the acceleration works.
A
snappen - Je snapt precies hoe je moet sturen en hoe de versnelling werkt.
17
Q
your - Your umbrella is still here.
A
jouw - Jouw paraplu ligt nog hier.
18
Q
telephone - At five past eight thirty the phone rang.
A
telefoon - Om vijf over half negen ging de telefoon.
19
Q
weather - If the weather is bad we need somewhere to take shelter.
A
weer - Als het slecht weer is dan moeten we ergens kunnen schuilen.
20
Q
ugh - Hu. What a difficult word.
A
hu - Hu. Wat een moeilijk woord.
21
Q
quickly - I thought Id pick up on the previous lesson anyway.
A
eventjes - Ik dacht toch nog eventjes in te pikken op de vorige les.
22
Q
mate; you - So this really makes me laugh yall.
A
joh - Hier moet ik dus echt om lachen joh.
23
Q
terribly - Thats heartbreaking for that child.
A
hartstikke - Dat is hartstikke fijn voor dat kind.
24
Q
afternoon - You just sat on the couch all afternoon.
A
middag - Jij hebt de hele middag gewoon op de bank gezeten.
25
tremendous; terrible - We were horrified by jet lag.
ontzettend - Wij hadden ontzettende last van jetlag.
26
sorry - Then we said no sorry we dont give that.
sorry - Toen zeiden we: nee sorry we geven dat niet.
27
funny - She does have some funny things from time to time.
grappig - Ze heeft af en toe wel grappige dingen.
28
guilder - I still calculate in guilders.
gulden - Ik reken nog in guldens.
29
oh well - Well but its tomorrow.
awel - Awel maart is morgen hé.
30
madam - You have misunderstood me dear madam.
mevrouw - U hebt mij verkeerd begrepen lieve mevrouw.
31
twenty-five - Michael chatted for twenty-five hours on one subject.
vijfentwintig - Michael babbelde vijfentwintig uur lang over één onderwerp.
32
morning - I had wanted to bike this morning as the weather was beautiful.
morgen - Ik had deze morgen willen fietsen want het was een prachtig weer.
33
oops - Jan thinks ooh I have to congratulate her a little more.
oei - Jan denkt oei ik moet haar nog even feliciteren.
34
anyway - She needs to go back there anyway.
sowieso - Ze moet daar sowieso terug naartoe.
35
oh - Oh well well go to the restaurant or something.
och - Och we gaan eens naar het restaurant of zo.
36
terrible - It was a terrible match.
verschrikkelijk - Het was een verschrikkelijke wedstrijd.
37
two hundred - The housing association wants to offer housing to two hundred more people.
tweehonderd - De woningbouwvereniging wil nog tweehonderd mensen een woning aanbieden.
38
ah - Ha yes somewhere that is understandable.
ha - Ha ja ergens is dat begrijpelijk.
39
two thousand - The catamaran should fetch about two thousand guilders.
tweeduizend - De catamaran moet ongeveer tweeduizend gulden opbrengen.
40
eighty - What interests me is the eighty percent of people who have a normal income.
tachtig - Wat mij interesseert is de tachtig procent mensen die een normaal inkomen hebben.
41
soon; quickly - Daan quickly takes his notebook out of his bag.
gauw - Daan haalt gauw zijn schrift uit zijn tas.
42
this afternoon - PSV can take the national title this afternoon at home against Heerenveen.
vanmiddag - PSV kan vanmiddag thuis tegen Heerenveen de landstitel pakken.
43
in short; anyway - Anyway well see each other around 6:30.
enfin - Enfin we gaan mekaar in ieder geval zien rond half zeven.
44
to return - We can also come back another time.
terugkomen - We kunnen ook een andere keer terugkomen.
45
hmm - Hm thats not going to do it.
hm - Hm dat gaat niet.
46
stuff; things - William goes home with his father to pick up some things.
spul - William gaat met zijn vader naar huis om wat spullen op te halen.
47
zero - Sweden and Turkey have zero points.
nul - Zweden en Turkije hebben nul punten.
48
thirteen - The temperature is between thirteen and eighteen degrees.
dertien - De temperatuur ligt tussen de dertien en achttien graden.
49
connection - The connection is again very poor.
verbinding - De verbinding is weer heel slecht.
50
aha - Ahasaid Barbara. Suspiciously she looked at Sandra.
aha - Ahazei Barbara. Achterdochtig keek ze Sandra aan.
51
one and a half - He slept for an hour and a half this morning.
anderhalf - Hij heeft deze voormiddag anderhalf uur geslapen.
52
this morning - This morning she sent a message.
vanmorgen - Vanmorgen heeft ze een bericht gestuurd.
53
why - I dont know why?
hoezo - Dat weet ik niet hoezo?
54
a lot - There are a lot of adults walking around here but I dont know who all of them are.
heleboel - Er lopen hier een heleboel volwassenen rond maar ik weet niet wie het allemaal zijn.
55
to enter - They were already singing in full when I came in.
binnenkomen - Ze waren al volop aan het zingen toen ik binnenkwam.
56
to leave - I left there a few years back.
weggaan - Ik ben daar een paar jaar terug weggegaan.
57
before - We have to check in two hours in advance.
tevoren - We moeten twee uur van tevoren inchecken.
58
etc.; and so on - We fill our cart with soft drinks ten bags of bell pepper chips and so on.They regularly have an excursion (e.g. to the forest a farm a riding school etc.).
enzovoort; enz.; en zo - We vullen ons karretje met frisdrank tien zakken paprikachips enzovoort.Ze hebben geregeld een excursie (bv. naar het bos een boerderij een manege enz.).
59
seventy - He is one meter seventy tall.
zeventig - Hij is één meter zeventig lang.
60
well - Well some people see the fun in that.
tja - Tja sommige mensen zien daar de lol van in.
61
neat; tidy - The room was very clean very neat but austere.
net - De kamer was heel proper heel net maar sober.
62
frank - One euro costs forty francs thirty-three ninety-nine.
frank - Eén euro kost veertig frank drieëndertig negenennegentig.
63
to break up/off - The connection will be broken in thirty seconds.
verbreken - De verbinding wordt over dertig seconden verbroken.
64
oh my (God) - Amai I am really very grateful for that.
amai - Amai ik ben echt heel dankbaar daarvoor.
65
although - I dont think thats much of a problem myself although I do regret it.
alhoewel - Ik vind dat zelf niet zon probleem alhoewel ik het wel jammer vind.
66
to write down - What he says you dont have to write it all down.
opschrijven - Wat hij zegt moet je niet allemaal opschrijven.
67
there you are - Voilà its settled.
voilà - Voilà t is geregeld.
68
just as - It was completely cloudy there equal to here.
gelijk - Het was daar helemaal bewolkt gelijk hier.
69
whew - Pff I hope its not too bad.
pff - Pff ik hoop dat het meevalt.
70
English - Do you have to speak English sometimes?
Engels - Moet jij soms Engels praten?
71
to go (along) with - There may be someone else who can go with me but I wont know until tomorrow.
meegaan - Er kan eventueel nog iemand meegaan maar dat weet ik pas morgen.
72
great - Are you going to do some cool things over the vacations?
tof - Ga je nog wat toffe dingen doen in de vakantie?
73
twenty-four - With twenty-four hours of sunshine a day the glacier is going to melt quickly.
vierentwintig - Met vierentwintig uur zon per dag gaat de gletsjer snel smelten.
74
aunt - I dont believe any aunts or uncles were alive.
tante - Ik geloof niet dat er nog tantes of ooms leefden.
75
immediately - So if you want you can take a look at it right now.
dadelijk - Dus als je wil kan je er dadelijk al even naar kijken.
76
yuck - Nail biting bah what a horrible habit.
bah - nagelbijten bah wat een afschuwelijke gewoonte.
77
French - He may speak English but not French.
Frans - Hij spreekt misschien Engels maargeen Frans.
78
ninety - He will be ninety years old on that day.
negentig - Hij wordt op die dag negentig jaar.
79
five hundred - The skaters are warming up for the five hundred meters.
vijfhonderd - De schaatsers draaien zich warm voor de vijfhonderd meter.
80
three hundred - By the evening more than three hundred journalists were in the police building.
driehonderd - Tegen de avond zaten er meer dan driehonderd journalisten in het politiegebouw.
81
comma - The bank expects economic growth of two comma six percent this year.
komma - De bank verwacht een economische groei van twee komma zes procent dit jaar.
82
curious - Actually Im curious about that.
benieuwd - Eigenlijk ben ik daar wel benieuwd naar.
83
stop - I was really like ho you cant do this.
ho - Ik had echt zoiets van ho dit kun je niet maken.
84
oh dear; oh no - Oh dear and if it fails now what then?
jee - Oh jee en als het nu mislukt wat dan?
85
hi - Hi Im Jeroen.
hoi - Hoi ik ben Jeroen.
86
just (now) - You also mentioned a moment ago that you like sports.
daarnet - U zei daarnet ook dat u van sporten houdt.
87
to teach - We have two Dutch teachers who teach one hour a week to non-native speakers.
lesgeven - We hebben twee leerkrachten Nederlands die één uur per week lesgeven aan anderstaligen.
88
twenty-six - José is twenty-six years old.
zesentwintig - José is zesentwintig jaar.
89
fast; quick(ly) - Then thats done rap.
rap - Dan is dat rap gedaan.
90
twenty-one - Tomorrow there will be plenty of sunshine with temperatures ranging from twenty-one to twenty-six degrees.
eenentwintig - Morgen is er veel zon met temperaturen van eenentwintig tot zesentwintig graden.
91
twenty-two - Hans was third with twenty-two points.
tweeëntwintig - Hans werd derde met tweeëntwintig punten.
92
off - Now I want to get my hair off.
eraf - Nu wil ik mijn haar eraf.
93
CD - I heard a song from that CD.
cd - Ik heb een nummer van die cd gehoord.
94
twenty-three - I think you have something like twenty-three people in the class.
drieëntwintig - Ik denk dat jullie iets van drieëntwintig mensen in de klas hebben.
95
plenty - Ilse is rich enough.
zat - Ilse is rijk zat.
96
thirty-five - I paid thirty-five euros.
vijfendertig - Ik heb vijfendertig euro betaald.
97
four hundred - There four hundred kilograms of fireworks were piled up.
vierhonderd - Daar lag vierhonderd kilo vuurwerk opgestapeld.
98
tonight; last night - What did you dream about last night?
vannacht - Waar heb je vannacht van gedroomd?
99
in between - That cycling was just an interlude.
tussendoor - Dat fietsen was maar even tussendoor.
100
behind (it; them) - You just have to shut this down.Point behind it.find out: How do you find out if thats true?
erachter - Je moet dit gewoon afsluiten. Punt erachter.erachter komen: Hoe kom je erachter of dat waar is?
101
over there - Then I dont have to lure her over there.
ginder - Dan hoef ik haar niet naar ginder te lokken.
102
to select; to choose - Soon he will have breakfast with Grandma and he can pick out what he likes.
uitzoeken - Straks gaat hij samen met oma ontbijten en mag hij uitzoeken wat hij lekker vindt.
103
to call (up) - We said we would call.
opbellen - We hebben gezegd dat we zouden opbellen.
104
internship - She is an intern with the preschoolers.
stage - Zij loopt stage bij de kleuters.
105
he; she; those who - The one who wins is then the best anyway.
diegene - Diegene die wint is dan toch de beste.
106
twenty-eight - The festival lasts until April twenty-eight.
achtentwintig - Het festival duurt tot achtentwintig april.
107
what-dyou-call-it; thingy - I would just drive to the thing.
dinges - Ik zou gewoon naar de dinges rijden.
108
rather - They stayed away for quite a long time.
tamelijk - Ze bleven tamelijk lang weg.
109
behind it; behind them - Behind it the swamp begins.
daarachter - Daarachter begint het moeras.
110
forty-five - Forty-five euros I thought was a bit too much.
vijfenveertig - Vijfenveertig euro vond ik een beetje teveel.
111
cruel - It was a rather cruel legislation.
wreed - Het was een tamelijk wrede wetgeving.
112
to read (aloud) - I read almost a whole book aloud.
voorlezen - Ik heb bijna een heel boek voorgelezen.
113
to chat - Some people were just standing around chatting not paying attention at all.
kletsen - Sommige mensen stonden alleen maar te kletsen die letten helemaal niet op.
114
next - The next evening I was there again anyway.
volgend - De volgende avond was ik daar toch weer.
115
just now - What did I hear on the radio just now?
daarstraks - Wat heb ik daarstraks op de radio gehoord?
116
a) to hand in b) to sacrifice - a) We had to surrender our passports immediately.b) Should we surrender purchasing power in exchange for quality?
inleveren - a) We moesten meteen onze paspoorten inleveren.b) Moeten we koopkracht inleveren in ruil voor kwaliteit?
117
Friday evening - We will go from Friday evening to Sunday evening.
vrijdagavond - We gaan van vrijdagavond tot zondagavond.
118
to return - He would never go back to that school.
teruggaan - Hij zou nooit meer naar die school teruggaan.
119
backpack - He put the flashlight in the black backpack.
rugzak - De zaklamp deed hij in de zwarte rugzak.
120
across; over - You can put a tablecloth over it.
overheen - Je kunt er een tafelkleedje overheen leggen.
121
six hundred - First six hundred meters of uphill cycling.
zeshonderd - Eerst nog zeshonderd meter bergop fietsen.
122
about it - Klaas laughs about it.
erom - Klaas lacht erom.
123
traffic jam - During rush hours keep in mind that there are long traffic jams.
file - Hou tijdens de spitsuren rekening met lange files.
124
tomorrow - Maybe shell be home tomorrow night.
morgenavond - Misschien is ze morgenavond thuis.
125
to succeed - The plan succeeded.
gelukken - Het plan is gelukt.
126
warm - Please give Riet my warmest regards.
hartelijk - Doe Riet de hartelijke groeten van me.
127
to mail; to post - Ill email you some more.
mailen - Ik mail je nog wel eventjes.
128
to clean - Anna insisted that they clean the board with water after use.
schoonmaken - Anna stond erop dat ze het bord na gebruik met water schoonmaakten.
129
great - He did think they would think it was a cool idea.
gaaf - Hij had wel gedacht dat ze het een gaaf idee zouden vinden.
130
gradually - The fog is gradually disappearing.
langzamerhand - De mist verdwijnt langzamerhand.
131
in between - He had large solid front teeth with small slits between them.
ertussen - Hij had grote stevige voortanden met kleine spleetjes ertussen.
132
to pass by; to come round - He said you should uh come by tomorrow or something.
langskomen - Hij zei: je moet uh morgen maar langskomen of zo.
133
below - Bob just put the jack under it.
eronder - Bob heeft alleen maar de krik eronder gezet.
134
irritating - I do find it an irritating sound.
irritant - Ik vind het wel een irritant geluid.
135
to check - I havent seen it but I will check again.
nakijken - Ik heb het niet gezien maar ik zal het nog eens nakijken.
136
next to it; beside it - There is an old typewriter and next to it is a stack of white paper
ernaast - Er staat een oude schrijfmachine en ernaast ligt een stapel wit papier
137
to send - I sent another letter to you.
opsturen - Ik heb nog een brief opgestuurd naar u.
138
again - Fathers Day is once again forgotten behind us.
weeral - Vaderdag ligt weeral vergeten achter de rug.
139
silly - She responded very cockily to that by the way.
lullig - Daar heeft ze overigens heel lullig op gereageerd.
140
pleasant - I find that so enjoyable anyway.
plezierig - Ik vind dat toch zo plezierig.
141
to prepare - Anja prepared delicious chocolate milk.
klaarmaken - Anja heeft lekkere chocolademelk klaargemaakt.
142
content - My brother-in-law was content because he had won.
content - Mijn schoonbroer was content omdat hij gewonnen had.
143
to open - The woman who opened the door was in her early sixties.
opendoen - De vrouw die de deur opendeed was begin zestig.
144
mathematics - It is often said that music and mathematics are very close to each other.
wiskunde - Er wordt vaak gezegd dat muziek en wiskunde heel dicht bij elkaar liggen.
145
around it - She wears a colored suit with a big red bow around it.
eromheen - Ze draagt een gekleurd pak met een grote rode strik eromheen.
146
fancy - Delphine had no desire to go out.
goesting - Delphine had geen goesting om uit te gaan.
147
to pack (up) - Sunday we will pack our bags.
inpakken - Zondag gaan we de koffers inpakken.
148
Thursday evening - I cleaned my bike Thursday night.
donderdagavond - Ik heb mijn fiets donderdagavond schoongemaakt.
149
front - The bedroom is at the front of the house.
voorkant - De slaapkamer is aan de voorkant van het huis.
150
dialect - I usually speak a dialect at work.
dialect - Ik spreek op het werk meestal een dialect.
151
around - It is a kind of fire and figures are dancing around it.
omheen - Het is een soort vuur en er dansen figuren omheen.
152
to look (like) - I dont know what that beast looks like.
eruitzien - Ik weet niet hoe dat beest eruitziet.
153
above it - They are building a parking garage and there will be stores above it.
daarboven - Ze zijn een parkeergarage aan het bouwen en daarboven komen winkels.
154
junk; mess - In the meantime Im just cleaning up the mess.
rotzooi - Ik ben intussen even de rotzooi aan het opruimen.
155
from behind - He got up from behind his desk and opened the door.
vanachter - Hij stond op vanachter zijn bureau en deed de deur open.
