Fiction 1 - Dutch Vocabulary with Example Phrases Flashcards

Only memorise the word. The example phrases are there for context. I do recommend reading the phrases out loud as you study

1
Q

look - She averted her gaze and stirred in the empty cup.

A

blik - Ze wendde haar blik af en roerde in het lege kopje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

shoulder - I wrapped my arms around her shoulders and pressed her head against my chest.

A

schouder - Ik sloeg mijn armen om haar schouders en drukte haar hoofd tegen mijn borst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

window - He looked out the window at the empty street.

A

raam - Hij keek uit het raam naar de lege straat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to keep silent about - We kept silent because it didnt make sense for anyone to tell around.

A

zwijgen - We zwegen omdat het voor niemand zin had het rond te vertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

chair - In the living room the chairs had been placed against the wall.

A

stoel - In de huiskamer waren de stoelen tegen de muur gezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

glass - Viktor poured a glass of spring water.

A

glas - Viktor schonk een glas bronwater in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to nod - I nod in satisfaction and sit on the edge of the bed.

A

knikken - Ik knik tevreden en ga op de rand van het bed zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sudden - Henk suffered the sudden loss of his only brother.

A

plotseling - Henk leed onder het plotselinge verlies van zijn enige broer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to shake - The tree shook in the wind.

A

schudden - De boom schudde in de wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

further - After that purchase I continued into town to have a cup of coffee somewhere.

A

verder - Na die aankoop ging ik verder de stad in om ergens een kop koffie te drinken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to bend - He bent down and looked under the table.

A

buigen (zich) - Hij boog zich en keek onder de tafel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mr - Mr. De Bruin walked quietly down the street.

A

meneer - Meneer De Bruin liep rustig over straat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to smile - Frederick waited a beat and smiled at his fans.

A

glimlachen - Frederick wachtte een tel en glimlachte naar zijn fans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stairs - He climbs the stairs and walks through the upstairs room.

A

trap - Hij klimt de trap op en loopt door de kamer boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lip - He bites his lip and goes through his hair with his hand.

A

lip - Hij bijt op zijn lip en gaat met zijn hand door zijn haar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

moment - At that moment the kitchen door was opened.

A

ogenblik - Op dat ogenblik werd de keukendeur geopend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

afternoon - At the end of the afternoon he woke up.

A

middag - Aan het eind van de middag werd hij wakker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kitchen - The kitchens of the houses have a door to the living room with the two windows.

A

keuken - De keukens van de huizen hebben een deur naar de woonkamer met de twee ramen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to be frightened - I was shocked to see how he was doing.

A

schrikken - Ik schrok toen ik zag hoe hij eraan toe was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

coffee - Enno promised to make coffee.

A

koffie - Enno beloofde dat hij koffie zou zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

chest - Grandfather wore a large cross on his chest.

A

borst - Grootvader droeg een groot kruis op zijn borst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

up - She looks up at the sky as if seeing it for the first time.

A

omhoog - Ze kijkt omhoog naar de lucht alsof ze die voor het eerst ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

silence - There was a complete silence.

A

stilte - Er heerste een volkomen stilte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

to stare - Jonas stared at the palm.

A

staren - Jonas staarde naar de palm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
to cry - During the funeral my mother cried at a stretch.
huilen - Tijdens de begrafenis huilde mijn moeder aan een stuk door.
26
to push - lemand pressed her fingers against a mass of greasy ink.
duwen - lemand duwde haar vingers tegen een massa vettige inkt.
27
careful - I approached the farm with cautious steps and fear in my heart.
voorzichtig - Ik naderde de boerderij met voorzichtige stappen en angst in het hart.
28
to whisper - How beautiful you are he whispers.
fluisteren - Wat ben je mooi fluistert hij.
29
knee - In no time at all we were up to our knees in mud.
knie - Binnen de kortste keren zaten we tot halfweg onze knieën in de modder.
30
soon; quickly - I got along very quickly with everyone.
gauw - Ik kon het al heel gauw met iedereen goed vinden.
31
oh - Oh well it doesnt matter.
ach - Ach het doet er niet toe.
32
grey - She discovered about twenty gray hairs.
grijs - Ze ontdekte een twintigtal grijze haren.
33
to slide - Ama lets sand slide through her fingers.
glijden - Ama laat zand door haar vingers glijden.
34
coat - At least the coat offered protection from the cold.
jas - De jas bood in elk geval bescherming tegen de kou.
35
to shout - Then she became furious and she shouted that there were more important things in life.
schreeuwen - Toen werd ze woest en ze schreeuwde dat er belangrijker dingen in het leven waren.
36
to throw - Two lights cast light on the dark brown leaf.
werpen - Twee lampjes wierpen licht op het donkerbruine blad.
37
madam - Your husband is absolutely right maam.
mevrouw - Uw man heeft volkomen gelijk mevrouw.
38
almost - She looks at me almost apologetically.
haast - Ze kijkt me haast verontschuldigend aan.
39
sleep - The boy turned over in his sleep.
slaap - De jongen draaide zich om in zijn slaap.
40
breat - On the street it was freezing cold and my breath clouded through the air.
adem - Op straat was het ijskoud en mijn adem wolkte door de lucht.
41
wind - The wind blows from the west.
wind - De wind waait uit het westen.
42
friendly - I looked into the friendly face of my teacher.
vriendelijk - Ik keek in het vriendelijke gezicht van mijn lerares.
43
tear - She dried the risen tears with the tip of her apron.
traan - Ze droogde de opgekomen tranen met de punt van haar schort.
44
cheek - I felt my cheeks glow.
wang - Ik voelde mijn wangen gloeien.
45
belly - They laugh that their bellies are shaking.
buik - Ze lachen dat hun buik ervan schudt.
46
bottle - He grabbed a fies cola from the fridge.
fles - Hij pakte een fies cola uit de koelkast.
47
trousers - I was wearing wide white pants.
broek - Ik droeg een wijde witte broek.
48
telephone - She felt the phone ring in the pocket of her kimono.
telefoon - Ze voelde de telefoon overgaan in de zak van haar kimono.
49
shoe - She kicks off her shoes and sits on my bed.
schoen - Ze schopt haar schoenen uit en gaat op mijn bed zitten.
50
to push - The dogs were drooling for their filled bins.time is running out: Im going to hurry time is running out.
dringen - De honden stonden kwijlend om hun gevulde bakken te dringen.de tijd dringt: Ik ga me haasten de tijd dringt.
51
memory - A memory from over a decade ago came up.
herinnering - Een herinnering van meer dan tien jaar geleden kwam omhoog.
52
brown - A brown beetle ran between the golden hairs on my arm.
bruin - Een bruine kever liep tussen de gouden haartjes op mijn arm.
53
to crawl - The spider crawled over the wall.
kruipen - De spin kroop over de muur.
54
gesture - She gestured with her hand for him to hurry up a bit.
gebaar - Ze maakte met haar hand het gebaar dat hij een beetje op moest schieten.
55
sky - The sky above me was blue.
hemel - De hemel boven me was blauw.
56
stone - Mother was on her knees on the blue stones of the place.
steen - Moeder zat op haar knieën op de blauwe stenen van het plaatsje.
57
floor - She saw him in the corner of the room busy pulling the shelf out of the floor.
vloer - Ze zag hem in de hoek van de kamer bezig de plank uit de vloer te trekken.
58
body - I yanked the garment off her body.
lijf - Ik rukte het kledingstuk van haar lijf.
59
to run - He turned and ran out of the park.
rennen - Hij draaide zich om en rende het park uit.
60
laugh; smile - Again that reassuring smile on his face.
lach - Weer die geruststellende lach op zijn gezicht.
61
cigarette - He lit a cigarette.
sigaret - Hij stak een sigaret op.
62
skin - He had brown skin and firm upper arms and thighs.
huid - Hij had een bruine huid en stevige bovenarmen en dijen.
63
to hide - She hid her face in her hands.
verbergen - Ze verborg haar gezicht in haar handen.
64
tone - The tone of his voice scared me.
toon - De toon van zijn stem maakte me bang.
65
odour - I only remember the smell of the spices.
geur - Ik herinner me alleen nog de geur van de kruiden.
66
tooth - I set my teeth on a tasty apple.
tand - Ik zette mijn tanden in een lekkere appel.
67
to hesitate - The boys hesitated to pick up the candies.
aarzelen - De knapen aarzelden om de snoepjes op te rapen.
68
to dress - I dont like to be dressed sloppily.
kleden - Ik houd er niet van slordig gekleed te gaan.
69
earth - Even the soil in the flower pots was covered with white crusts.
aarde - Zelfs de aarde in de bloempotten was bedekt met witte korsten.
70
mind; spirit - The dreams had left fleeting images in her mind.
geest - De dromen hadden vluchtige beelden nagelaten in haar geest.
71
to burn - Candles were burning in the room.
branden - In de kamer brandden kaarsen.
72
smile - He forced a smile and followed her into the room.
glimlach - Hij forceerde een glimlach en volgde haar de kamer in.
73
up - Ariane got up from her chair and smoothed out her clothes.
overeind - Ariane kwam overeind uit haar stoel en streek haar kleren glad.
74
narrow - The house we lived in was on a narrow street.
smal - Het huis waarin wij woonden lag aan een smalle straat.
75
bread - At three oclock he ate a piece of bread with tuna.
brood - Om drie uur at hij een stuk brood met tonijn.
76
once; as soon as - As soon as it began to get dusk they laid down to sleep.
zodra - Zodra het begon te schemeren legden ze zich te slapen.
77
to donate - The blacksmiths shop I donate to you.
schenken - De smidse schenk ik aan jou.
78
cheerful; merry - They sang a happy song together.
vrolijk - Ze zongen samen een vrolijk liedje.
79
cupboard - Her closet was full of packs of rusks and jars of honey.
kast - Haar kast stond vol pakken beschuit en potten honing.
80
to mumble - He mumbled something and walked on quickly.
mompelen - Hij mompelde iets en liep snel door.
81
neck - I can see her veins throbbing in her neck.
nek - Ik zie haar aders kloppen in haar nek.
82
throat - His throat wasnt getting any better.
keel - Zijn keel werd er niet beter op.
83
to sigh - She sighed deeply to break the stream of thoughts.
zuchten - Ze zuchtte diep om de stroom gedachten te doorbreken.
84
to tremble; to shake - My legs were still shaking as I walked to the bathroom.
trillen - Mijn benen trilden nog toen ik naar de badkamer liep.
85
hey - Its kind of important to you isnt it?
hé - Het is nogal belangrijk voor je he?
86
continuous - Many of our listeners complain of constant headaches.(adv) They are constantly watching each other.
voortdurend - Veel van onze luisteraars klagen over voortdurende hoofdpijn.(adv) Ze houden elkaar voortdurend in de gaten.
87
forehead - The sweat is on his forehead.
voorhoofd - Het zweet staat op zijn voorhoofd.
88
to smoke - A few years ago she quit smoking.
roken - Een paar jaar geleden is ze gestopt met roken.
89
to dance - People could dance to music of all styles in different halls.
dansen - Men kon in verschillende zalen dansen op muziek van alle stijlen.
90
bare - She feels something on her bare feet.
bloot - Ze voelt iets aan haar blote voeten.
91
mirror - I crawled to the bathroom and looked at myself in the mirror.
spiegel - Ik kroop naar de badkamer en bekeek mezelf in de spiegel.
92
wooden - I walked up to the wooden fence.
houten - Ik wandelde tot bij de houten schutting.
93
fire - So he gets up and starts to light the fire.
vuur - Dus staat hij op en begint hij het vuur aan te wakkeren.
94
to wave - The seer waved his cloak over his outstretched arm.
zwaaien - De ziener zwaaide met zijn mantel over zijn uitgestoken arm.
95
aside - She moved aside to let him through.
opzij - Ze ging opzij om hem door te laten.
96
distance - I stare at the farms in the distance.
verte - Ik staar naar de boerderijen in de verte.
97
neck - I liked him with his blond crest and the gold chain around his neck.
hals - Ik vond hem leuk met zijn blonde kuif en het gouden kettinkje om zijn hals.
98
thin - Saskia stood in the doorway in her thin kimono wincing.
dun - Saskia stond in haar dunne kimono te huiveren in de deuropening.
99
bag - One afternoon I put some clothes in a bag and walked to his house.
tas - Op een middag stopte ik wat kleren in een tas en liep naar zijn huis.
100
a) trace b) track - a) To my amazement she showed no sign of confusion.b) You only saw the tracks of animals there.
spoor - a) Tot mijn verwondering toonde ze geen spoor van verwarring.b) Je zag er alleen de sporen van dieren.
101
company - He will keep her company this afternoon.
gezelschap - Hij blijft haar deze middag gezelschap houden.
102
faith; religion - My faith is at odds with nature.
geloof - Mijn geloof staat haaks op de natuur.
103
blow - Furious he had slapped her around the ears.
klap - Woedend had hij haar een klap om de oren gegeven.
104
smoke - The smoke is still in his hair.
rook - De rook zit nog in zijn haren.
105
to enter - Guy was sitting at the bedside when we came in.
binnenkomen - Guy zat aan het bed toen we binnenkwamen.
106
to lean - He leaned against the bar feeling in his element.
leunen - Hij leunde tegen de bar en voelde zich in zijn element.
107
bird - Now and then another bird flew from one branch to another.
vogel - Nu en dan vloog nog een vogel van de ene tak naar de andere.
108
café; pub - The door of the café opened.
café - De deur van het café ging open.
109
to stop - He heard that I had stopped drawing.
ophouden - Hij hoorde dat ik opgehouden was met tekenen.
110
terrible - In the work halls it was a terrible noise.
verschrikkelijk - In de werkhallen was het een verschrikkelijke herrie.
111
shadow - Then he turned and disappeared into the shadows of the forest.
schaduw - Toen draaide hij zich om en verdween in de schaduw van het bos.
112
loud - He listens to loud music in his room.
luid - Hij luistert op zijn kamer naar luide muziek.
113
desire - He lives without any ambition and without desire.
verlangen - Hij leeft zonder enige ambitie en zonder verlangen.
114
tongue - His tongue slides back and forth across the outside of his teeth.
tong - Zijn tong glijdt heen en weer over de buitenkant van zijn tanden.
115
car - The car was almost two years old and long overdue for replacement.
wagen - De wagen was bijna twee jaar oud en al lang aan vervanging toe.
116
wine - She drank her wine far too quickly.
wijn - Ze dronk haar wijn veel te snel.
117
surprised; amazed - Her puzzled face spoke volumes.
verbaasd - Haar verbaasde gezicht sprak boekdelen.
118
to wash - As soon as she was inside she washed her face and hands.
wassen - Zodra ze binnen was waste ze haar gezicht en handen.
119
bustle; commotion - In the crowds with others around I dont dare kiss her.
drukte - In de drukte durf ik met anderen erbij haar niet te zoenen.
120
meat - She stood at the stove roasting the meat.
vlees - Ze stond bij het fornuis het vlees te braden.
121
sister - One thing the brother and sister had in common.
zuster - Eén ding hadden de broer en zuster gemeen.
122
to tap - There was vigorous tapping against the window.
tikken - Er werd krachtig tegen het raam getikt.
123
tight - Im wearing black tight pants.
strak - Ik draag een zwarte strakke broek.
124
to stand up - When he stood up I marveled again at his height.
opstaan - Toen hij opstond verbaasde ik mij weer over zijn lengte.
125
slow - He complained about the slow pace and the loss of time.
traag - Hij klaagde over het trage tempo en het tijdverlies.
126
vague - After all they had remained vague thoughts.
vaag - Tenslotte waren het vage gedachten gebleven.
127
to cut; to slice - She cut thick slices of black bread.
snijden - Ze sneed dikke sneden zwart brood.
128
blond - The blonde woman looked at the water.
blond - De blonde vrouw keek naar het water.
129
curtain - Light penetrates through the cracks in the curtains.
gordijn - Door de scheuren in de gordijnen dringt licht binnen.
130
to sweep - He wiped the sweat and tears from his face.
vegen - Hij veegde het zweet en de tranen van zijn gezicht.
131
to dream - This night he dreamed of the sea.
dromen - Deze nacht heeft hij van de zee gedroomd.
132
to return - When he returned he had calmed down.
terugkomen - Toen hij terugkwam was hij gekalmeerd.
133
to roll - Tears rolled down her cheeks.
rollen - Tranen rolden over haar wangen.
134
joke - My wife could laugh at the joke.
grap - Mijn vrouw kon om de grap lachen.
135
to pinch - She squeezed his hand.
knijpen - Ze kneep in zijn hand.
136
farewell; goodbye - As they parted they kissed each other.
afscheid - Bij het afscheid kusten ze elkaar.
137
drunk - There is one drunk man sitting at the bar.
dronken - Er zit één dronken man aan de bar.
138
cloud - A clear blue sky with bright clouds sailing through it.
wolk - Een strakblauwe lucht waar heldere wolken doorheen zeilen.
139
bedroom - He walked into the bedroom to turn on the TV.
slaapkamer - Hij liep de slaapkamer in om de tv aan te zetten.
140
to rub - He rubbed his face.
wrijven - Hij wreef over zijn gezicht.
141
dress - She pulled her dress down and crossed her legs.
jurk - Ze trok haar jurk naar beneden en kruiste haar benen.
142
aunt - Your aunt and a couple of neighbors are coming in a bit.
tante - Je tante en een paar buurvrouwen komen zo.
143
a) room b) departure - a) The boy opened the door of a room that faced the street.b) After they left an empty house was left behind.
vertrek - a) De jongen deed de deur open van een vertrek dat aan de straatkant lag.b) Na hun vertrek bleef een leeg huis achter.
144
to look - I noticed that he looked tense.
uitzien - Het viel me op dat hij er gespannen uitzag.
145
grass - I am sitting upright in the grass and wearing a white shirt.
gras - Ik zit rechtop in het gras en draag een wit shirt.
146
close - She comes very close now and drops down on a chair.
dichtbij - Ze komt nu heel dichtbij en laat zich vallen op een stoel.
147
horse - The horse remained standing and whinnied.
paard - Het paard bleef staan en hinnikte.
148
pile - Piles of mail are waiting at work.
stapel - Op het werk liggen stapels post te wachten.
149
wet - In front of the mirror I combed my wet hair
nat - Voor de spiegel kamde ik mijn natte haar
150
sadness - His repentance and grief for the breakup with his wife seem sincere.
verdriet - Zijn berouw en verdriet om de breuk met zijn vrouw lijken oprecht.
151
box - I carefully lifted the lid off the box.
doos - Ik tilde voorzichtig de deksel van de doos.
152
obviously - The young healer was obviously disappointed about something.
kennelijk - De jonge heelmeester was kennelijk over iets teleurgesteld.
153
to approach - A black car was approaching.
naderen - Er naderde een zwarte auto.
154
soul - There went a man hurt to the core of his soul.
ziel - Daar ging een tot in het diepst van zijn ziel gekrenkte man.
155
mountain - I have been up that mountain a number of times.
berg - Ik ben een aantal keren die berg op geweest.
156
to bump; to knock - My elbow bumped against the iron headboard of my bed.
stoten - Mijn elleboog stootte tegen het ijzeren hoofdeinde van mijn bed.
157
guy - I am a normal healthy guy.
kerel - Ik ben een normale gezonde kerel.
158
to lift - With his last strength he lifted the child into the air.
heffen - Met zijn laatste krachten hief hij het kind de lucht in.
159
to smell - Her hands smell of detergent with lavender.
ruiken - Haar handen ruiken naar wasmiddel met lavendel.
160
to wake up - He tries to avoid waking his wife.
wekken - Hij tracht te vermijden zijn vrouw te wekken.
161
regret - All day I regretted my words and behavior.
spijt - De hele dag had ik spijt van mijn woorden en gedrag.
162
tea - He puts the tray of tea and rusks on the table.
thee - Hij zet het blad met thee en beschuit op tafel.
163
beer - I ordered a two sausages and a third glass of beer
bier - Ik bestelde een tweetal worstjes en een derde glas bier
164
to caress; to stroke - He comforted her and stroked her hair.
strelen - Hij troostte haar en streelde haar over het haar.
165
to possess - She possessed an excellent intellect.
bezitten - Ze bezat een uitstekend verstand.
166
sigh - Henk turned around with a sigh.
zucht - Henk draaide zich met een zucht om.
167
morning - When we woke up the next morning the men were gone.
morgen - Toen wij de volgende morgen wakker werden waren de mannen weg.
168
to look at - All the while he kept looking at me.
aankijken - Al die tijd bleef hij me aankijken.
169
somewhat - He sat up slightly.
enigszins - Hij ging enigszins overeind zitten.
170
clear - The weather is still beautifully clear.
helder - Het is nog steeds prachtig helder weer.
171
uncle - My father went out with my uncle.
oom - Mijn vader ging met mijn oom op stap.
172
to shine - On the ground her footsteps shine like oil.
glanzen - Op de grond glanzen haar voetstappen als olie.
173
in love - Maybe she had been in love with me.
verliefd - Misschien was zij wel verliefd op mij geweest.
174
rage - His anger gave him courage.
woede - Zijn woede gaf hem moed.
175
leg; paw - He had a dog that could stand stock-still on three legs.
poot - Hij had een hond die stokstijf kon staan op drie poten.
176
amazement - Her mouth fell open in surprise.
verbazing - Haar mond viel open van verbazing.
177
set; couple - We were like a bunch of villagers in the big city.
stel - We zaten als een stel dorpsbewoners in de grote stad.
178
completely - The brothers completely ignored him.
volkomen - De broertjes negeerden hem volkomen.
179
to long - I longed for someone to share everything with.
verlangen - Ik verlangde naar iemand om alles mee te delen.
180
pillow - He presses himself deeper into the cushions of the sofa.
kussen - Hij drukt zich dieper in de kussens van de bank.
181
unexpected - The unexpected fog sent his plans into disarray.
onverwacht - De onverwachte mist stuurde zijn plannen in de war.
182
to dive - We dive into the pool.
duiken - We duiken in het zwembad.
183
to lift - My father lifted me over the potholes in the road.
tillen - Mijn vader tilde me over de kuilen in de weg.
184
lean - She was slender and quite thin.
mager - Ze was slank en vrij mager.
185
to warn - I have come to warn you.
waarschuwen - Ik ben gekomen om u te waarschuwen.
186
fellow; bloke - I can even tell you what clothes the guy was wearing.
vent - Ik kan je zelfs nog vertellen welke kleren die vent droeg.
187
other side - Across the canal there is more to experience.
overkant - Aan de overkant van de gracht is meer te beleven.
188
eyebrow - Paul looked at them with furrowed brows.
wenkbrauw - Paul keek hen met gefronste wenkbrauwen aan.
189
to straighten - He slides down on his chair and stretches his long legs.
strekken - Hij schuift onderuit op zijn stoel en strekt zijn lange benen.
190
stuff; things - I went myself to pick up the items at his villa.
spul - Ik ging zelf de spullen in zijn villa ophalen.
191
familiar - It takes a moment before she hears the familiar voice.
vertrouwd - Het duurt even voordat ze de vertrouwde stem hoort.
192
wall - He pointed to the large clock on the wall.
wand - Hij wees naar de grote klok aan de wand.
193
sweat - Harry felt the sweat on his forehead.
zweet - Harry voelde het zweet op zijn voorhoofd staan.
194
to come home - It was little I came home with though.
thuiskomen - Het was wel weinig waarmee ik thuiskwam.
195
plastic - Do you perhaps have an empty plastic bag lying around?
plastic - Heeft u misschien een leeg plastic tasje liggen?
196
to get excited; to get worked up - All day long he had been excited by these thoughts.
opwinden (zich) - Heel de dag had hij zich door die gedachten laten opwinden.
197
to crack - The windshield of his vehicle was cracked.
barsten - De voorruit van zijn voertuig was gebarsten.
198
speech - He did not understand the speech of this region.
spraak - Hij verstond de spraak van deze streek niet.
199
(pair of) glasses - In the 1950s intellectuals wore this kind of glasses.
bril - In de jaren vijftig droegen de intellectuelen dit soort bril.
200
key - A key is turned in the lock.
sleutel - Een sleutel wordt in het slot omgedraaid.
201
chin - My chin rested on my fists.
kin - Mijn kin steunde op mijn vuisten.
202
wood - He puts the piece of wood further into the fire
hout - Hij steekt het stuk hout verder in het vuur
203
hunger - She could not sleep from hunger
honger - Ze kon niet slapen van de honger
204
to rest - I rest my warm forehead against the cool stone.
rusten - Ik laat mijn warme voorhoofd rusten tegen de koele steen.
205
treasure; dear - She is a treasure of a woman.
schat - Het is een schat van een vrouw.
206
miracle - It was a miracle that no bird flew into his mouth.
wonder - Het was een wonder dat er geen vogeltje in zijn mond vloog.
207
to leave - Why did you leave without even a message.
weggaan - Waarom ben je weggegaan zonder ook maar enig bericht.
208
toe - The toes looked like pieces of sausage.
teen - De tenen leken net stukjes worst.
209
to surprise - She was surprised at how cozy her room was.
verrassen - Ze was verrast over de gezelligheid van haar kamer.
210
a long time ago - You were supposed to be asleep a long time ago.
allang - Je moest allang slapen.
211
to shine - Her eyes were shining and her mouth was smiling.
stralen - Haar ogen straalden en haar mond lachte.
212
cool - The man gives a little cool water to drink.
koel - De man geeft een beetje koel water te drinken.
213
to turn - He turns back to the audience to continue his story.
wenden (zich) - Hij wendt zich weertot het publiek om zijn verhaal voort te zetten.
214
clock - The hands of the clock were missing.
klok - De wijzers van de klok ontbraken.
215
suitcase - I had already prepared my suitcase downstairs in the hallway.
koffer - Mijn koffer had ik al beneden in de gang klaargezet.
216
lamp - All the lights in the house are already off when he arrives.
lamp - Alle lampen in het huis zijn al uit als hij aankomt.
217
hat - She tied a scarf on him and put a hat on his head.
hoed - Ze bond hem een sjaal om en zette een hoed op zijn hoofd.
218
diagonal - His face was marred by deep transverse thought wrinkles.(adv) There is a fallen tree trunk across the stream.transverse: I knew what was bothering her so much.double and cross: You deserved that double and cross.
dwars - Zijn gezicht werd ontsierd door diepe dwarse denkrimpels.(adv) Er ligt een omgevallen boomstam dwars over de stroom.dwars zitten: Ik wist wat haar zo dwars zat.dubbel en dwars: Dat heb je dubbel en dwars verdiend.
219
blanket - The girl dressed under the covers.
deken - Het meisje kleedde zich onder de dekens aan.
220
front door - Adriaan runs down the hallway and out the front door.
voordeur - Adriaan rent door de gang en door de voordeur naar buiten.
221
to leave behind - I had left that box in my room.
achterlaten - Ik had die doos op mijn kamer achterge laten.
222
blind - At the appointed time the blind man appeared.
blind - Op het afgesproken tijdstip verscheen de blinde man.
223
corpse - This boy lies as still as a corpse.
lijk - Deze jongen ligt zo stil als een lijk.
224
a) to accelerate b) to put up - a) The car pulls up.b) The building is constructed of yellow brick.
optrekken - a) De auto trekt op.b) Het gebouw is opgetrokken uit gele baksteen.
225
courage - This thought gave her new courage.
moed - Deze gedachte gaf haar nieuwe moed.
226
calm - They are calm quiet people.(adv) Calm and composed she begins to tell about boarding school.
kalm - Het zijn kalme rustige mensen.(adv) Kalm en bedaard begint ze te vertellen over de kostschool.
227
careful - His careful musings invariably led to nothing.
zorgvuldig - Zijn zorgvuldige overpeinzingen leidden steevast tot niets.
228
to continue - He continued his way down the hill.
vervolgen - Hij vervolgde zijn weg naar beneden.
229
to return - The doctor visited him but did not return.
terugkeren - De dokter is bij hem geweest maar niet meer teruggekeerd.
230
sheet - She put a sheet of paper in front of me.
vel - Ze legde een vel papier voor mij neer.
231
to snatch; to tear - He yanks the package off the cassette.
rukken - Hij rukt de verpakking van de cassette.
232
to kiss - I kissed her tenderly and she kissed back.
kussen - Ik kuste haar teder en ze zoende terug.
233
guilder - A reasonable small car cost less than a thousand guilders at the time.
gulden - Een redelijke kleine auto kostte toen minder dan duizend gulden.
234
floor - I stayed on the top floor in a room that gave out onto a rooftop terrace.
verdieping - Ik logeerde op de bovenste verdieping in een kamer die uitgaf op een dakterras.
235
holy - The sacred white ox is slaughtered.
heilig - De heilige witte os wordt geslacht.
236
sand - Day and night farmers reinforced the dike with stones and sand.
zand - Dag en nacht versterkten de boeren de dijk met stenen en zand.
237
heat - The sun still provided very little warmth.
warmte - De zon gaf nog maar weinig warmte.
238
oblique - The caterpillar is green with white and purple slanted stripes on its side.
schuin - De rups is groen met witte en paarse schuine strepen op zijn zijkant.
239
to drag - There are scratches in the wall from large objects that have been dragged up the wall.
slepen - In de muur zitten krassen van grote voorwerpen die naar boven zijn gesleept.
240
to paint - I could paint the sea through the windows.
schilderen - Ik kon door de ramen de zee schilderen.
241
fist - Evelien squeezes her hands into fists.
vuist - Evelien knijpt haar handen tot vuisten.
242
to fold - Hazel folded her arms.
vouwen - Hazel vouwde haar armen over elkaar.
243
branch - Above was still his nest of branches and feathers.
tak - Boven lag nog zijn nest van takken en veren.
244
sheet - I immediately hid under the sheets.
laken - Ik verstopte me onmiddellijk onder de lakens.
245
skirt - He hid his face in her skirt.
rok - Hij verstopte zijn gezicht in haar rok.
246
to escape - Maybe later there would be a hole through which I could escape.
ontsnappen - Misschien zou er straks een gaatje zijn waardoor ik kon ontsnappen.
247
curious - Curious heads peeked around the corner left and right.
nieuwsgierig - Links en rechts keken nieuwsgierige hoofden om de hoek.
248
to gasp; to pant - I gasped a little.
hijgen - Ik hijgde een beetje.
249
dirt - This time I didnt get my hands dirty.
vuil - Dit keer heb ik geen vuile handen gekregen.
250
hall - In the high hall it was deathly quiet.
hal - In de hoge hal was het doodstil.
251
bar - A little uneasy they sipped their whiskey at the bar.
bar - Een beetje onrustig dronken ze aan de bar van hun whisky.
252
habit - It was not his habit to ask for anything.
gewoonte - Het was zijn gewoonte niet om iets te vragen.
253
nude; naked - He feels the warmth of her naked body.
naakt - Hij voelt de warmte van haar naakte lichaam.
254
violent; fierce - A fierce restlessness seizes him.
hevig - Een hevige onrust grijpt hem aan.
255
neat - She walked in a neat suit in high heels.
keurig - Ze liep in een keurig mantelpak op hoge hakken.
256
pink - She filled in some numbers on a pink form.
roze - Ze vulde enkele cijfers in op een roze formulier.
257
to smell - The air stinks of basements and thunderstorms.
stinken - De lucht stinkt naar kelders en onweer.
258
hasty - There was a single car and some rushing cyclists going to work.
haastig - Er reden een enkele auto en wat haastige fietsers die naar hun werk gingen.
259
knife - Eating neatly is done with knife and fork.
mes - Netjes eten doe je met mes en vork.
260
to lie - If youve lied once she thinks everything you say is a lie.
liegen - Als je één keer gelogen hebt denkt ze dat alles wat je zegt een leugen is.
261
to crunch; to crack - A terrific thump made the woodwork creak.
kraken - Een geweldige dreun deed het houtwerk kraken.
262
eternal - The island is the symbol of Hollands eternal struggle against the water
eeuwig - Het eiland is het symbool van de eeuwige strijd van Nederland tegen het water
263
before - I was informed of this in advance.
tevoren - Ik was hier tevoren over ingelicht.
264
ease - He also envies her for the ease with which she moves.at ease: He did not feel at ease.
gemak - Hij benijdt haar ook om het gemak waarmee ze zich beweegt.op zijn gemak: Hij voelde zich niet op zijn gemak.
265
to reach - The sound here does not extend beyond three meters.
reiken - Het geluid reikt hier niet verder dan drie meter.
266
to be ashamed - I am deeply ashamed to have to tell you this.
schamen (zich) - Ik schaam mij diep dat ik u dit vertellen moet.
267
wide - Not a house is to be seen in the wide circumference.
wijd - In de wijde omtrek is geen huis te zien.
268
bald - A lock of hair lay across his bald head.
kaal - Een lok haar lag dwars over zijn kale hoofd.
269
fate - After a few times fate favors us.
lot - Na een paar keer is het lot ons goed gezind.
270
to glow; to shine - Her face was wet and glistening in the sun.
glimmen - Haar gezicht was nat en glom in de zon.
271
to cut - The barber cut my hair.
knippen - De kapper heeft mijn haargeknipt.
272
lonely - I entered the big lonely house.
eenzaam - Ik ging het grote eenzame huis binnen.
273
to interrupt - A glitch interrupted the news broadcast.
onderbreken - Een storing onderbrak de nieuwsuitzending.
274
to cover - A cloth always covers the part he is working on.
bedekken - Een doek bedekt steeds het gedeelte waaraan hij werkt.
275
sip - Martha looks at her watch after each sip of coffee.
slok - Martha kijkt na elke slok koffie op haar horloge.
276
stain - She had red spots on her cheeks.
vlek - Zij had rode vlekken op de wangen.
277
to tear - He tore the book into pieces.
scheuren - Hij scheurde het boek in stukken.
278
wise - She had received wise advice from her mother.
wijs - Ze had van haar moeder wijze raad gekregen.
279
backwards - She let herself sink backward into the couch.
achterover - Ze liet zich achterover in de bank zakken.
280
curious - She takes me in with a curious look.
merkwaardig - Ze neemt me met een merkwaardige blik op.
281
watch - I looked at my watch.
horloge - Ik keek op mijn horloge.
282
undoubtedly - It is undoubtedly the most beautiful I have yet faced.
ongetwijfeld - Het is ongetwijfeld het mooiste dat ik tot nu toe onder ogen heb gehad.
283
to scream - Here you may scream if you feel like it.
gillen - Hier mag je gillen als je daar zin in hebt.
284
plank; board - Here he had to walk carefully because the corky planks creaked.
plank - Hier moest hij voorzichtig lopen want de kurkdroge planken kraakten.
285
neat; tidy - A neat young man wearing a neat raincoat spoke to me.
net - Een nette jongeman met een keurige regenmantel sprak me aan.
286
shy - He was a shy boy.
verlegen - Hij was een verlegen jongen.
287
sleeve - Françoise pulled on the sleeve of my coat.
mouw - Françoise trok aan de mouw van mijn jas.
288
stitch; twinge - A sting went through my head.letting down: I felt ashamed for letting her down so much.
steek - Een steek trok door mijn hoofd.in de steek laten: Ik schaamde me omdat ik haar zo in de steek had gelaten.
289
wave - And half an hour later she was already on her back swaying on the waves.
golf - En een halfuur later lag ze alweer op haar rug te deinen op de golven.
290
ceiling - Through the crack above the curtains the ceiling was lit by the street lamps.
plafond - Via de kier boven de gordijnen werd het plafond verlicht door de straatlantaarns.
291
rope - I lower myself from the roof with the help of a rope.
touw - Ik laat mij met behulp van een touw van het dak zakken.
292
to flow - My blood is rushing through my body.
stromen - Mijn bloed stroomt door mijn lijf.
293
nervous - He made a somewhat tense nervous impression.
nerveus - Hij maakte een wat gespannen nerveuze indruk.
294
beauty - The beauty of early spring does not escape me.
schoonheid - De schoonheid van het vroege voorjaar ontgaat me niet.
295
stomach - Meanwhile it occurred to him that it would be pleasant if his stomach had something to eat.
maag - Ondertussen bedacht hij dat het wel plezierig zou zijn als zijn maag iets te eten had.
296
stiff - Charlie got up and rubbed his stiff knees.
stijf - Charlie kwam overeind en wreef over zn stijve knieën.
297
cross - There was a big cross on the map.
kruis - Er stond een groot kruis op de plattegrond.
298
tail - In a meadow there is a pony with its tail waving back and forth.
staart - Op een weiland staat een pony met een heen en weer zwaaiende staart.
299
thumb - Between my thumb and forefinger I held her chin clasped.
duim - Tussen mijn duim en wijsvinger hield ik haar kin geklemd.
300
to brush; to stroke - She stroked her nose and pulled the corners of her mouth down disdainfully.
strijken - Ze streek langs haar neus en trok haar mondhoeken minachtend omlaag.
301
to breathe - She breathed deeply and held her breath.
ademen - Ze ademde diep en hield de adem in.
302
face forward - Friedrich lies forward in the snow.
voorover - Friedrich ligt voorover in de sneeuw.
303
to annoy - I was reading over his shoulder and that annoyed him.
ergeren (zich) - Ik las over zijn schouder mee en daar ergerde hij zich aan.
304
expression - His face was expressionless.
uitdrukking - Zijn gezicht was zonder enige uitdrukking.
305
upright - Janet sat upright on the bed and pulled her legs over the edge.
rechtop - Janet ging rechtop zitten op bed en trok haar benen over de rand.
306
buttock - He sat down with his buttocks on the chilly ground.
bil - Hij ging met zijn billen op de kille grond zitten.
307
tense - Carefully he put a hand on her tense belly.
gespannen - Voorzichtig legde hij een hand op haar gespannen buik.
308
nail - She looked at her dark red painted nails.
nagel - Ze keek naar haar donkerrood gelakte nagels.
309
aloud - Hans read aloud the names of towns and villages through which our journey would pass.
hardop - Hans las hardop de namen van steden en dorpen waarlangs onze reis zou gaan.
310
river - Across the way the foliage of dark trees hung down to the river.
rivier - Aan de overkant hing het lover van donkere bomen tot in de rivier.
311
thigh - She put a purse between her thighs and began rummaging in it.
dij - Ze zette een tasje tussen haar dijen en begon erin te rommelen.
312
to admire - I admired him because he seemed to have managed to live off the air.
bewonderen - Ik bewonderde hem omdat het hem gelukt leek te zijn van de lucht te leven.
313
furious - Outside an angry crowd was waiting.
woedend - Buiten stond een woedende menigte te wachten.
314
index finger - With his thumb and forefinger he pulled a thousand-dollar bill loose from the stack.
wijsvinger - Met duim en wijsvinger trok hij een biljet van duizend los uit de stapel.
315
stick - The dog ran happily barking after the stick.
stok - De hond liep vrolijk blaffend achter de stok aan.
316
endless - An endless day lay before him.
eindeloos - Een eindeloze dag lag voor hem.
317
to beg - My grandfather begs her to come downstairs.
smeken - Mijn grootvader smeekt haar om beneden te komen.
318
as little as - Those people dont understand me any more than you do.
evenmin - Die mensen begrijpen me evenmin als jij.
319
to spend - Where would she spend the next night?
doorbrengen - Waar zou ze de volgende nacht doorbrengen?
320
to grope - He put a hand in the pocket and groped for his pipe.
tasten - Hij stak een hand in de zak en tastte naar zijn pijp.
321
to float - Here and there light mists float in the soft sunshine.
zweven - Hier en daar zweven lichte nevels in de zachte zonneschijn.
322
immediately - Should he have looked at it right away?
dadelijk - Had hij er dadelijk naar moeten kijken?
323
misery - Many people fear that more misery lies ahead.
ellende - Veel mensen vrezen dat er nog meer ellende in het verschiet ligt.
324
backwards - I push him backwards.
achteruit - Ik duw hem achteruit.
325
knot; button - He slid the button of his tie on.
knoop - Hij schoof de knoop van zijn stropdas aan.
326
while - It takes quite a while for the old woman to return.
poos - Het duurt nog een hele poos voor de oude vrouw terug is.
327
to stick; to jam - The outer door of the cottage jammed.
klemmen - De buitendeur van het huisje klemde.
328
view - Outside our room is a small terrace overlooking a high wall.
uitzicht - Buiten onze kamer is een klein terrasje met uitzicht op een hoge muur.
329
window - The rain hits the windows.
ruit - De regen slaat tegen de ruiten.
330
chest - A beautiful chest of the finest wood.
kist - Een mooie kist van het fijnste hout.
331
concerned - Yesterday concerned compatriots came by with flowers.
bezorgd - Gisteren kwamen bezorgde landgenoten langs met bloemen.
332
cheerful - A cheerful female voice announces the four oclock news.
opgewekt - Een opgewekte vrouwenstem kondigt het nieuws van vier uur aan.
333
back - She shook back the blond hair.
achteren - Ze schudde het blonde haar naar achteren.
334
bathroom - The door to the bathroom appeared to be locked.
badkamer - De deur van de badkamer bleek op slot.
335
to curse; to swear - You should not swear in front of children.
vloeken - Je mag niet vloeken in het bijzijn van kinderen.
336
grateful - She was grateful that the moon provided the necessary light.
dankbaar - Ze was dankbaar dat de maan voor het nodige licht zorgde.
337
bite - He takes a big bite.
hap - Hij neemt een flinke hap.
338
halfway - Her thighs were only halfway covered.
halverwege - Haar dijen waren maar halverwege bedekt.
339
young man - The young man with the suitcase has been swirling the ice in his glass for fifteen minutes now.
jongeman - De jongeman met de koffer draait nu al een kwartier met het ijs in zijn glas.
340
a) to shake; b) to shock - a) I felt her stomach jerk back and forth.b) She got a red head and was clearly shocked.
schokken - a) Ik voelde haar buik heen en weer schokken.b) Ze kreeg een rood hoofd en was duidelijk geschokt.
341
down - He felt her hand against his leg for a moment and looked down.
omlaag - Hij voelde haar hand even tegen zijn been en keek omlaag.
342
fence - Across the forest ran a fence.
hek - Dwars door het bos liep een hek.
343
pleasure - It is a pleasure to make your acquaintance.to my pleasure: I am pleased to see that I am right on time.
genoegen - Het is een genoegen kennis met u te maken.tot mijn genoegen: Ik zie tot mijn genoegen dat ik precies op tijd ben.
344
desperate - She plays a desperate mother.
wanhopig - Ze speelt een wanhopige moeder.
345
to surprise - I was very surprised to find mother at home.
verwonderen - Ik was zeer verwonderd moeder thuis te trefffen.
346
to catch - He caught me looking at him.
betrappen - Hij betrapte me toen ik naar hem keek.
347
steering wheel; handlebars - Already from afar we could see him hanging over the handlebars of his bicycle.
stuur - Reeds van ver zagen we hem over het stuur van zijn fiets hangen.
348
iron - I was just able to grab onto an iron bar of the door.
ijzeren - Ik kon me nog net vastgrijpen aan een ijzeren stang van het portier.
349
permanently - The empty place would remain empty forever.
voorgoed - De lege plaats zou voorgoed leeg blijven.
350
drop - A quiet drizzle spread a fan of moisture and fine droplets in the branches.
druppel - Een stille motregen spreidde een waaier vocht en fijne druppels in de takken.
351
to hate - I hated all those guys.
haten - Ik haatte al die jongens.
352
to touch - I just wanted to touch the paper for a while.
aanraken - Ik wilde gewoon het papier even aanraken.
353
shape - Her room suddenly seemed smaller because of his robust stature.
gestalte - Haar kamer leek ineens kleiner door zijn robuuste gestalte.
354
driver - The driver closes the doors and wants to leave.
chauffeur - De chauffeur sluit de deuren en wil vertrekken.
355
to stick - He pasted the poem against the facade.
plakken - Hij plakte het gedicht tegen de gevel.
356
hill - The sun was already behind the hill and it was starting to get chilly.
heuvel - De zon was al achter de heuvel en het begon kil te worden.
357
sweet - The flowers emit a sweet fragrance.
zoet - De bloemen verspreiden een zoete geur.
358
to light; to illuminate - A flare lit up the sea.
verlichten - Een vuurpijl verlichtte de zee.
359
old-fashioned - For later there was a stack of old-fashioned records ready.
ouderwets - Voor later lag er een stapel ouderwetse platen klaar.
360
shock - The boy springs upright with a jolt.
schok - De jongen veert met een schok rechtop.
361
towards - Her voice floated to me from afar.
tegemoet - Haar stem zweefde me van ver tegemoet.
362
brain - His brain is working at top speed.
hersenen; hersens - Zijn hersens werken op topsnelheid.
363
pity - He felt a little sorry for her now.
medelijden - Hij had nu een beetje medelijden met haar.
364
to free - He frees his left arm and turns onto his side.
bevrijden - Hij bevrijdt zijn linkerarm en draait zich op zijn zij.
365
gloomy - Hesiod was a serious somewhat somber man.
somber - Hesiodus was een ernstig wat somber man.
366
to suck - Involuntarily I had to suck on that finger.
zuigen - Onwillekeurig moest ik aan die vinger zuigen.
367
breakfast - The next day they left the house immediately after breakfast.
ontbijt - De volgende dag verlieten ze direct na het ontbijt het huis.
368
living room - A twilight lamp is lit in the living room.
woonkamer - In de woonkamer brandt een schemerlamp.
369
to grin - He grinned at his father and walked into the goal.
grijnzen - Hij grijnsde tegen zijn vader en liep het doel in.
370
to blow - A cold wind blew across the cemetery.
waaien - Over het kerkhof waaide een koude wind.
371
a) lady b) teacher - a) A teacher came in to bring coffee.b) He made it impossible for his teacher to tell.
juffrouw - a) Er kwam een juffrouw binnen om koffie te brengen.b) Hij maakte het zijn juffrouw onmogelijk om te vertellen.
372
to penetrate - As one penetrated deeper into the vault the atmosphere became hotter and more oppressive.penetrate to: It takes a while for the message to penetrate me in fullness.
doordringen - Naarmate men dieper in het gewelf doordrong werd de atmosfeer heter en benauwder.doordringen tot: Het duurt even voordat de boodschap in voile hevigheid tot me doordringt.
373
cry - A shout rises from the terrace.
kreet - Er stijgt een kreet vanaf het terrasje op.
374
violent - They ran and made all kinds of violent gestures.
heftig - Ze renden en maakten allerhande heftige gebaren.
375
moon - In the sky the moon appears.
maan - Aan de hemel verschijnt de maan.
376
to bend - She bends down and draws lines through the snow at her feet.
bukken (zich) - Ze bukt zich en tekent lijnen door de sneeuw aan haar voeten.
377
weak - She somewhat uncomfortably places a limp hand in mine.
slap - Ze legt wat onwennig een slap handje in de mijne.
378
evil; bad - His evil character traits had taken over.
kwalijk - Zijn kwalijke karaktereigenschappen hadden de overhand genomen.
379
to stay - We stayed in a little hotel.
logeren - We logeerden in een hotelletje.
380
anxious - He saw her anxious look.
angstig - Hij zag haar angstige blik.
381
snow - The snow did not melt and the images remained unchanged.
sneeuw - De sneeuw smolt niet en de beelden bleven onveranderd.
382
to turn (round) - He had turned around and seen that it was her.
omdraaien (zich) - Hij had zich omgedraaid en gezien dat zij het was.
383
pavement - With one hand on the wall he shuffled along the sidewalk.
stoep - Met een hand aan de muur schuifelde hij over de stoep.
384
to give - It was not my intention to cause you unnecessary work.
bezorgen - Het was niet mijn bedoeling om jou onnodig werk te bezorgen.
385
uncertain - The uncertain future has not yet led her to apply for jobs.
onzeker - De onzekere toekomst heeft haar nog niet tot solliciteren gebracht.
386
pipe - One day his pipe was stolen.
pijp - Op zekere dag werd zijn pijp gestolen.
387
smooth - Her wet slick hair just touches her shoulders.
glad - Haar natte gladde haar raakt net haar schouders.
388
kiss - Sophie gives her a kiss on the mouth.
kus - Sophie geeft haar een kus op haar mond.
389
to cherish - My tongue nurtured the wound above my teeth.
koesteren - Mijn tong koesterde de wond boven mijn tanden.
390
to spread - She spread her arms to catch the snowflakes.spread out: She spread both her hands out in front of him.
spreiden - Ze spreidde haar armen om de sneeuwvlokken te vangen.uitspreiden: Ze spreidde haar beide handen voor hem uit.
391
to catch; to grasp - Carefully he caught her by the arm.
vatten - Voorzichtig vatte hij haar bij de arm.
392
meeting - For hours they told each other about their lives until the moment they met.
ontmoeting - Urenlang vertelden zij elkaar over hun levens tot het moment van hun ontmoeting.
393
laborious - She knew it would be an arduous maintenance.
moeizaam - Ze wist dat het een moeizaam onderhoud zou worden.
394
cow - Between the cows she stood peering into the distance.
koe - Tussen de koeien stond ze in de verte te turen.
395
understanding - You stand still only to come to the realization that you are lost.
besef - Je staat stil om tot het besef te komen dat je verdwaald bent.
396
ice - The mallards freeze in groups on the ice of the ring canal.
ijs - De wilde eenden vriezen in groepen op het ijs van de ringvaart vast.
397
meal - It was time for the meal.
maaltijd - Het werd tijd voor de maaltijd.
398
memory - You have an excellent memory.
geheugen - U hebt een uitstekend geheugen.
399
to break down - The lock had given way under the pressure of the pincers.moving: Leaning heavily on a stick she made her way to the cottage creaking and groaning.
begeven - Het slot had het begeven onder de druk van de nijptang.zich begeven: Zwaar leunend op een stok begeeft ze zich al krakend en kreunend naar het huisje.
400
sound - Sound comes to me in waves and loose sounds.
klank - Geluid komt in golven en losse klanken op me af.
401
button - He pressed a button.
knop - Hij drukte op een knopje.
402
to relax - She relaxed when she saw from my face that it was a joke.
ontspannen - Ze ontspande toen ze aan mijn gezicht zag dat het een grapje was.
403
hollow - The clarinet consists of a cylindrical hollow pipe with holes.
hol - De klarinet bestaat uit een cilindrische holle pijp met gaten.
404
relieved - The captain breathed a sigh of relief.
opgelucht - De kapitein haalde opgelucht adem.
405
to run - He hurries to the station.
hollen - Hij holt naar het station.
406
grondfather - Perhaps we had inherited this from mothers grandfather.
grootvader - Misschien hadden wij dit geërfd van moeders grootvader.
407
excitement - His voice sounded hoarse with excitement.
opwinding - Zijn stem klonk schor van opwinding.
408
damn - How the hell did they know all this?
verdomme - Hoe wisten ze dit verdomme allemaal?
409
crooked; oblique - With a crooked head he looks at his mothers work.
scheef - Met een scheef hoofd bekijkt hij het werk van zijn moeder.
410
to excuse (oneself) - He apologized as he got into the car.
verontschuldigen (zich) - Hij verontschuldigde zich toen hij in de auto stapte.
411
usually - The bus usually kept waiting there for a few minutes.
gewoonlijk - De bus bleef er gewoonlijk een paar minuten wachten.
412
to betray - The nurses face betrayed nothing.
verraden - Het gezicht van de verpleegster verraadde niets.
413
nervous - Im a nervous person I have to move.
zenuwachtig - Ik ben een zenuwachtig mens ik moet bewegen.
414
hip - She walked into the kitchen while rocking her hips excessively.
heup - Ze liep de keuken in terwijl ze overdreven met haar heupen wiegde.
415
to it; at it; after it - The judge looked at it with a furrowed brow.
ernaar - De rechter keek ernaar met gefronst voorhoofd.
416
invisible - He strummed on an invisible stringed instrument.
onzichtbaar - Hij tokkelde op een onzichtbaar snaarinstrument.
417
to confess - I must confess to you that it gave me tremendous satisfaction.
bekennen - Ik moet je bekennen dat het me een geweldige voldoening gaf.
418
heat - The heat hit him in the face.
hitte - De hitte sloeg hem in het gezicht.
419
difficulty - Everyone in this family has difficulties enough.
moeilijkheid - ledereen in dit gezin heeft moeilijkheden genoeg.
420
handkerchief - With a handkerchief he wiped his fingers clean.
zakdoek - Met een zakdoek veegde hij zijn vingers schoon.
421
this afternoon - Since the sky looks clear the women will join us on an outing this afternoon.
vanmiddag - Omdat de lucht er helder uitziet gaan de vrouwen vanmiddag mee op uitstap.
422
to whistle - I had to restrain myself from whistling a melody.
fluiten - Ik heb me moeten inhouden om geen melodie te fluiten.
423
vest; shirt - He deliberately spilled sauce and red wine on his shirt.
hemd - Hij morste opzettelijk saus en rode wijn op zijn hemd.
424
soon - Frank expects to be released soon.
spoedig - Frank verwacht dat hij spoedig wordt vrijgelaten.
425
attentive - The attentive audience was mouse silent.
aandachtig - Het aandachtige publiek was muisstil.
426
please - One moment please.Please call me quickly.Would madam please let these ladies and gentlemen in already.
alstublieft; alsjeblieft; a.u.b. - Een ogenblikje alstublieft.Bel me alsjeblieft snel.Zou mevrouw deze dames en heren a.u.b. al binnen willen laten.
427
to ponder - Only after laborious pondering did an answer come to mind.
peinzen - Pas na moeizaam peinzen schoot me een antwoord te binnen.
428
depth - In the depths a small river sparkles.
diepte - In de diepte schittert een riviertje.
429
to sneak - With his shoes in hand he sneaks out of the room.
sluipen - Met zijn schoenen in de hand sluipt hij uit de zaal.
430
to joke; to mock - He did not dare to mock the man of the tax.
spotten - Hij durfde het niet aan met de man van de belasting te spotten.
431
to groan - He groans in pain.
kreunen - Hij kreunt van de pijn.
432
to chuckle - I had to chuckle at this question.
grinniken - Ik moest grinniken om deze vraag.
433
to comfort - He couldnt think of anything to comfort her.
troosten - Hij kon niets verzinnen om haar te troosten.
434
shirt - He wore a shirt with no collar and his pants hung from suspenders.
overhemd - Hij droeg een overhemd zonder boord en zijn broek hing aan bretels.
435
speed - He slowed down stopped in the middle of the road and got out of his car.
vaart - Hij minderde vaart stopte midden op de weg en kwam uit zijn auto.
436
fantasy - In many an exciting detail reality surpassed even fantasy.
fantasie - In menig opwindend detail overtrof de realiteit zelfs de fantasie.
437
wound - The wound was close to the heart area.
wond - De wond was dicht bij de hartstreek.
438
darkness - Outside darkness set in.
duisternis - Buiten trad de duisternis in.
439
cold - Because of the cold the children were not allowed to go home at noon.
kou - Vanwege de kou mochten de kinderen tussen de middag niet naar huis.
440
motionless - I remained motionless.
roerloos - Ik bleef roerloos zitten.
441
end - There will be an opportunity to ask questions after the speech.
afloop - Na afloop van de toespraak is er gelegenheid om vragen te stellen.
442
people - Those people would soon notice!
lui - Dat zouden die lui wel gauw merken!
443
receiver; horn - He put down the handset and thought.
hoorn - Hij legde de hoorn neer en dacht na.
444
friendship - Sometimes it is difficult for the children to make friends.
vriendschap - Soms is het moeilijk voor de kinderen om vriendschap te sluiten.
445
hook - The boy hung the lamp on the hook.
haak - De jongen heeft de lamp aan de haak gehangen.
446
to park - He parked the car across the street.
parkeren - Hij parkeerde de auto aan de overkant.
447
1) door 2) doorkeeper - 1) He opened the door and resolutely put one leg outside the cart.2) The doorman asks me for my invitation.
portier - 1) Hij deed het portier open en zette resoluut een been buiten het wagentje.2) De portier vraagt me om mijn uitnodiging.
448
taxi - I called a cab and went home.
taxi - Ik riep een taxi en ging naar huis.
449
to tremble - He was trembling with excitement and uncertainty.
beven - Hij beefde van spanning en onzekerheid.
450
joy - An intense joy flares up within her.
vreugde - Een intense vreugde laait in haar op.
451
uniform - War was a business of men in uniform.
uniform - Oorlog was een zaak van mannen in uniform.
452
wrist - Later she sees on the watch on her wrist that it is eight to five.
pols - Later ziet ze op het horloge aan haar pols dat het acht voor vijf is.
453
right hand - She grabbed my right hand with two hands.
rechterhand - Zij pakte met twee handen mijn rechterhand vast.
454
bush - Quickly she sprang up and hid behind some barren bushes.
struik - Snel sprang ze op en verborg zich achter een paar dorre struiken.
455
loneliness - The loneliness seemed unbreakable.
eenzaamheid - De eenzaamheid leek niet te doorbreken.
456
jerk - With a jerk he turns his head away.
ruk - Met een ruk draait hij zijn hoofd af.
457
pan - Her mother put the pans on the stove in the kitchen.
pan - Haar moeder zette de pannen op het vuur in de keuken.
458
grave - Silently and impassively the woman stares at the grave.
graf - Stil en onbewogen staart de vrouw naar het graf.
459
tonight; last night - She will probably come back tonight.
vannacht - Waarschijnlijk komt ze vannacht terug.
460
to wave - I waved and she waved back.
wuiven - Ik wuifde en ze wuifde terug.
461
crazy - Our mad games and wild rides did not suit her.
dol - Onze dolle spelletjes en wilde tochten lagen haar niet.
462
to light up - I had lit a cigarette.
opsteken - Ik had een sigaretje opgestoken.
463
emotion - I understood that she did it on purpose so as not to betray her emotion.
emotie - Ik begreep dat ze het met opzet deed om haar emotie niet te verraden.
464
to swing - The woman swings it back and forth in front of me.
slingeren - De vrouw slingert hem voor mijn neus heen en weer.
465
warm - She was a sweet hearted woman and she did a lot for all of us.
hartelijk - Ze was een lieve hartelijke vrouw en ze deed veel voor ons allemaal.
466
to clap - People around him clapped bravely.
klappen - Mensen om hem heen klapten braaf.
467
boot - He made boots and sandals.
laars - Hij maakte laarzen en sandalen.
468
elbow - He planted his elbow on his thigh and rested his head on his clenched fist.
elleboog - Hij plantte zijn elleboog op zijn dij en liet zijn hoofd op zijn gebalde vuist rusten.
469
flame - He blew out the flame.
vlam - Hij blies de vlam uit.
470
mean - No one understood why the student sent so many mean emails to her family members.in common: They had nothing in common with me.
gemeen - Niemand begreep waarom de studente zoveel gemene mails naar haar familieleden stuurde.gemeen hebben: Zij hadden niets met mij gemeen.
471
to hiss - Quiet she hissed softly.
sissen - Stil siste ze zacht.
472
confusion - The sight had confused him.
verwarring - De aanblik had hem in verwarring gebracht.
473
just (now) - She just got off the train.
zojuist - Ze is zojuist uit de trein gestapt.
474
this morning - He called me this morning.
vanmorgen - Hij belde me vanmorgen op.
475
cap; hat - He puts his cap and gloves on the desk and sits down.
pet - Hij legt zijn pet en handschoenen op het bureau en gaat zitten.
476
talk; chat - My wife makes small talk with an old man in a boat.
praatje - Mijn vrouw maakt een praatje met een oude man in een boot.
477
to swell - The eyelids were swollen and dry.
zwellen - De oogleden waren gezwollen en droog.
478
impatient - At the stop a line of impatient passengers waits for a delayed bus driver.
ongeduldig - Bij de halte staat een rij ongeduldige passagiers op een verlate buschauffeur te wachten.
479
to stare - Weber peered at the smoke from his cigar.
turen - Weber tuurde naar de rook van zijn sigaar.
480
sex - Members of the female gender were severely underrepresented.
geslacht - De leden van het vrouwelijke geslacht waren ernstig ondervertegenwoordigd.
481
to kiss - He greedily wrapped his arms around her and kissed her on the neck.
zoenen - Hij sloeg gulzig zijn armen om haar heen en zoende haar in haar hals.
482
sandwich - Brenda spread fresh white bread with a thick layer of butter and chunks of pâté.
boterham - Brenda belegde verse witte boterhammen met een dikke laag roomboter en brokken paté.
483
but - It was still warm outside yet from the river blew a refreshing breeze.
doch - Het was nog warm buiten doch uit de rivier waaide een verfrissende wind.
484
to blush - The question made her blush.
blozen - De vraag deed haar blozen.
485
to pray - I suddenly remember that as a boy I always had to go to the bathroom when I was praying.
bidden - Ik herinner me plotseling dat ik als jongetje altijd naar de wc moest als ik zat te bidden.
486
wonderful - The mother had on her Sunday blouse and a wonderfully chic hat.
wonderlijk - De moeder had haar zondagse blouse aan en een wonderlijke chique hoed op.
487
lift - He walked to the elevator.
lift - Hij liep naar de lift.
488
to enter - A third guest entered the dining room.
betreden - Een derde gast betrad de eetzaal.
489
to dry - I watched the woman dry her tears.
drogen - Ik zag hoe de vrouw haar tranen droogde.
490
to disappoint - How can you be disappointed?
teleurstellen - Hoe kan je nu teleurgesteld zijn?
491
to arrive - Then it took some time before the cab finally arrived.
arriveren - Vervolgens duurde het nog een tijd voor de taxi eindelijk arriveerde.
492
silver - On her left wrist she wore a silver bracelet.
zilveren - Om haar linker pols droeg ze een zilveren armband.
493
to shave - Every morning I shave the stubble off my face again.
scheren - ledere morgen scheer ik opnieuw de stoppels van mijn gezicht.
494
to roar - We heard her roar some song.
brullen - We hoorden haar een of ander liedje brullen.
495
moist - The damp clothing is put in a drum.
vochtig - De vochtige kleding wordt in een trommel gedaan.
496
to look up - Just as I wanted to look up she gave me a punch.
opkijken - Net als ik wou opkijken gaf ze me een stomp.
497
to wander - The next day we wandered together through both of our hometowns.
dwalen - De volgende dag dwaalden we samen door ons beider geboortestad.
498
to glow - They seemed to glow from the rays of the sun.
gloeien - Ze leken door de stralen van de zon te gloeien.
499
to throw; to fling - He throws the pear against the wall.
smijten - Hij smijt de peer tegen de muur.
500
modest - I have found that truly learned people are extremely humble.
bescheiden - Ik heb ervaren dat werkelijk geleerde mensen uiterst bescheiden zijn.