General 3 - Dutch Vocabulary with Example Phrases Flashcards
This deck contains general vocabulary and phrases. Only memorise the word. The example phrases are there for context. I do recommend reading the phrases out loud as you study
use - I dont see the point of this treatment.
nut - Ik zie het nut van deze behandeling niet in.
to grow - This idea can grow into a great project.
uitgroeien - Dit idee kan uitgroeien tot een mooi project.
to be mistaken - He was mistaken when he said they were going to France.
vergissen (zich) - Hij vergiste zich toen hij zei dat ze naar Frankrijk gingen.
obligation - There is however an obligation to attend.
verplichting - Er is wel een verplichting om te komen.
dance - This dance is not easy.
dans - Deze dans is niet gemakkelijk.
patience - You have to have the patience to make it a unit.
geduld - Je moet het geduld opbrengen om er een eenheid van te maken.
physical - The insurance doctor looks at whether there are physical or psychological symptoms.
lichamelijk - De verzekeringsarts bekijkt of er lichamelijke of psychische klachten zijn.
to confound - He confuses people with robots.
verwarren - Hij verwart mensen met robots.
behind - He was suffering again from that strain in the back of his buttock.
achteraan - Hij kreeg weer last van die verrekking achteraan in zijn bil.
to mate - Only the dominant males are allowed to mate.associated with: The fire was accompanied by strong smoke.
paren - Alleen de dominante mannetjes mogen paren.gepaard gaan met: De brand ging gepaard met een sterke rookontwikkeling.
perspective - Look at it from a different perspective.
perspectief - Bekijk het eens vanuit een ander perspectief.
to distribute - She handed out pamphlets.
uitdelen - Ze deelde pamfletten uit.
ultimate - This is the ultimate attempt to qualify.
ultiem - Dit is de ultieme poging om zich te kwalificeren.
to see - May I take a look at your book?
inzien - Mag ikjouw boek even inzien?
a) to lift b) to abolish - a) She raises the cup jubilantly.b) With his departure his position is also abolished.
opheffen - a) Zij heft de beker juichend op.b) Met zijn vertrek wordt ook zijn functie opgeheven.
lover - Lovers of this wine will not get drunk easily.
liefhebber - De liefhebbers van deze wijn zullen niet snel dronken worden.
to happen - Everything that goes on in and around the house will be shown live.
afspelen (zich) - Alles wat er zich afspeelt in en rond het huis zal rechtstreeks te zien zijn.
factual - We need to find a solution to the actual problem.
feitelijk - We moeten een oplossing vinden voor het feitelijke probleem.
cancer - There are several treatments for this form of cancer.
kanker - Er zijn verschillende behandelingen voor deze vorm van kanker.
a) step b) pass(port) - a) I made a few wrong steps on the dance floor.b) Do you have your pass with you?
pas - a) Ik maakte een paar verkeerde passen op de dansvloer.b) Heb je je pas bij je?
to break out - We break out the room so it will be bigger.The sheep broke out again last night.
uitbreken - We breken de kamer uit zodat hij groter wordt.De schapen zijn vannacht weer uitgebroken.
absolutely - I thought completely differently the next morning.
volstrekt - Ik dacht er de volgende morgen volstrekt anders over.
to encourage - The campaign aims to encourage greater mutual understanding.
aanzetten - De campagne wil aanzetten tot meer wederzijds begrip.
vegetable - We should eat an average of 300 grams of vegetables a day.
groente - We moeten gemiddeld 300 gram groenten per dag eten.