Fiction 2 - Dutch Vocabulary with Example Phrases Flashcards
This deck contains vocabulary related to fiction, think of stories and books. Only memorise the word. The example phrases are there for context. I do recommend reading the phrases out loud as you study
to walk away; to run away - If I had been on duty that girl would not have run away.
weglopen - Als ik dienst gehad had was dat meisje niet weggelopen.
rose - She took out three red roses.
roos - Ze nam er drie rode rozen uit.
to interfere - What was he actually interfering with?
bemoeien (zich) - Waar bemoeide hij zich eigenlijk wel mee?
lap - Then you could not have sat down with your hands in your lap either.
schoot - Dan had je ook niet met je handen in je schoot kunnen gaan zitten.
to whine; to nag - Thats why he started whining about the bridge.
zeuren - Daarom begon hij te zeuren over de brug.
to sniff - He sniffed me but I hadnt drunk anything.
snuiven - Hij snoof aan me maar ik had niets gedronken.
to surprise; to overtake - The feeling overtook him now that he was sitting in his regular spot at the table.
overvallen - Het gevoel overviel hem nu hij op zijn vaste plaats aan de tafel ging zitten.
gradually - It was about time to take action.
langzamerhand - Het werd zo langzamerhand tijd om tot actie over te gaan.
skull - I stare at the elder rubbing his skull dry with a white handkerchief.
schedel - Ik staar naar de ouderling die met een witte zakdoek zijn schedel droog wrijft.
doorway - I remained in the doorway for a few minutes.
deuropening - Ik bleef een paar minuten in de deuropening staan.
to suppress - I suppressed the urge to make a fiery speech.
onderdrukken - Ik onderdrukte de neiging om een vurige rede te houden.
to lick - He licked his tongue along his dry lips.
likken - Hij likte met zijn tong langs zijn droge lippen.
absent - Sometimes she would stay absent for two weeks.
afwezig - Soms bleef ze twee weken afwezig.
curl - Fleur recognizes the boy with the reddish curls from the movie theater.
krul - Fleur herkent de jongen met de rossige krullen uit de bioscoop.
to giggle - She giggled like one of the schoolgirls on the bus.
giechelen - Ze giechelde als een van de schoolmeisjes in de autobus.
to cover - The insurance will cover the damage.to set the table: I set the table and he joined us when we ate.
dekken - De verzekering dekt de schade.de tafel dekken: Ik dekte de tafel en hij kwam bij ons zitten toen we gingen eten.
bottom - The blonde straightened her shoulders and twisted her butt.
kont - De blondine rechtte haar schouders en draaide met haar kont.
imagination - Little would be left to the imagination.
verbeelding - Er zou weinig aan de verbeelding worden overgelaten.
worn - On the worn towel were her sunglasses.
versleten - Op de versleten handdoek lag haar zonnebril.
grondmother - I got that money from my grandmother.
grootmoeder - Ik kreeg dat geld van mijn grootmoeder.
to move - These words would not move her until later.
ontroeren - Deze woorden zouden haar pas later ontroeren.
to amuse - My wife seemed to be having a great time.
amuseren (zich) - Mijn vrouw scheen zich kostelijk te amuseren.
mouth - The mouth opened wide but closed again immediately after.
bek - De bek ging wijd open maar sloot direct daarna weer.
shame - I could crawl into the ground in shame.
schaamte - Ik kon wel in de grond kruipen van schaamte.
portrait - Maybe he will paint my portrait.
portret - Misschien gaat hij mijn portret wel schilderen.
potato - Sometimes we ate only potatoes.
aardappel - Soms aten we alleen aardappelen.
puddle - Outside a car drives through the puddles.
plas - Buiten rijdt een auto door de plassen.
rough - As a child he loved rough games.
ruw - Als kind hield hij al van ruwe spelletjes.
to wash - Sometimes the waves wash over my shoes.
spoelen - Soms spoelen de golven over mijn schoenen.
hell - It was like a scene from hell.
hel - Het was als een tafereel uit de hel.
to hurry - Traffic rushed past us.
haasten (zich) - Het verkeer haastte zich langs ons.
to lift - Bep opened the door and he lifted his hat.
lichten - Bep deed de deur open en hij lichtte zijn hoed.
funeral - A few weeks after the funeral I went there and picked out a stone.
begrafenis - Enige weken na de begrafenis ging ik er heen en zocht een steen uit.
angel - The angel turns around and floats into the locker room.
engel - De engel draait zich om en zweeft de kleedkamer in.
to irritate - The voices that annoy and irritate me I can immediately silence.
irriteren - De stemmen die mij ergeren en irriteren kan ik meteen tot zwijgen brengen.
restless - She closed her eyes and slept restlessly.
onrustig - Ze sloot haar ogen en sliep onrustig in.
living room - The living room was larger and the kitchen was separate from it.
huiskamer - De huiskamer was groter en de keuken was apart ernaast.
sock - He sat down and took off his shoes and socks.
sok - Hij ging zitten en trok zijn schoenen en sokken uit.
surprise - Her answer did come as a surprise.
verrassing - Haar antwoord kwam wel als een verrassing.
exhausted - I felt nauseous and exhausted.
uitgeput - Ik voelde me misselijk en uitgeput.
to greet - She greeted me with the utmost regard.
groeten - Zij groette mij met de grootste achting.
to ring - Inside the cottage the phone was ringing.
rinkelen - In het huisje rinkelde de telefoon.
to stumble - At the first department store my father trips over a plank lying on the path.
struikelen - Bij het eerste warenhuis struikelt mijn vader over een plank die op het pad ligt.
admiration - She looks deep into my eyes with a look full of admiration and love.
bewondering - Ze kijkt me diep in de ogen met een blik vol bewondering en liefde.
to avoid - Daniel stood next to her mother and avoided her gaze.
ontwijken - Daniël stond naast haar moeder en ontweek haar blik.
to prick - The spines of a chestnut pricked my neck.
prikken - De stekels van een kastanje prikten in mijn nek.
despair - On Monday night he was prey to despair.
wanhoop - Op maandagavond was hij de wanhoop ten prooi.
to like - I would love a glass of wine.
lusten - Ik zou wel een glas wijn lusten.
sunlight - The sunlight through the canopy put everything in a pink glow.
zonlicht - Het zonlicht door de overkapping zette alles in een roze gloed.
heel - Shoes with heels are taken out of production.
hak - Schoenen met hakken worden uit de productie genomen.
to wake up - When I awoke I saw that it was only 7:30.
ontwaken - Toen ik ontwaakte zag ik dat het pas half acht was.
woman; broad - That woman is not a lady but a female a fishwife.
wijf - Die vrouw is geen dame maar een wijf een viswijf.
to glance through - He has a photo album on his lap that he is leafing through.
bladeren - Hij heeft een fotoalbum op zijn schoot waar hij in bladert.
half (an) hour - Ive been sitting here for a good half hour and all that time she has been dancing.
halfuur - Ik zit hier al een goed halfuur en al die tijd heeft ze gedanst.
candle - With each candle he makes a deep bulge and blows them out.
kaars - Bij elke kaars maakt hij een diepe bulging en blaast ze uit.
relief - To my relief we were now apparently past the dangerous cliffs.
opluchting - Tot mijn opluchting waren we nu blijkbaar voorbij de gevaarlijke klippen.
loft - I have a little room in the attic.
zolder - Ik heb een kamertje op zolder.
damn(ed) - How darn nice that youre back!
verdomd - Wat verdomde leuk dat je er weer bent!
to let go; to release - Neither of us wanted to let go.
loslaten - Geen van beiden wilden we loslaten.
to greet - I immediately rose from my chair and greeted him respectfully.
begroeten - Ik stond onmiddellijk op van mijn stoel en begroette hem eerbiedig.
to squeak - The door squeaked a little.
piepen - De deur piepte een beetje.
cigar - He pulled his matches from his pocket and lit his cigar.
sigaar - Hij haalde zijn lucifers uit zijn zak en stak zijn sigaar aan.
tap; crane - In the kitchen I turn the faucet wide.
kraan - In de keuken draai ik de kraan wijdopen.
to rise - A rock wall loomed some distance away.
verheffen (zich) - Een rotswand verhief zich op enige afstand.
window - I understand why the houses here have such small windows.
venster - Ik begrijp waarom de huizen hier zulke kleine vensters hebben.
rag - Dirty rags hung in front of the windows.
lap - Voor de ruiten hingen vieze lappen.
footstep - Finally we hear footsteps approaching.
voetstap - Eindelijk horen we voetstappen naderen.
a) to hold out b) to stick/stand out - a) She introduced him to the blond athlete who held out the hand.b) She could see the top of the mast sticking out above the high bank.
uitsteken - a) Ze stelde hem voor aan de blonde atleet die de hand uitstak.b) Ze kon de bovenzijde van de mast zien uitsteken boven de hoge oever.
angry; short-tempered - It is an extremely adrift man.
driftig - Het is een uitermate driftige man.
whore - This was the neighborhood of drunks sailors and whores.
hoer - Dit was de buurt van dronkenlappen matrozen en hoeren.
to bewilder - What all these people confide in me sometimes baffles me.
verbijsteren - Wat die mensen mij allemaal toevertrouwen verbijstert me soms.
peculiar - However I did notice a peculiar smell.
eigenaardig - Wel merkte ik een eigenaardige lucht op.
shower - The next morning I was in the shower singing.
douche - De volgende morgen stond ik zingend onder de douche.
muscle - She bent forward even further and tensed her muscles but she didnt come up.
spier - Ze boog nog verder naar voren en spande haar spieren maar ze kwam niet omhoog.
to call (up) - She would call and tell what had happened.
opbellen - Ze zou opbellen en vertellen wat er was gebeurd.
towel - Colette looked at him towel in hand perplexed.
handdoek - Colette keek hem met de handdoek in de hand beduusd na.
façade - The windows drew in as orange squares against the black facades.
gevel - De ramen tekenden zich als oranje vakken af tegen de zwarte gevels.
to curse - I was angry with myself for standing up to the poor guy.
schelden - Ik was kwaad op mijzelf omdat ik tegen die arme jongen had staan schelden.
bone - All his bones were hurting him.
bot - Al zijn botten deden hem zeer.
beam - With that memory a bright beam of sunlight suddenly broke through the clouds.
straal - Met die herinnering brak opeens een heldere straal zonlicht door de wolken.
bucket - I came back with a pot of tea and a bucket of water.
emmer - Ik kwam terug met een pot thee en een emmer water.
moustache - He had long hair and a thin mustache.
snor - Hij had lang haar en een dunne snor.
grey - I see gray-haired males making automatic movements.
grauw - Ik zie grauwe mannetjes automatische bewegingen maken.
brief; quick - He paid a fleeting visit to his parents.
vluchtig - Hij bracht een vluchtig bezoek aan zijn ouders.
to press - The wood creaked as he squeezed his butt between the railings.
persen - Het hout kraakte toen hij zijn achterwerk tussen de leuningen perste.
solemn - In solemn silence they drove to her house.
plechtig - In een plechtig stilzwijgen reden ze naar haar huis.
basket - There is enough food in each basket to get a large family through Christmas.
mand - In iedere mand zit eten genoeg om met een groot gezin de kerstdagen door te komen.
to go (along) with - Yet he had gone with him.
meegaan - Toch was hij met hem meegegaan.
to escape - Nothing in the house eluded her.
ontgaan - Niets in huis ontging haar.
intense - He accepted the toy with a look of intense joy.
intens - Hij pakte het speelgoed aan met een blik van intense blijdschap.
to forgive - Could you forgive me?
vergeven - Zou je mij kunnen vergeven?
rather - On the left was a rather large house.
tamelijk - Links lag een tamelijk groot huis.
comfort - This work gives me comfort.
troost - Dit werk schenkt mij troost.
beard - Across from him sat a burly man with a giant black beard.
baard - Tegenover hem zat een forse man met een reusachtige zwarte baard.
to clean - I began to brush my teeth.
poetsen - Ik begon mijn tanden te poetsen.
to break up/off - After these words he broke the connection.
verbreken - Na deze woorden verbrak hij de verbinding.
to worm - He wriggled through a hole in the shelves in the basement.
wringen - Hij wrong zich door een gat in de planken in het souterrain.
carpet - She sits down on the carpet on the other side of the door.
tapijt - Ze gaat op het tapijt aan de andere kant van de deur zitten.
nerve - I didnt sleep a wink from the nerves.
zenuw - Ik heb geen oog dichtgedaan van de zenuwen.
mysterious - The moon was shining a mysterious light over the rocks.
geheimzinnig - De maan liet een geheimzinnig licht schijnen over de rotsen.
perfect - She says she is only perfectly happy here.
volmaakt - Ze zegt dat ze hier pas volmaakt gelukkig is.
biscuit - She dipped her cookie in her cup of coffee.Then we baked cookies in her kitchen.
koek; koekje - Ze doopte haar koek in haar kop koffie.Toen hebben we in haar keuken koekjes gebakken.
barn; shed - Behind the property was a pasture on which a barn stood.
schuur - Achter het pand lag een weiland waarop een schuur stond.
is(nt) it - One cannot turn back time can one?
nietwaar - Men kan de tijd niet terugzetten nietwaar?
to regret - Im sorry I said all that to you from just now.
spijten - Het spijt me dat ik dat van daarnet allemaal tegen je gezegd heb.
to make love - In a pit a couple is making love.
vrijen - In een kuil ligt een koppeltje te vrijen.
horizon - At exactly nine oclock the last vestige of the sun sank behind the horizon.
horizon - Om precies negen uur is het laatste restje van de zon achter de horizon weggezakt.
just (now) - The letter carrier saw us just now.
daarnet - De postbode heeft ons daarnet nog gezien.
shed - He leaned against the loft.
hok - Hij leunde tegen het hok.
piece of furniture - Except for some cheap furniture the room was almost empty.
meubel - Op enkele goedkope meubelen na was het vertrek bij na leeg.
behind (it; them) - They stared at the little factory and at the meadows behind it.
erachter - Ze staarden naar het fabriekje en naar de weilanden erachter.
to knot; to tie - The young man could not knot his tie.
knopen - De jongeman kon zijn das niet knopen.
to drip - The water dripped glisteningly from the wall.
druipen - Het water droop glinsterend van de muur.
secret - He no longer makes sneaky dates with his secretary.
stiekem - Hij maakt geen stiekeme afspraakjes meer met zijn secretaresse.
to tense; to tighten - I feel how his muscles tighten with each tentative step.
spannen (zich) - Ik voel hoe zijn spieren zich spannen bij iedere voorzichtige stap.
soup - He holds his nose above the pan of soup.
soep - Hij houdt zijn neus boven de pan soep.
patient - He was a kind and patient boy.
geduldig - Het was een vriendelijke en geduldige jongen.
to sweat - In a rubber jacket youre going to sweat.
zweten - In een rubber jas ga je zweten.
steel - On an expensive couch of leather and steel he sits a little lower.
staal - Op een kostbare bank van leer en staal zit hij een weinig onderuitgezakt.
to guide; to lead - The angels lead her to paradise.
geleiden - De engelen geleiden haar naar het paradijs.
anxious - A worried husband would immediately report his wifes missing.
ongerust - Een ongeruste man zou de vermissing van zijn vrouw onmiddellijk aangeven.
to reach out - Under the starched bedding she will extend her arms to him.
uitstrekken - Onder het gesteven beddengoed zal ze haar armen naar hem uitstrekken.
balcony - On the second floor they had built a balcony with a balustrade around the house.
balkon - Op de eerste verdieping hadden ze rond het huis een balkon met een balustrade getimmerd.
nest - The little bird was so startled that it immediately left the nest.
nest - Het vogeltje schrok zo dat hij meteen het nest verliet.
to risk - I dont venture far because Im afraid of getting lost.
wagen (zich) - Ik waag me niet ver omdat ik bang ben te verdwalen.
crack - Gently she opens the window ajar.
kier - Zachtjes opent ze het raam op een kier.
left hand - My left hand groped for the switch and pulled it.
linkerhand - Mijn linkerhand tastte naar de schakelaar en haalde hem over.
quay - In the old days cargo ships were towed across the Meuse River by a line of men on the shore.setting foot ashore: We are going to set foot on the shore.
wal - Vroeger werden vrachtschepen over de Maas gesleept door een rijtje mannen op de wal.voet aan wal zetten: We gaan voet aan wal zetten.
to growl - He began to growl and snort like a real wild boar.
grommen - Hij begon te grommen en te snuiven als een echt wild zwijn.
indifferent - The indifferent guy is not doing his job properly.
onverschillig - De onverschillige kerel doet zijn werk niet goed.
threshold; doorstep - The woman waited on the threshold of her home for family and guests to arrive.
drempel - De vrouw wachtte op de drempel van haar woning de familie en gasten af.
to spread; to butter - He sits barefoot at the table making a sandwich.
smeren - Hij zit met blote voeten aan tafel een boterham te smeren.
to embrace - Without saying anything I hugged her and pressed my face into her neck.
omhelzen - Zonder iets te zeggen omhelsde ik haar en drukte mijn gezicht in haar hals.
jaw - He squeezed his jaws together and hobbled down.
kaak - Hij perste zijn kaken op elkaar en hinkte naar beneden.
chain - She had on a beautiful red dress and a gold chain.
ketting - Ze had een prachtige rode jurk aan en een gouden ketting om.
to withdraw - For some time she has been vaguely aware of a presence that eludes her perception.
onttrekken (zich) - Al een poosje is ze zich vaag bewust van een aanwezigheid die zich aan haar waarneming onttrekt.
across; over - He picked up his book and stared over it.
overheen - Hij nam zijn boek op en staarde er overheen.
lover - She remembers the eyes of her lovers.
minnaar - Ze herinnert zich de ogen van haar minnaars.
inevitable - This in turn leads to the inevitable question of what did happen.
onvermijdelijk - Dat leidt weer tot de onvermijdelijke vraag wat er dan wel is gebeurd.
to be happy - I was terribly looking forward to the dinner.
verheugen (zich) - Ik verheugde me verschrikkelijk op het etentje.
curiosity - My annoyance gave way somewhat to curiosity.
nieuwsgierigheid - Mijn ergernis maakte enigszins plaats voor nieuwsgierigheid.
infinite - He watched it with a sense of infinite relief.
oneindig - Hij zag het met een gevoel van oneindige opluchting.
delight - The real pleasure had yet to begin.
genot - Het werkelijk genot moest nog beginnen.
sad - Why do sad people always need to be comforted?
treurig - Waarom moeten treurige mensen altijd getroost worden?
to kneel - He knelt in front of her to check her skates.
knielen - Hij knielde voor haar om haar schaatsen te controleren.
to pass - The moment had passed and then she had been silent again.
voorbijgaan - Het ogenblik was voorbijgegaan en toen had zij weer gezwegen.
scene - The scenes have clear subtitles that can be read even without glasses.
scène - De scènes zijn voorzien van duidelijke ondertitels die ook zonder bril te lezen zijn.
to go into; to be caught up in - She immersed herself in the newspaper again.
verdiepen (zich) - Ze verdiepte zich weer in de krant.
to tease - Berber teased him with his skipping voice.
plagen - Berber plaagde hem met zijn overslaande stem.
eager - He showed himself to be an eager learner.
gretig - Hij toonde zich een gretige leerling.
mat - We left our shoes on the mat.
mat - We lieten onze schoenen achter op de mat.
fingertip - Our fingertips touched and I saw her hand and her arm tremble.
vingertop - Onze vingertoppen raakten elkaar en ik zag haar hand en haar arm trillen.
horrible - Cleaning up other peoples junk is really horrible work for me.
afschuwelijk - Het opruimen van andersmans troep vind ik echt afschuwelijk werk.
to stagger - He staggered to the couch and promptly fell asleep.
wankelen - Hij wankelde naar de bank en viel terstond in slaap.
dull - She stared at the wall with dull eyes.
dof - Zij staarde met doffe ogen naar de muur.
to shriek; to scream - She screams and she squawks that it can be heard throughout the house.
krijsen - Ze gilt en ze krijst dat het door het hele huis te horen is.
to sob - She clasped her hands in front of her eyes and sobbed.
snikken - Zij sloeg haar handen voor de ogen en snikte.
around it - The gift was wrapped with a bow on it.
erom - Het cadeau was verpakt met een strik erom.
to shine - Their skins shone like silver.
blinken - Hun huiden blonken als zilver.
to beckon - He beckons for her to come along and hands her his binoculars.
wenken - Hij wenkt dat ze mee moet gaan en reikt haar zijn verrekijker over.
to cross - Again we crossed the boulevard to go to the little café near the hotel.
kruisen - Weer kruisten we de boulevard om naar het kleine café te gaan dichtbij het hotel.
a) to race b) to rage - a) The traffic raced past us.b) The animal raced back and forth like a madman.
razen - a) Het verkeer raasde langs ons heen.b) Het beest raasde als een dolle heen en weer.
himself - He himself had asked me.
hijzelf - Hijzelf had het me gevraagd.
to open - The doorbell rang and he went to open it.
opendoen - Er werd aan de poort gebeld en hij ging opendoen.
copper - The brass plate next to the door provided more explanation.
koperen - Het koperen plaatje naast de deur verschafte meer uitleg.
beautiful - Under the plane trees a beautiful terrace has been created.
fraai - Onder de platanen is een fraai terras gekomen.
whisky - A little uneasy they sipped their whiskey at the bar.
whisky - Een beetje onrustig dronken ze aan de bar van hun whisky.
to gesture - She said nothing and gestured for him to follow her.
gebaren - Ze zei niets en gebaarde dat hij haar moest volgen.
villa - Through the porch they entered the modern villa.
villa - Via de veranda betraden ze de moderne villa.
outraged; indignant - Mother and father stand there indignantly.
verontwaardigd - Moeder en vader staan er verontwaardigd bij.
to scratch - Bomdal scratched his head.
krabben - Bomdal krabde op zijn hoofd.
to swear - One could swear that someone had moved the house.
zweren - Men zou kunnen zweren dat iemand het huis verplaatst had.
to pick up - I picked up my bike from the ditch.
oprapen - Ik raapte mijn fiets op uit de greppel.
stove; heater - The stove could not be lit because we had forgotten to get petroleum.
kachel - De kachel kon niet aan omdat we vergeten hadden petroleum te halen.
to sink - Lost in thought he walked home.
verzinken - In gedachten verzonken wandelde hij naar huis.
to bleed - He fell and bled from his nose.
bloeden - Hij viel en bloedde uit zijn neus.
tap - Now he stepped in unexpectedly after a firm tap on the door.
tik - Nu stapte hij onverhoeds binnen na een stevige tik op de deur.
to shiver - When you shiver the body produces heat to maintain body temperature.
rillen - Als je rilt produceert het lichaam warmte om de lichaamstemperatuur op peil te houden.
stock-still - Ma this announcement the whole class was dead silent.
doodstil - Ma deze mededeling was de hele klas doodstil.
mystery - The entire conundrum can be reduced to a matter of word choice!
raadsel - Het gehele raadsel is terug te brengen tot een kwestie van woordkeus!
unrest - In the skippers case it seemed boredom rather than restlessness that moved him back and forth like a pendulum.
onrust - Bij de schipper leek het eerder verveling dan onrust die hem als een pendel heen en weer bewoog.
awkward - She fended off an awkward attempt to embrace her for a moment.
onhandig - Een onhandige poging haar even te omarmen weerde zij af.
miserable - I felt scared and bereft.
beroerd - Ik voelde me bang en beroerd.
cat - In his hand he had the saucer of milk for the cats.
poes - In zijn hand had hij het schoteltje met melk voor de poezen.
collar - She gripped the collar of her shirt on either side.
kraag - Ze greep aan weerskanten de kraag van haar overhemd.
to frown - She frowns questioningly at the forehead.
fronsen - Ze fronst vragend het voorhoofd.
to shiver - She shuddered at his cold hands.
huiveren - Ze huiverde van zijn koude handen.
to hand (over) - He could present her with her gift in private.
overhandigen - Hij zou haar onder vier ogen haar cadeau kunnen overhandigen.
scene - It presented a rather wondrous scene.
tafereel - Het gaf een nogal wonderlijk tafereel te zien.
to choke - When I was in danger of choking he pulled me upstairs.
stikken - Toen ik dreigde te stikken haalde hij me naar boven.
to stuff - He ate everything fish meat cheese sausage.
vreten - Hij vrat alles vis vlees kaas worst.
behind it; behind them - The curtain was ajar; behind it he had just stood.
daarachter - Het gordijn stond op een kier; daarachter had hij zoeven nog gestaan.
couple - An older couple got up from the table.
echtpaar - Een ouder echtpaar stond op van tafel.
seriousness - The king is too naive to see the gravity of the situation.
ernst - De koning is te naïef om de ernst van de situatie in te zien.
to perish - In the courtyard it had seemed as if the world was ending.
vergaan - Op het binnenplein had het geleken alsof de wereld verging.
pub - I went to the pub.
kroeg - Ik ging naar de kroeg.
piece - There were chunks of lime on the floor.
brok - Er lagen brokken kalk op de vloer.
insane - We had an insane conversation.
krankzinnig - We hebben een krankzinnig gesprek gehad.
to bark - Dogs bark in the distance.
blaffen - Honden blaffen in de verte.
windowsill - Valentine sits on the windowsill looking out at the outside world.
vensterbank - Valentijn zit op de vensterbank naar de buitenwereld te kijken.