Self Study - Onregelmatige werkwoorden verleden tijd Flashcards
bakken (to bake)
Onvoltooid
ik, je, hij bakte
we, jullie, ze bakten
Voltooid
(heb) gebakken
beginnen (to begin)
Onvoltooid
ik, je, hij begon
we, jullie, ze begonnen
Voltooid
(heb) begonnen
begrijpen (to understand)
Onvoltooid
ik, je, hij begreep
we, jullie, ze begrepen
Voltooid
(heb) begrepen
bewegen (to move)
Onvoltooid
ik, je, hij bewoog
we, jullie, ze bewogen
Voltooid
(heb) bewogen
bezoeken (to visit)
Onvoltooid
ik, je, hij bezocht
we, jullie, ze bezochten
Voltooid
(heb) bezocht
bidden (to pray, ask for)
Onvoltooid
ik, je, hij bad
we, jullie, ze baden
Voltooid
(heb) gebeden
bieden (to bid)
Onvoltooid
ik, je, hij bood
we, jullie, ze boden
Voltooid
(heb) geboden
blijken (to turn out, appear)
Onvoltooid
ik, je, hij bleek
we, jullie, ze bleken
Voltooid
(ben) gebleken
blijven (to stay)
Onvoltooid
ik, je, hij bleef
we, jullie, ze bleven
Voltooid
(zijn) gebleven
braden (to roast)
Onvoltooid
ik, je, hij braadde
we, jullie, ze braadden
Voltooid
(heb) gebraden
breken (to break)
Onvoltooid
ik, je, hij brak
we, jullie, ze braken
Voltooid
(heb) gebroken
brengen (to bring)
Onvoltooid
ik, je, hij bracht
we, jullie, ze brachten
Voltooid
(heb) gebracht
denken (to think)
Onvoltooid
ik, je, hij dacht
we, jullie, ze dachten
Voltooid
(heb) gedacht
doen (to do)
Onvoltooid
ik, je, hij deed
we, jullie, ze deden
Voltooid
(heb) gedaan
dragen (to wear)
Onvoltooid
ik, je, hij droeg
we, jullie, ze droegen
Voltooid
(heb) gedragen
drinken (to drink)
Onvoltooid
ik, je, hij dronk
we, jullie, ze dronken
Voltooid
(heb) gedronken
duiken (to dive)
Onvoltooid
ik, je, hij dook
we, jullie, ze doken
Voltooid
(heb/ben) gedoken
ervaren (to experience)
Onvoltooid
ik, je, hij ervoer
we, jullie, ze ervoeren
Voltooid
(heb) ervaren
eten (to eat)
Onvoltooid
ik, je, hij at
we, jullie, ze aten
Voltooid
(heb) gegeten
fluiten (to whistle)
Onvoltooid
ik, je, hij floot
we, jullie, ze floten
Voltooid
(heb) gefloten
gaan (to go)
Onvoltooid
ik, je, hij ging
we, jullie, ze gingen
Voltooid
(ben) gegaan
gelden (To apply, gelten)
Onvoltooid
ik, je, hij gold
we, jullie, ze golden
Voltooid
(heb) gegolden
genezen (to cure, to recover)
Onvoltooid
ik, je, hij genas
we, jullie, ze genazen
Voltooid
(heb,ben) genezen
genieten (to enjoy)
Onvoltooid
ik, je, hij genoot
we, jullie, ze genoten
Voltooid
(heb) genoten