Les 6 - Muziek Flashcards
The effect
Het effect
Emotional
Emotioneel
The song
Het liedje
Namely, nämlich
Namelijk
The area
Het gebied
To have to do with something, etwas damit zu tun zu haben
Te maken hebben
To affect
Raken
In love, enamoured
Verliefd
“Bis zum Hals”
Tot over je oren
To lower
Verlagen
To ease, alleviate
Verzachten
To undergo
Ondergaan
Peaceful, calm
Rustig
To revive
Opleven
To shape oneself
Zich vormen
The brain part (left/right)
De hersenhelft
The development
De ontwikkeling
The language skills
De taalvaardigheid
The creativity
De creativieteit
Through, by means of
Door middel van
Darüber
Erover
Nevertheless
Toch
The mood (2x)
De stemming, het humeur
The behaviour
Het gedrag
To influence
Beïnvloeden
The shop
De winkel
The comfort
Het gemak
The youth that hangs
De hangjongeren
To leave (physically i.e. from somewhere)
Vertrekken
The brain (2x)
De hersenen, het brein
To have something in mind
Iets op het oog hebben
The job
De baan
To apply for a job
Soliciteren
The money
Het geld
More expensive
Duurder
More distant
Verder
Cambodian man
Cambodjaanse man
The Christmas music
De kerstmuziek
It originated
Het is ontstaan
To create (within the body)
Aanmaken
[Grammatica] Verwijzen naar dingen: “de woorden singularis” vs ‘alle woorden pluralis”
De woorden singularis - Hij, hem
- i.e. de rok is mooi. Hij is mooi. Wil je hem passen?
Het woorden singularis - Het, het
- i.e. het geld is goed. Het is goed. Wil je het uitgeven?
Alle woorden pluralis - Ze, ze
- i.e. de laarzen zijn bruin. Ze zijn bruin. Wil je ze passen?
The department (in a store)
De afdeling
Fuck off
Rot op
Don’t be so difficult
Doe niet zo moeilijk
The worker
De medewerker
Easy
Gemakkelijk
He can easily reach the wine
Hij kan gemakkelijk bij de wijn
The mood (2x)
Het humeur, de stemming
