Les 1 - Babbelen met Tanja Flashcards
Happy
Gelukkig, blij
Belgium
België
The vocabulary (2x)
De woordenschat, de vocabulair
She did not know all the words
Zij kende niet alle woorden
Stronger
Sterker
The border/s
De grens/grenzen
The island
Het eiland
The river
De rivier
Christmas
Kerstmis
Until
Tot
All over the world
Over de hele wereld
The tax
De belasting
The moral support
De morele steun
Difficult
Makkelijk
Not the whole day
Niet de hele dag
Refreshing
Verfrissend
Friendly
Vriendelijk
The religion
De religie
To complain
Klagen
Not looking forward to something
Ergens tegenop zien (Ik zie er tegenop)
The traffic
Het verkeer
The foreigner
De buitenlander
Set (set price)
Vastgesteld
Like, such as
Zoals
[Grammar] This/that year, This/that hotel
Dit/dat jaar, Deze/die hotel
het > dit / dat
de > deze / die
The fifteen minutes
Het kwartier
Times (two times, three times)
Keer
[Grammar]
Two years How many years? Three hours Two times Some years Many hours
Twee Jaar Hoeveel jaar? Drie uur Twee keer Enkele jaren Vele uren
They stay single, except “Enkele” and “Vele”
It is raining
Het regent (regenen)
He is from Ireland
Hij komt uit Ireland
