Les 1 - Introductie Flashcards
1
Q
Almost
A
Albijna
2
Q
As much as possible
A
Zoveelmogelijk
3
Q
To keep
A
Haalden
4
Q
To happen
A
Gebeuren
5
Q
The animal shelter
A
Het dierenasiel
6
Q
The pet
A
Het huisdier
7
Q
To appear/seem
A
lijken
8
Q
The solution
A
De oplossing
9
Q
Again
A
Weer
10
Q
Suddenly
A
Plots
11
Q
Will (future tense)
A
Zullen
12
Q
To provide
A
Zorgen voor
13
Q
The news
A
Het nieuws
14
Q
The question
A
De vraag
15
Q
The care (for s.o.)
A
De zorg
16
Q
The pronunciation
A
De uitspraak
17
Q
The same (het)
A
Hetzelfde
18
Q
Nineteen
A
Negentien
19
Q
Ninety
A
Negentig
20
Q
The same (de)
A
Dezelfde
21
Q
Chinese
A
Chinees
22
Q
Japanese
A
Japans
23
Q
The teacher
A
De leerkracht
24
Q
The kindergarden teacher
A
De kleuterleider
25
The doctor
De dokter
26
The lawyer
De advocaat
27
The self-employer
De zelfstandige
28
The cook
De kok
29
The hairdresser
De kapper
30
To draw
Tekenen
31
To paint
Schilderen
32
To craft
Knutselen
33
To clean
Poetsen
34
To play games
Spelletjes spelen
35
To chat
Babbelen
36
To go out with friends
Weggaan met vrienden
37
To listen to music
Naar muziek luisteren
