Les 9 - Wat kunnen we leren van virusuitbraken? Flashcards
1
Q
To outbreak
A
Uitbreken
2
Q
Worldwide
A
Wereldwijd
3
Q
The past
A
Het verleden
4
Q
The world war
A
De wereldoorlog
5
Q
The contamination, infection
A
De besmetting
6
Q
Worried, anxious
A
Ongerust
7
Q
To notify
A
Op de hoogte brengen
8
Q
The village
A
Het dorp
9
Q
The funeral process
A
De rouwstoeten
10
Q
The advice
A
De raad
11
Q
It can kill you
A
Het je dood aan kan gaan
12
Q
Infected
A
Besmet
13
Q
Serious
A
Ernstig
14
Q
The lack of clarity, ambiguity
A
De onduidelijkheid
15
Q
To spread
A
Verspreiden
16
Q
The awareness
A
De voorlichting
17
Q
Contained
A
Ingedamd
18
Q
The isolation (people)
A
De afzondering
19
Q
The incubation period
A
De incubatietijd
20
Q
To express itself
A
Zich uiten
21
Q
To regret
A
Betreuren
22
Q
Trustworthy
A
Betrouwbaar
23
Q
To remove
A
Verwijderen
24
Q
To learn one’s lesson
A
Zijn lesje leren
25
To inform sb about sth
Op de hoogte brengen
26
The approach
De aanpak
27
Slow
Traag
28
To set-up
Opzetten
29
Timely
Tijdig
30
Coordinated
Gecoördineerde
31
The bat
De vleermuis
32
Directly
Rechtstreeks
33
Derived from
Afkomstig van
34
Massively
Massaal
35
The pilgrimage
De bedevaart
36
The clump
Het kluitje
37
To educate, inform
Voorlichten
38
The wrong move (physical move)
De verkeerde beweging
39
The lower back
De onderrug
40
Sore, painful
Pijnlijk
41
Shadowy, dodgy
Schimmig
42
It speaks about (the article or text)
Het gaat over
43
The United States
De Verenigde Staten
44
To set-up a businessplan
Een businessplan opstellen/op te stellen
45
The relationship management
Het relatiebeheer
46
To build relationships
Relaties opbouwen
47
To work on solutions
Werken aan oplossingen
48
The experience
De ervaring
49
Whenever someone searches..
Als iemand zoekt..
50
```
[Grammatica} Bijvoeglijke naamwoorden:
"The full sack"
"Full sacks"
"The sack is full"
"A full sack"
"The house is pretty"
"The pretty house"
"Pretty houses"
"A pretty house"
"Sugar is sweet"
"The sweet sugar"
"Sweet sugar"
"The wet water"
"Water is wet"
"Wet water"
```
```
De volle zak
Volle zakken
De zak is vol
Een volle zak
Het huis is mooi
Het mooie huis
Mooie huizen
Een mooi huis
Suiker is zoet
De zoete suiker
Zoete suiker
Het natte water
Water is nat
Nat water
```
51
Is busy with..
Is bezig met..
52
The penalty
De boete
53
To earn (money)
Verdienen
54
The skill
De vaardigheid
55
You do not get the chance every day
Je krijgt niet elke dag die kans
