Les 5 - Alcohol Flashcards
1
Q
The nitrogen
A
De stikstof
2
Q
Around us
A
Om ons heen
3
Q
Sich selbst
A
Zichzelf
4
Q
Harmful
A
Schadelijk
5
Q
The nutrient
A
De voedingstof
6
Q
The damage
A
De schade
7
Q
To cause damage to
A
Schade brengen toe aan
8
Q
The emission
A
De uitstoot
9
Q
Down
A
Omlaag
10
Q
To emit, to release
A
Uitstoten
11
Q
Occasionally
A
Af en toe
12
Q
The nausea
A
De misselijkheid
13
Q
The lever damage
A
De leverschade
14
Q
The cancer
A
De kanker
15
Q
Grown up (adjective)
A
Volwassen
16
Q
Well over this.
A
Hier ruim overheen.
17
Q
Below (in a text)
A
Hieronder
18
Q
The misconception, misunderstanding
A
De misvatting
19
Q
Pleasant, enjoyable
A
Prettig
20
Q
To speed up
A
Versnellen
21
Q
The heart rate
A
De hartslag
22
Q
Inhibited
A
Geremd
23
Q
Relaxed
A
Ontspannen
24
Q
The feeling
A
Het gevoel
25
The more.. the stronger
Hoe meer.. hoe sterker
26
The responsiveness
Het reactievermogen
27
Backward
Achteruit
28
To overestimate
Overschatten
29
Sick
Misselijk
30
Unconscious
Bewusteloos
31
To lead to sth.
Leiden tot
32
Physical
Lichamelijk
33
The memory problems
De geheugenproblemen
34
Addictive
Verslavend
35
It belongs
Het hoort
36
On top
Bovenop
37
The reward system
Het beloningssysteem
38
The brain
De hersenen
39
National, nationwide
Landelijk
40
To join
Aan mee
41
Measurable, meßbar
Meetbaar
42
To stop, stehen lassen
Laten staan
43
[Grammatica] Imperatief: van doen
Doe je jas uit!
Doe jullie jas uit!
Doet uw jas uit! - enkelvoud
Doet uw jas uit - meervoud
44
[Grammatica] Comperatief:
He is bigger than her
He is smaller than her
He is as big as her
Hij is groter dan zij.
Hij is kleiner dan zij.
Hij is even groot als zij.
45
The society
De maatschappij
46
It depends on..
Het hangt af..
47
To have fun
Plezier hebben
48
The education (2x)
Het onderwijs, de educatie
49
The challenge
De uitdaging
50
To explain
Uitleggen
51
The drug
De drug
52
To connect
Aansluiten
