qualités et défauts humains Flashcards
le caractère
karakter
le tempérament
temperament
énergique
energiek
humanitaire
humanitair
le tact
tact
l’ironie (f)
ironie
ironique
ironisch
optimiste
optimist
l’optimisme
optimisme
pessimiste
pessimist
le pessimisme
pessimisme
réaliste
realist
le réalisme
realisme
un idéal
ideaal
idéaliste
idealist
l’idéalisme (m)
idealisme
sublime
subliem = briljant
naïf(ve)
naïf
passif(ve)
passief
la passivité
passiviteit
sarcastique
sarcastisch
le sarcasme
sarcasme
cynique
cynisch
le cynisme
cynisme
nonchalant(e)
nonchalant
la nonchalance
nonchalance
l’arrogance (f)
arrogantie
snob
snob
hypocrite
hypocriet
l’hypocrisie (f)
hypocrisie
égoïste
egoïst
l’égoïsme (m)
egoïsme
opportuniste
oppurtunist
brutal(e)
wreed, bruut
la brutalité
wreedheid, bruutheid
vulgaire
vulgair
débile
debiel, idioot
fanatique
fanatiek
le fanatisme
fanatisme
objectif(ve)
objectief
subjectif (ve)
subjectief
la subjectivité
subjectiviteit
intelligent(e)
intelligent
l’intelligence (f)
intelligentie
personnalité (f)
persoonlijkheid
courageux(se)
moedig
le courage
de moed
ferm(e)/ déterminé(e)
kortdaat, vastberaden
fermeté (f), détermination
kordaatheid, vastberadenheid
résolument
vastberaden, resoluut
têtu/ obstiné
koppig
obstination (f)
koppigheid
générosité
edelmoedig, groothartig
généreux
groothartig
digne
waard
(im)prudent
(on)voorzichtig
une imprudence
onvoorzichtigheid
sage
wijs
la sagesse
wijsheid
des défauts
gebreken
sage
braaf
bruyant(e)
luidruchtig
caprice (m)
gril
(im)poli(e)
(on)beleefd
grossier(ière)
brutaal, onbeschoft
raffiné
verfijnd, geraffineerd
la gentillesse
vriendelijkheid
l’honnêteté (f)
eerlijkheid
(mal)honnête
(on)eerlijk
paresseux
lui
travailleur
werker
spirituel(le)
geestige
de fantaisie (f)
fantasie
bête, stupide, idiote
dwaze, domme
bêtise/ stupidité
domheid, dwaasheid, domme dingen
de bêtises (f), de sottises (f)
dwaasheden
sincère
oprecht, eerlijk
sincérité (f)
oprechtheid, eerlijkheid
héros en héroïnes
helden en heldinnen
héro
heldhaftig
lâcheté (f)
lafheid
les lâches (m)
lafaards
vilian
gemene, smerige
convenable
fatsoenlijk
un type comme il faut
toffe, fatsoenlijke
sociable
sociaal, gezellig
asocial
asociaal
de la folie
waanzin
fou/ folle
gek
économe
spaarzaam
odieux(se)
hatelijke
monstrueux(se)
monsterachtig
adorble
heel lief, schattig
malin
slim
docile
volgzaam
timide
verlegen
doué(e)
begaafde
ingénieux(se)
vindingrijk
acharné(e)
harde, medogenloos
force (f)
kracht
renfermé(e)
gesloten
superficiel(le)
oppervlakkig
sot(te)
dwaas
un imbécile
idioot
insupportable
onuitstaanbaar
sensible
gevoelig
sensibilité (f)
gevoeligheid
(im)patient(e)
(on)geduldig
de patience (f)
geduld
discret
discreet
indiscrètes
onbescheiden, indiscreet
de discrétion (f)
discretie
s’en rendre compte
het te beseffen
conscient(e)
bewust
consciencieux(se)
gewetensvol, nauwgezette
sérieux(se)
serieus, ernstig
équilibré(e)
evenwichtig
modeste
bescheiden
modestie (f)
bescheidenheid
prétentieux(se)
verwaand, pretentieus
la prétention
pretentie
l’intolérance (f)
onverdraagzaamheid
tolérant(e)
verdraagzaam
la tolérance
verdraagzaamheid
larges d’esprit
ruimdenkend
borné(e)
bekrompen
préjugé(e)
vooroordelen
impartail
onpartijdig
l’injustice (f)
onrechtvaardigheid
strict(e)
strikt
fier
fier, trots
sévère
streng
indulgente
toegeeflijk, begrijpend
délicat(e)
fijngevoelige = delicaat
ingrat(e)
ondankbaar
rude
ruw, bars
cruel(le)
wreed
méchant(e)
kwaadaardig
enfantine
kinderachtig
avare
gierig
généreux(se)
gul, vrijgevig
bavard(e)
praatziek
franchement
openhartig, ronduit
attitude (f)
houding
carrément
ronduit
franchise (f)
vrijmoedigheid
indifférent
ongeïntresseerd, onverschilligheid
indifférence (f)
onverschilligheid
d’attention (f) , d’intérêt (m)
aandacht, interesse, belangstelling
intéressé(e)
geïnteresseerd
désintéressé(e)
onbaatzuchtig
l’intérêt (m)
belang
aimable
vriendelijk
chic
aardig, toffe
habileté (f)
handigheid
adroit(e)/habile
handig
maladroit(e)
onhandig
rusé(e)
sluw
impitoyable
meedogenloos
pitié (f)
medelijden
attentif(ve)
oplettend
inattentif(ve)
onoplettend
distrait(e)
verstrooid
souple
soepel
spontané(e)
spontaan
sobre
sober
une brute
bruut, woesteling
des monstres (m)
monsters