penser, savoir, raisonner, décider Flashcards
un concept
concept
un principe
principe
mental(e)
mentaal
une mentalité
mentaliteit
une abstraction
abstractie
concret(ète)
concreet
un élément
element
élémentaire
elementair
complexe
complex
la complexité
complexiteit
une analyse
analyse
analytique
analytisch
une synthèse
synthese
synthétique
synthetisch
une définition
defenitie
un axiome
axioma
a priori
a priori
a posteriori
a posteriori
une fiction
fictie
fictif(ive)
fictief
un argument
argument
argumenter
argumenteren
associer
associëren
un motif
motief
motiver
motiveren
une réalité
realiteit
(ir)réel(le)
(on)reëel
un dilemme
dilemma
paradoxal(e)
paradoxaal
vice versa
omgekeerd
évident(e)
evident
deviner
raden
penser
denken
la pensée/ l’idée (f)
gedachte
un cerveau
brein
un esprit
geest
confuse
verwarde
lucide
helder van geest
le cerveau
hersenen
la raison
rede
raisons
redenen
en raison de/ à cause de
wegens
raisonnable
redelijk
rationnel(le)
rationeel
la connaissance (f)
de kennis
à tort
ten onrechte
compréhensible
begrijpelijk
compréhensif
begrijpend
inconsciemment
onbewust
mal compris
verkeerd begrepen
un souvenir
souvenir, herinnering
se souvenir
herinneren aan
se rappeller
herinneren aan
un rapport
verslag of verband
mettre en rapport
in verband brengen
une relation
verband, relatie
relativement
betrekkelijk, tamelijk
décider
beslissen
se décider à
ertoe te besluiten
une décision
beslissing
décisif
beslissend
décidément
echt
une conclusion
conclusie
conclure
afleiden, besluiten, aangaan, sluiten( Engels )
résoudre
oplossen
la solution
oplossing
résolu/décidé/déterminé
vastberaden
déterminer
bepalen
sinon
zo niet, anders
malgré
ondanks
quand même
dus, alhoewel
donc / bien que
dus, alhoewel
pourtant
toch, nochtans
même
zelfs
pourqoui
daarom
s’imaginer
inbeelden
une imagination
verbeelding
imaginaire
ingebeelde
figure-toi
stel je voor
considérer
beschouwen
supposer
veronderstelle (Engels)
une supposition
veronderstelling
l’impression (f)
impressie , indruk
sans doute(m), probable, vraisemblable
waarschijnlijk
sans aucun doute
ongetwijfeld, beslist zeker
sûrement
zeker
en supposant
in veronderstelling
naturellement/évidemment
natuurlijk
paraître/sembler
schijnen
en apparence (f)
in schijn, schijnbaar
apparemment
blijkbaar, klaarblijkelijk
les apparences (f)
schijn
admettre
aannemen, toegeven
unanime
eensgezind
une vision
kijk, zienswijze, visie
baser, fonder
baseren, basis
sans fondement
ongegronde
bien entendu/bien sûr
natuurlijk, vanzelfsprekend
contester
betwisten
un processus
proces
sens
zin/betekenis
par conséquent
bijgevolg
en outre/de plus
bovendien
causer
veroorzaken
les causes (f)
oorzaken
dû à
te wijten aan
dépendre
afhangen
les faits (m)
feiten
d’une part en d’autre part
enerzijds en anderzijds
d’un côté
enerzijds, aan de ene kant
de l’autre côté
aan de andere kant
s’en apercevoir
merken
remarquer
merken, opmerken
prévu
voorzien
une réflexion
bedenking
trancher
beslissing nemen, knoop doorhakken
réfléchir
nadenken
d’ailleurs
trouwens
constaté
vastgesteld
les données (f)
gegevens
une énigme
raadsel
ignorer
negeren
exclure
uitsluiten
la clarté
helderheid
retenir
onthouden
raisonné
geredeneerd
un raisonnement
redenering
envisager
bekijken
une rigueur
grote nauwkeurigheid
l’exactitude (f)
juistheid
quant à
wat betreft
généraliser
veralgemenen