douter, être sûr, convaincre, céder Flashcards
1
Q
sceptique
A
sceptisch
2
Q
une suggestion
A
suggestie
3
Q
suggérer
A
suggereren
4
Q
suggestif(ve)
A
suggestief
5
Q
insinuer
A
insinueren
6
Q
stimuler
A
stimuleren
7
Q
une interprétation
A
interpretatie
8
Q
interpréter
A
interpreteren
9
Q
une illusion
A
illusie
10
Q
l’intuition (f)
A
intuïtie
11
Q
une opinion
A
mening
12
Q
une discussion
A
discussie
13
Q
éventuel(le)
A
uiteindelijke, eventuele
14
Q
l’éventualité (f)
A
eventualiteit
15
Q
douter
A
twijfelen aan
16
Q
un doute
A
twijfel
17
Q
douteux(se)
A
twijfelachtig, verdacht
18
Q
me demande
A
vraag me af
19
Q
hésiter
A
aarzelen
20
Q
une hésitation
A
aarzeling
21
Q
étonner
A
verbazen
22
Q
un étonnement
A
verbazing
23
Q
sûr
A
zeker
24
Q
une assurance
A
zelfzekerheid
25
incertain(e)
onzeker
26
incertitude (f)
onzekerheid
27
indéci(e)
besluiteloos
28
examiner
onderzoeken
29
un examen
examen
30
contester
betwisten
31
contesté(e)
betwistbare
32
contestable/ discutable
betwistbaar
33
sans réponse
onbeantwoord
34
répondre à
beantwoorden
35
poser/causer
stellen, veroorzaken
36
chercher
zoeken
37
à condition que
op voorwaarde dat
38
assurer
verzekeren
39
rassurer
gerust stellen
40
curiosité (f)
nieuwsgierigheid
41
d'interrogation (f)
vragende
42
révéler
onthullen, bekend maken
43
découvrir
ontdekken
44
intriguer
intrigeren
45
un malentendu
misverstand
46
une participation
inspraak
47
une provocation
provocatie
48
provoquer
uitdagen
49
discuter
bespreken
50
charger
opdragen
51
une concession
toegeving (Engels)
52
un rejet
verwerping
53
rejeter
verwerpen
54
prouver
bewijzen
55
une preuve
bewijs
56
convaincre
overtuigen
57
la conviction
overtuiging
58
convaincre/persuader
overtuigen, overreden
59
une objection
bezwaar
60
décourager
ontmoedigen, moed laten zakken
61
céder
toegeven
62
encourager
aanmoedigen
63
encouragement (m)
aanmoediging
64
instructions (f)
instructies
65
la direction
leiding
66
commander
bevelen (ww)
67
des ordres (m)
bevelen
68
se justifier
zich verantwoorden
69
avertir
waarschuwen
70
un avertissement
waarschuwing
71
recommander
aanbevelen
72
de recommandation (f)
aanbeveling
73
insister
aandringen
74
urgent(e)
dringend
75
un accent/ une intonation
klank, toon
76
supplier
smeken
77
formellement
forrmeel, uitddrukkelijk
78
sûr(e)
zeker
79
la certitude
zekerheid
80
vive
levendige
81
nier
ontkennen
82
douter de
twijfelen aan
83
affirmer
verzekeren
84
confirmer
bevestigen
85
une version
versie
86
inévitable
onvermijdelijk
87
un pressentiment
voorgevoel
88
résigner
bij neerleggen
89
inciter
aanzetten tot
90
la tentation
bekoring