probleem 5: paniek, angstige vrees en vermijding begrijpen vanuit neurowetenschap Flashcards
Het verdedigingsmechanisme van zoogdieren
Volgens recente modellen, afkomstig uit de neurowetenschap, kunnen emoties zoals paniek en angst worden gezien als een natuurlijke aanleg om te ontsnappen of om pijn of gevaar te vermijden. Deze emoties zouden daarom in de overlevingsdelen van het brein gegrond zijn.
Deze verdedigingscircuits van de hersenen koppelen terug aan de sensorische systemen die de detectie van bedreigende en schadelijke stimuli detecteren. Hierdoor komen reflexieve, autonome lichamelijke reacties tot stand die de bedreiging tegengaan.
route: basolaterale amygdala krijgt informatie van sensorische systeem projecteren naar centrale nucleus en bed nucleus van stria terminals projecteren naar hypothalamus en breinstam leidt tot motorische defensieve responses.
Het acute bedreigingsmodel van defensieve angst
Dieronderzoek suggereert dat defensief gedrag bestaat uit verschillende fases, afhankelijk van de nabijheid van de bedreiging. Dit laat het acute bedreigingsmodel zien.
o Fase 1 – pre-encounter defense: een organisme bevindt zich in een context waar eerder een roofdier is getroffen. Het dier is hierdoor waakzaam voor elke bedreiging.
o Fase 2 – post-encounter defense: het roofdier wordt geïdentificeerd. Het organisme bevriest en verhoogt de selectieve aandacht voor potentiële bedreiging.
3. Circa strike defense: sterke autonome arousal en ontsnappingsgedrag wordt geactiveerd als de bedreiging dreigend is. Dit activeert de PAG en dorsale ACC.
Verwerking van nabije bedreiging is sensorische informatie laterale amygdala basolaterale amygdala verbonden met hypothalamus dorsolaterale PAG ontsnappingsgedrag.
Verwerking van verre bedreiging is sensorische informatie laterale amygdala centrale nucleus van amygdala ventrolaterale PAG bevriezen en immobiliteit.
het acute model toepassen op paniekaanvallen
Zoals je ziet het figuur hieronder kan het acute bedreigingsmodel ook worden toegepast op individuen met een paniekstoornis. Hierbij geldt dat de angstige vrees gelijkgesteld kan worden aan de verdediging die optreedt na het treffen van de bedreiging en een paniekaanval is overeenkomstig met de circa-strikte reactie op nabije stimuli.
Paniekaanvallen en circa strike defense: paniekaanvallen gaan gepaard met een hogere hartslag en huidgeleiding en vaak ook vluchtresponses. De dorsolaterale PAG gaat over ontsnappingsgedrag en de ventrolaterale PAG over bevriezen (zie hierboven). De eerste paniekaanval is geassocieerd met sterke autonome arousal en extreme angst is eigenlijk een ongeconditioneerde circa strike defense.
Geconditioneerde angstige apprehension: na de eerste paniekaanval worden milde lichamelijke symptomen (van fase 2) geconditioneerde stimuli die zorgen voor een geconditioneerde reactie, namelijk anxious apprehension. Als de bedreiging dichterbij komt, dus als interne stimuli intenser worden, gaat fase 2 over in fase 3 en kan anxious apprehension een acute paniekaanval triggeren die de associatie tussen de CS en US versterkt. Zie het rechterdeel van het plaatje hieronder
empirische evaluatie model -> akoestische schrikreflex
Verschillende dieronderzoeken hebben aangetoond dat de schrikreactie wordt versterkt wanneer het wordt opgeroepen tijdens angstconditionering of bij een onveilige, angstopwekkende context. Deze schrikreactie is afhankelijk van een bepaalde hersenactiviteit:
* Central nucleus of amygdala – bed nucleus of stria terminalis – pontine center.
Dit hersencircuit voor de schrikreactie komt ook voor bij mensen. Onderzoek heeft herhaaldelijk aangetoond dat akoestische schrikreactie in mensen wordt vergroot tijdens angstconditionering.
Deze modulatie van de akoestische schrikreactie is bovendien afhankelijk van de nabijheid van de bedreigende stimulus; wanneer een stimulus nabij is, wordt de schrikreactie geremd. In plaats daarvan wordt motorische activiteit versterkt, mogelijk om het organisme gereed te maken om te vluchten of te ontsnappen. Bij stimuli van veraf wordt de schrikreactie wel actief.
empirische evaluatie van dit model -> dynamieken van defensieve reactiviteit in patiënten met paniekstoornis
In een onderzoek met 369 patiënten met een paniekstoornis en agorafobie is de schrikreflex gemeten tijdens het anticiperen op en blootstelling aan een gestandaardiseerde gedragsvermijdingstest. De patiënten zaten hierbij opgesloten in een donkere, gesloten testkamer. Bij dit onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten individuen:
* Vermijders: mensen die weigerden deel te nemen aan het experiment.
* Ontsnappers: mensen die het experiment vroegtijdig stopte.
o Deze mensen vertoonden in eerste instantie een schrikreactie en een toename in fysieke opwinding. Vlak voor ontsnapping werd de schrikreactie juist geremd en de hartslag sterk verhoogd.
* Voltooiers: mensen die het experiment hebben voltooid.
o Deze mensen vertoonden sterke activatie van de schrikreactie. Ook trad er een toename in fysieke opwinding toe. Ook rapporteerden ze angstige vrees.
-> Dit onderzoek ondersteund het acute bedreigingsmodel.
empirische evaluatie van het model -> intensiteit van de initiële paniekaanval
De intensiteit van de ongeconditioneerde bedreiging – en dus ook de paniekaanval die hierdoor volgt – is van invloed op de ontwikkeling van angstige vrees in een paniekstoornis. Een intensere paniekaanval leidt hierbij eerder tot angstige vrees voor milde lichamelijke symptomen of toekomstige paniekaanvallen. Dit ondersteunt conditioneringstheorieën.
empirisch bewijs van dit model -> geconditioneerde angstige vrees die opgewekt wordt door milde lichamelijke symptomen
Mensen met hoge AS hebben meer angst- en panieksymptomen tijdens hyperventilatie, maar hartslag, huidgeleiding en bloeddruk bleven even hoog vergeleken met ‘gezonde’ mensen.
-> Volgens conditioneringstheorieën worden milde lichamelijke symptomen door ervaring met paniekaanvallen geconditioneerde stimuli die een angstige vrees reactie opwekken.
Dit werd ook door onderzoek aangetoond toen bleek dat individuen een post-encounter reactie (bevriezen en meer selectieve aandacht) vertoonden na milde lichamelijke symptomen (bv schrikreactie na hyperventilatie). Dit geldt vooral voor individuen die snel angstig of paniekerig worden; voor hen werd de schrikreactie in sterkere mate geactiveerd.