Present Perfect 3 Flashcards
1
Q
Gebeurd
Is
A
Happened
2
Q
Vertrokken
Zijn / is
A
Departed / left / leaved
3
Q
Eergisteren
A
The day before yesterday
4
Q
Geopend
Heeft/heb
A
Opened
5
Q
Betaald
Heeft
A
Paid / paid for
6
Q
Gebleven
Zijn/ ben
A
Stayed / remained
7
Q
Verdwenen
Is
A
Disappeared
8
Q
Het verleden
A
History
9
Q
Gesproken
Heb/ heeft
A
Speak / spoken / talked
10
Q
Bezocht
Heb
A
Visited
11
Q
Verkochte
Heb
A
Sold / was selling
12
Q
Vergeten
Ben
A
Forgot/ forgotten/ forgetting
13
Q
Gevolgd
Heb
A
Followed
14
Q
Genomen
Heb
A
Taken
15
Q
Gesproken
Heb
A
Spoke
16
Q
Gezongen
Heeft
A
Sung / singing
17
Q
Getoond
Heb
A
Shown
18
Q
Afgesproken
Heb
A
Agreed
19
Q
Gereisd
Is
A
Traveled
20
Q
Veranderd
Heb
A
Changed / transformed/ turned
21
Q
Geteld
Heb
A
Counted
22
Q
Teruggevonden
Heb
A
Found again / recovered
23
Q
Gepakt
Heeft
A
Catch / taken
24
Q
Gezocht
Heb
A
Searched
25
Gestolen
Heb
Stolen
26
Meegenomen
Heeft
Took / take / brought
27
Opgestaan
Ben
Got up
28
Ontmoet
Heeft
Met
29
Gevonden
Heb
Found