Diminutive Flashcards
1
Q
Het huisje
A
House ( little)
2
Q
Het doosje
A
Little box
3
Q
Het maandje
A
Little basket
4
Q
Het brieftje
A
Little note
5
Q
Het lampje
A
Little lamp
6
Q
Het kastje
A
Little cupboard
7
Q
Het blaadje
A
Little leaf
8
Q
Het vrouwtje
A
Little female
9
Q
Het zusje
A
Little sister
10
Q
Het mannentje
A
Little man
11
Q
Het rampje
A
Small window
12
Q
Het kopje
A
Small cup
13
Q
Het eitje
A
Little egg
14
Q
Het autotje
A
Little car
15
Q
Het jongetje
A
The boy