Food Flashcards
1
Q
Het eten
A
The food
2
Q
Het drinken
A
The drinks
3
Q
Het brood
A
Bread
4
Q
Het fruit
A
The fruit
5
Q
De groente
A
The vegetable
6
Q
De boterham
A
The slice of bread
7
Q
De kaas
A
The cheese
8
Q
De hagelslag
A
The chocolate sprinkle
9
Q
De pindakaas
A
The peanut butter
10
Q
De melk
A
The milk
11
Q
De koffie
A
The coffee
12
Q
De thee
A
The tea
13
Q
De aardappel
A
The potato
14
Q
Het bier
A
The beer
15
Q
De wijn
A
The wine