Condition Flashcards
1
Q
Zou / zouden
A
Should / would
2
Q
Voorstellen
A
Introduce
3
Q
Was
A
Was / were
4
Q
Had
A
Had
5
Q
Zou - mochten
Je zou een mand mochten maken
A
Should
You should make a basket
6
Q
Zou - kunnen
Ik denk dat hij mijn werk zou kunnen doen
A
Could
I think that he could do my job
7
Q
Zijn
A
Have
8
Q
Geweest
A
Been
9
Q
Verantwoordelijk
A
Responsible ( bertanggung jawab)
10
Q
Hebben
A
Be
11
Q
Gevoelens
A
Feelings