prépositions 4 Flashcards
1
Q
Helpen met
A
assister à
2
Q
abboneren op
A
abonner à
3
Q
nood hebben aan
A
avoir besoin de
4
Q
gewoon worden aan
A
habituer à
5
Q
nadenken over
A
réfléchir à
6
Q
bezig houden met
A
s’occuper de
7
Q
spelen met
A
jouer à (sport ou jeux)
jouer de (instrument)
8
Q
zich vergissen van
A
se tromper de
9
Q
interesseren in
A
intéresser à
10
Q
bezig zijn met
A
s’occuper de
11
Q
bellen met
A
téléphoner à
12
Q
luisteren naar
A
écouter
13
Q
zorg dragen voor
A
prendre soin de
14
Q
dromen van
A
rêver de
15
Q
doorverwijzen naar iemand
A
s’adresser à