prépositions 3.1 Flashcards
1
Q
… jaar oud
A
âge de
2
Q
aardig voor
A
agréable à
3
Q
geschikt voor
A
apte à
4
Q
in staat tot
A
capable de
5
Q
medeplichtig aan
A
complice de
6
Q
vergelijkbaar met
A
comparable à
7
Q
vol vertrouwen in
A
confiant en
confiant dans
8
Q
in overeenstemming met, conform
A
conforme à
9
Q
tevreden met
A
content de
10
Q
bedekt met
A
couvert de
11
Q
verschillend van
A
différent de
12
Q
begaaft voor
A
doué pour
13
Q
gelijk aan
A
égal à
14
Q
boos, kwaad op
A
fâché contre
15
Q
gunstig voor
A
favorable à
16
Q
fier op
A
fier de
17
Q
sterk in
A
fort en