chez le dentiste Flashcards
1
Q
gevoelig voor warm en koud
A
sensible(s) au chaud et au froid
2
Q
aan de achterkant
A
au fond de
3
Q
op het einde van
A
au bout de
4
Q
erger worden/verergeren
A
s’aggraver
5
Q
ontzenuwen
A
dévitaliser
6
Q
uittrekken / verwijderen(2)
A
arracher
extraire
7
Q
gaatje (tand)
A
un carie
8
Q
vullen
A
plomber
9
Q
een ontsteking
A
un inflammation
10
Q
een abces
A
un abcès
11
Q
ongevoelig maken
A
insensibiliser
12
Q
slechte adem hebben
A
avoir mauvaise haleine
13
Q
tandsteen weghalen
A
détartrer
14
Q
onderste/laagste
A
inférieur
15
Q
polijsten
A
polir