Perceptual development Flashcards
Siegler H5
Wat zijn de drie stappen naar perceptie? (HC)
1: Verwerking van basisinformatie (sensation)
2: Objectsegregatie (segregation)
3: Objectherkenning (perception)
Definitie stimulus properties (HC)
Alle kenmerken van een stimulus die de voorwerpen en de relatie tussen de voorwerpen in de stimulus niet beschrijven. Dus bv niet dat je een jongen ziet die over wilt steken, maar eerder dat hij een blauwe blouse draagt.
Wat zijn vier aspecten van stimulus properties? (HC)
1: Kleur die je ziet
2: Oriëntatie - rechte en horizontale lijnen
3: Contract - hoe groot is het verschil tussen wit en zwart of lichte en donkere kleuren?
4: Ruimtelijke frequentie (scherpte) - de fijne lijnen die je kunt zien of juist de afwezigheid daarvan
Waar wordt de informatie van stimulus properties (basisinformatie) verwerkt in de hersenen? (HC)
In de visuele cortex. Specifiek gezien de V1 (striate cortex).
Hoe verloopt het proces in het brein van het verwerken van basisinformatie/stimulus properties? (HC)
1: Visuele info komt binnen via je ogen
2: De info bereikt een gebied in je thalamus, in het midden van je hersenen (de laterale geniculate nucleus, LGN)
3: Vanuit de LGN wordt info doorgestuurd naar achterkant van je hersenen, naar de V1 (striate cortex)
Definitie prefrential looking (HC)
Kinderen kijken liever naar voorwerpen die hen het meeste info geven. Een gestreept voorwerp is bv leuker dan een grijs voorwerp.
Definitie ruimtelijke frequentie (HC)
Wanneer je een gestreept voorwerp hebt, wordt het aantal keren dat het verandert van zwart naar wit op een bepaalde vlakte ruimtelijke frequentie genoemd.
Vul in (HC). Als er een paar strepen op een voorwerp staan, wordt dit …(1) genoemd. Wanneer je veel strepen hebt, wordt dit …(2) genoemd.
1: low spatial frequency
2: high spatial frequency
Definitie contrast sensitivity (HC)
Hoe sensitief kinderen zijn als het contrast laag is.
Waarom is het belangrijk voor ons om te weten hoe sensitief kinderen zijn voor contrast? (HC)
Omdat dit object perceptie beïnvloed. Bv herkennen van een gezicht.
Waar kun je spatial frequencies voor gebruiken? (HC)
Je kunt spatial frequencies uitfilteren en dan kijken wanneer iemand emoties herkent.
Vul in (HC). Baby’s en peuters/kleuters gebruiken vooral …(1) om emotie te herkennen. Adolescenten en volwassenen gebruiken vooral …(2) om emoties te herkennen.
1: high spatial frerquencies
2: low spatial frequenties - het kost tijd om details te bekijken, LSF helpt ons om snel te zien wat emotie is in het gezicht
Uit welke drie processen bestaat objectsegregatie? (HC)
1: Border detection (grensdetectie)
2: Intergration of grouping
3: Segregatie of figure-ground
Wat houdt border detection (grensdetectie) in? (HC)
Dit is de grens waar het ene object eindigt en de achtergrond of ander object begint.
Wat houdt integration of grouping in? (HC)
Dit is dat je alle elementen van één beeld integreert, dus alle delen die deel uitmaken van het object tot één ding vormen (bv één salamander).
Wat houdt segregatie of figure-ground segregatie in (HC)?
Na het zien van dat alle elementen één object vormen, dat je ook ziet dat dit ene object verschilt van de achtergrond (bv je kan de salamander onderscheiden van de steen waar hij op zit).
Wat zijn de vier grouping principes? (HC)
1: Similarity
2: Proximity
3: Closure
4: Continuity
Wat is een voorbeeld van het Gestalt principe ‘similarity’? (HC)
Gelijkenis. Dingen die op elkaar lijken worden gegroepeerd en als dezelfde eenheid gezien. Welke elementen gelijk moeten zijn maakt niet uit, we groeperen op vorm, kleur, grootte, afstand, beweging of op andere overeenstemmende kenmerken. Bv we zien een driehoek in allemaal cirkels die gevormd zijn tot driehoek.
! Dit kan ook met bewegende objecten: wanneer één object sneller beweegt dan de ander, zien we dit als verschillende objecten.
Wat is een voorbeeld van het Gestalt principe ‘proximity’? (HC)
Nabijheid. We hebben de neiging om te zeggen dat dingen die dicht bij elkaar staan één object vormen, terwijl dingen die ver van elkaar vandaan staan als aparte groepen worden waargenomen. Bv meerdere dichtbij elkaar staande cirkels die samen een vierkant vormen, dan zien we een vierkant.
Wat is een voorbeeld van het Gestalt principe ‘closure’? (HC)
Sluiting. Figuren, ook al zijn deze niet compleet, zien wij wel compleet, we denken automatisch het geheel erbij. Bv WNF logo: je ziet een pandabeer, maar eigenlijk staan er wat losse zwarte vlekken. Onze hersenen hebben de neiging om visuele gaten te verbinden en op te vullen met een lijn, kleur, of patroon.
Wat is een voorbeeld van het Gestalt principe ‘continuity’? (HC)
Continuïteit. Elementen die op één doorgaande lijn liggen, laten ons denken dat er continuïteit in de lijn zit, ook als er eigenlijk helemaal geen continuïteit is. Ook worden de lijnen als één geheel gezien in een bepaalde flow. Bv je ziet allemaal losse stippen, maar je ziet ook een lijn, gevormd door de stippen.