MC-vragen werkcollege deel 2 Flashcards

1
Q

Tijdens de escape room kon Anne alles in één keer zonder moeite oplossen. Piet had hier veel meer moeite mee. Hij scoorde echter op de geschiedenistoets wel 2,5 punt hoger dan Anne. Wat zou je over de intelligentie van Piet kunnen zeggen?​

A

Hij is meer crystallized intelligent dan Anne.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De ontwikkeling van geheugen is een belangrijk proces bij cognitieve ontwikkeling. Sem speelt graag spelletjes, waarbij hij altijd degene is die de spelregels uit zijn hoofd kent. In welk soort geheugen slaat Sem de spelregels op? ​

A

Long-Term memory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Finns vader volgt graag het nieuws. Hij vindt het belangrijk dat Finn dit ook meekrijgt en laat hem daarom elke avond het ‘Jeugdjournaal’ kijken. Finn vindt dit ook interessant en ontwikkelt daardoor een grote algemene kennis. Welk effect speelt bij bovenstaande gen-omgeving interactie een rol?​

A

Passief effect​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

David moest een tijdje op de trap zitten omdat hij zijn zusje had geslagen. Hij was heel erg boos. David is nu weer rustig geworden en daarom mag hij van de trap af. Welke vorm van punishment/reinforcement is het dat David van de trap af mag? ​

A

Negative reinforcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maurits doet onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Na 5 jaar aan onderzoek is hij er zeker van dat kinderen specifieke mechanismen bezitten vanaf de geboorte om kennis makkelijk op te nemen.​
Onder welke theorie valt zijn idee?

A

Core-knowledge theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er zijn een aantal verschillende manieren om intelligentie te meten. Een van de manieren heeft als nadeel dat het erg gericht is op de verbale skills. Welke manier is dit?​

A

Stanford-Binet Intelligence Scales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk concept wordt met het volgende onderzoek onderzocht: ​

Er staan twee even grote glazen met evenveel water op tafel. Aan het kind wordt gevraagd of de hoeveelheid water in de glazen gelijk is. Vervolgens wordt het water in een lang en dun glas gegoten en wordt er weer gevraagd of de hoeveelheid water in de glazen gelijk is.

A

Conservation concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lola’s werkgever heeft een nieuwe opdracht voor haar. Ze moet een ontwerp maken voor de nieuwe wachtruimte. Lola is erg zenuwachtig, maar haar werkgever gelooft in haar en heeft hoge verwachtingen. Hoe zal Lola het volgens ‘het Pygmalion effect’ doen?

A

Lola is zenuwachtig, maar door de enthousiasme en hoge verwachtingen van haar werkgever denkt ze dat ze het kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welk van onderstaande geanimeerde opties zou een baby het meest geïnteresseerd zijn wanneer het aankomt op een tv-programma?​

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Suus is 10 jaar en vindt het leuk om af en toe naar Dora te kijken. Op de basisschool heeft ze een grote vriendengroep. In deze vriendengroep zegt ze dat ze niet naar kinderachtige media kijkt, zoals Dora. Welk begrip hoort bij de afkeer van kinderachtige media? ​

A

Social antenna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk begrip houdt in dat er kennis is over wat correct en incorrect is binnen taalgebruik?​

A

Syntax knowledge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is geen voordeel van meertaligheid?​

A

Meertaligen hebben minder snel last van spreekangst. ​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zijn twee soorten meertaligheid. Wat is sequentiële/opeenvolgende meertaligheid?​

A

Een taal per keer kunnen leren op een jongere leeftijd.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een onderzoeker legt twee even lange rijen met Smarties voor een kind en vraagt of een van de rijen meer Smarties bevat, het kind zegt: ‘nee’. Vervolgens maakt de onderzoeker een van de rijen langer door de Smarties te spreiden en vraagt het kind of een van de rijen meer Smarties bevat. Het kind zegt: ‘ja’ en wijst naar de langere rij. Hoe heet dit fenomeen van denken bij het kind?

A

Conservation concepts: centration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lola is met haar vader Heksje Lily aan het kijken. Peter, haar vader, merkt dat Lola een beetje verward is. Peter vraagt wat er is en Lola antwoord dat ze niet begrijpt waarom Lily nou een heks is. Ze vindt Lily namelijk te mooi voor een heks en ze vindt dat alleen slechteriken lelijk moeten zijn. Hoe wordt deze gedachtegang genoemd?

A

Perceptual boundedness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk van de volgende stellingen is waar over de taalontwikkeling bij kinderen?​

a. De sensitieve periode voor het leren van taal ligt in de eerste levensjaren van een kind ​
b. Het leren van een tweede taal gaat makkelijker op latere leeftijd​
c. Een kind kan zinnen vormen als het ongeveer 2,5 jaar is​
d. Als het kind 18 maanden is, wordt het kind minder sensitief voor talen die niet de moedertaal zijn.

A

a???

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Morphemes zijn delen van een woord die zelfstandig te gebruiken zijn in een zin. Uit hoeveel morphemes bestaat het woord ‘Struikrovers’​

A

3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de goede volgorde van jong naar oud van deze begrippen passend bij de cognitieve ontwikkeling van kinderen​: Centration, a-not-b-error en deferred imitation.

A

A-not-B-error –> deffered imitation –> centration​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk type geheugen wordt niet benoemd in het hoorcollege over cognitieve ontwikkeling?

A

c. korte termijn geheugen

20
Q

Wat is de goede volgorde van de fases van Piaget?

A

c. Sensomotorische fase, Pre-operationele, Concreet operationele, Formeel operationele

21
Q

Kies de juiste volgorde van de cognitieve processen van de
sociaalcognitieve leertheorie van Bandura.
Retrieving – Reproduce – Attention – Encoding – Storing

A

nog invullen

22
Q

Welke cognitievedevelopment theorie focust het meest op aangeboren kennis?

A

core knowledge??

23
Q

Wat is het grootste verschil tussen de theorie van Piaget en de socialcultural theorie

A

a. De socialcultural theorie betrekt de omgeving meer dan de theorie van Piaget

24
Q

Een kind wordt boos nadat zijn moeder zegt dat het bedtijd is. Hij gooit met zijn knuffel naar zijn moeder, waarna zijn moeder zegt dat ze de knuffel afpakt omdat je niet mag gooien met spullen naar iemand. Dit is voorbeeld van:

A

nog invullen

25
Q

Een driejarig kind kan dingen zien vanuit eigen perspectief. Hij kan echter nog moeilijk begrijpen dat anderen iets anders zien dan hij. In welke fase zit hij waarschijnlijk?

A

nog invullen

26
Q

Lotte houdt een blokje hoog in de lucht en doet alsof het een vliegtuig is. Welke naam is er gegeven aan het gedrag van Lotte?

A

nog invullen

27
Q

Generaties door worden mensen slimmer en slimmer. De gemiddelde IQ-scores stijgen. Dit komt mede doordat meer mensen naar school gaan en langer onderwijs blijven volgen. Hoe noemen we de stijgen van IQ-scores over generaties?

A

nog invullen

28
Q

Welke van deze situaties is geen voorbeeld van habituation?

a. Peter koopt een nieuwe klok, maar kan zich aanvankelijk moeilijk concentreren tijdens het werken in zijn kamer vanwege het tikken van de klok. Er gaan een paar weken voorbij en de klok leidt hem niet meer af.
b. Nina krijgt een baan in de buurt van een chocoladefabriek en de geur stoort haar aanvankelijk. Een jaar later merkt ze de geur niet eens meer, tenzij ze erover nadenkt.
c. Sam zit in zijn laatste les van de dag en kan niet wachten om naar huis te gaan.Op het moment dat hij de schoolbel hoort rinkelen, springt hij uit zijn stoel en rent de klas uit.
d. Sara zegt heel vaak ‘nee’ tegen haar dochter Emma. In het begin werkte ‘nee’ zeggen heel goed, maar nu Emma het zo vaak heeft gehoord, begint ze het te negeren.

A

nog invullen

29
Q

Tegenwoordig is de consensus dat intelligentie bestaat uit 3 verschillende niveaus. Welke hoort hier niet tussen?

a. Mental age
b. Chrystallized and fluid intelligence
c. General intelligence
d. The 7 mental abilities of Thurstone

A

nog invullen

30
Q

Wat is GEEN zwaktepunt van de theorie van Piaget?

a. Baby’s en jonge kinderen zijn cognitief competenter dan Piaget erkende (Zijn tests waren vrij moeilijk)
b. Zijn theorie is vaag over de mechanisme die aanleiding geven tot het denken van kinderen en die cognitieve groei veroorzaken.
c. Zijn theorie doet helijken alsof het denken van kinderen meer consistent is dan het is (Het denken van kinderen is meer variabel)
d. Zijn theorie is vanwege veranderingen in het chronosysteem niet meer toepasbaar op de hedendaagse kinderen.

A

nog invullen

31
Q

Wat is GEEN voorbeeld van een positieve straf?

a. Jan heeft zijn huiswerk niet af en krijgt van de leraar extra strafwerk.
b. Mia lust geen broccoli. Ze spuugde een stukje uit en moet nu van haar ouders alle broccoli op haar bord opeten.
c. Sema’s moeder helpt haar met een schoolproject. Sema zette een grote mond op tegen haar moeder en voor straf moet ze het project nu alleen afmaken.
d. Agnes heeft tijdens het bakken boos met een ei door de keuken gegooid. Voor straf moet ze van haar zus het ei zelf opruimen.

A

nog invullen

32
Q

What does notinfluenceintelligence?

a. Schooling
b. Poverty
c. Gender
d. Prenatal environment

A

nog invullen

33
Q

Hoe heet de kennis die nodig is om de volgorde van woorden te begrijpen

A

nog invullen

34
Q

Wat is een grote oorzaak van het ‘‘sensation seeking’’ gedrag van pubers?

A

nog invullen

35
Q

Wat is de juiste definitie van de Moderate discrepancy hypothesis?

A

nog invullen

36
Q

In welke fase zit een kind als hij/zij gaat ‘overregulating’

A

nog invullen

37
Q

Question: Welk aspect uit de preoperationele fase van Piaget duidt aan dat preschoolers niet in staat zijn te begrijpen dat ‘the beast’ van Beauty and the beast eigenlijk goed is?

A

nog invullen

38
Q

Welk begrip past het best bij: ‘’ Kinderen van 5-7 jaar beginnen een afkeer te ontwikkelen voor alles wat goed voor ze is’’

A

spinach syndrome

39
Q

Er zijn verschillende units in taal. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen phonemes en morphemes. Wat is waar?

a. ‘Geel versus heel’ is een voorbeeld van een morpheme en ‘boom’ is een voorbeeld van een phoneme.
b. ‘Geel versus heel’ is een voorbeeld van eenphonemeen ‘boom’ iseen voorbeeld van eenmorpheme.
c. ‘Geel versus heel’ en ‘boom’ zijn beide voorbeelden van phonemes.
d. ‘Geel versus heel’ en ‘boom’ zijn in het geheel geen goede voorbeelden vanphonemes enmorphemes.

A

b. ‘Geel versus heel’ is een voorbeeld van eenphonemeen ‘boom’ iseen voorbeeld van eenmorpheme.

40
Q

Welk begrip legt het beste de volgende zin uit?

‘Roos at de appel’ is niet hetzelfde als ‘De appel at Roos’.

A

nog invullen

41
Q

Welk begrip past het beste bij de volgende situatie:Een klein kind noemt de leeuwen en tijgers in de dierentuin “poesjes”.

A

nog invullen

42
Q

Welk begrip past het best bij de volgende zin:

“Mensen zijn zich ervan bewust hoe ze zich moeten gedragen en hoe ze voorkomen belachelijk gemaakt te worden.”

A

nog invullen

43
Q

Waardoor kan het verschil in taal verklaard worden?

A

Prosody

44
Q

Loetje krijgt elke ochtend een boterham met hagelslag voor ontbijt. Elke dag vind ze de boterham iets minder bijzonder. Van welk principe is hier sprake ?

A

Habituation

45
Q

Wat is de definitie van “sensation seeking’’?

A

nog invullen

46
Q

Wat is taalcomprehensie?

A

nog invullen