MC-vragen werkcollege deel 1 Flashcards

1
Q

Op welk gebied is een baby in staat om perceptuele onderscheidingen te maken welke een volwassene niet kan maken?​

A

Bij het horen van muziek, bij het horen van toon en melodie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk van de volgende processen is geen proces dat bij object segregatie hoort?​

a. Recognition​
b. Border detection​
c. Integration -> Grouping​
d. Segregation -> Figure-out segregation

A

Recognition.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij 13% van de baby’s die afwijkend gedrag laten zien in het behalen van mijlpalen (denk aan proces van rollen, draaien, etc.) wordt op latere leeftijd een hersenbeschadiging gediagnosticeerd. Welk soort afwijkend gedrag laat deze 13% zien?​

A

Billenschuiven​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Siem wordt door zijn juf egocentrisch genoemd op de ouderavond. De juf legt uit dat Siem niet in staat is om zich te verplaatsen in een ander. Hij neemt aan dat de ander zich net zo voelt als hijzelf. Gelukkig, zegt de juf, is dit normaal voor zijn leeftijd. In welk stadium van de cognitive development theory bevindt Siem zich op dit moment?​

A

b. Preoperational stage​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er is onderzoek gedaan bij baby’s of ze verschillende gezichten kunnen onderscheiden. Bij 6 maanden kunnen baby’s gezichten van mensen en apen onderscheiden. Echter, hoe ouder baby’s worden, kunnen ze niet meer gezichten van apen onderscheiden van elkaar. Wat is de reden dat baby’s dit niet meer kunnen naarmate ze ouder worden?​

A

c. Ze onleren het omdat het veel capaciteit kost in het brein en ze dit eigenlijk niet nodig hebben. ​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er zijn verschillende manieren van leren die baby’s gebruiken om kennis op te doen met behulp van persoonlijke ervaringen en de wereld om hen heen. Een van deze manieren is gewenning (habituation). Wat is de betekenis hiervan?​

A

a. De reactie op een eerdere ervaring of object leidt tot een verminderde reactie wanneer dit object vaker wordt gepresenteerd. Wanneer een nieuwe situatie of object wordt gepresenteerd, neemt de respons toe en wordt aandacht besteed aan de relevante nieuwe stimuli.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tijdens een fMRI scan werden verschillende afbeeldingen aan een volwassen proefpersoon getoond. Op één van de scans is te zien dat de Lateral Occipital Cortex (LOC) blauw is gekleurd en dus is geactiveerd. Wat heeft op de afbeelding gestaan?​

A

d. Een voetbal​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Auditory localization is het bepalen van de plek waar geluid vandaan komt. Dit wordt gedaan aan de hand van het verschil wanneer geluid aankomt in beide oren. Jonge kinderen hebben hier een stuk meer moeite mee dan oudere kinderen. Waarom is dit zo?​

A

a. De hersenen zijn nog niet goed genoeg ontwikkelt​ & c. Hun hoofd is te klein​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kinderen hebben naast het algemene dynamische interactiesysteem ook nog een aantal parallel ontwikkelende subsystemen die per kind kunnen variëren. ​Welke van de onderstaande opties is geen subsysteem van de dynamiek?

a. Zicht​
b. Motivatie​
c. Spiersterkte​
d. Temperament

A

a. Zicht​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elke dag als de vader van baby Puck thuiskomt, hoort Puck vanuit de wieg dat de autodeur dichtgeslagen wordt. Eerst moest Puck huilen als ze dit hoorde, maar de moeder van Puck merkt dat dit de laatste tijd niet meer het geval is. Hoe komt dit?

A

Door habituation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In de ontwikkeling van het brein vindt apoptosis plaats. Hoe verloopt het proces van apoptosis?

A

Elke cel is in staat om zichzelf te vernietigen, maar door deactivatie kunnen nuttige cellen overleven. Dit wordt gedaan door target cellen. Deze produceren een survival factor en deze houd de neuronen/cellen levend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tijdens de prenatale ontwikkeling zijn er verschillende teratogenen die een negatieve invloed kunnen hebben op de foetus. In welke periode van de ontwikkeling kunnen deze omgevingsinvloeden het meeste schade veroorzaken?

A

Tijdens de tweede periode (week 3- 8).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Na repolarisatie is er ook even sprake van hyperpolarisatie. Dat komt doordat:

A

Er teveel NA+ en K+ de cel uit gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cellen ontwikkelen in een bepaalde volgorde. Wat is de goede volgorde van het ontwikkelingsproces van de cellen?

A

Mitose, Cel migratie, Cel differentiatie, apoptose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er zijn vier ontwikkelingsprocessen die plaats vinden in de prenatale ontwikkeling. Het derde proces is cel differentiatie. Hier gaat de zygote snel verdelen. Wat is de juiste volgorde van de ontwikkeling van de zygote wanneer er druk wordt gezet op de zygote?

A

Totipotent, pluripotent, unipotent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de juiste volgorde van het ontstaan van een actiepotentiaal?

A

Meer positieve ionen in de cel -> threshold bereikt (-55mV) -> depolarisatie -> actie potentiaal bereikt (+40mV) -> repolarisatie (dipt tot -90mV) -> herstel (door NaK pomp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Plannen is een belangrijke vaardigheid voor het uitvoeren van studietaken. Welk deel van de cerebrale cortex is hier vooral bij van belang?

A

Prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een gemiddelde baby weegt na de geboorte tussen de 2,5 kg en 4,5 kg. Als een baby onder de 2,5 kg weegt is er sprake van “Low Birth Weight” (LWB). Dit kan langdurige gevolgen hebben. Wat is geen langdurig gevolg van LWB?

A

Verminderde groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Apoptosis verwijst naar…

a. Normale celdeling
b. Celdeling van de sekse-cellen
c. Celdifferentiatie
d. Geprogrammeerde celdood

A

D. Geprogrammeerde celdood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Romy werkt in een lab, ze vindt een objectglaasje met een menselijke cel erop. Ze komt er achter dat de cel 23 chromosomen bevat. Wat geldt voor een menselijke cel met 23 chromosomen?

A

Het is een cel na de meiose - geslachtcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is JUIST over meiose?

a. De meiose vindt plaats in alle lichaamscellen
b. De dochtercellen zijn hetzelfde als de moedercel
c. De nieuwe cellen kunnen worden gebruikt voor groei, herstel en voortplanting
d. Tijdens de meiose vindt er uitwisseling van DNA plaats

A

Vgm D: ik onthou mEIose dus je maakt DNA tijdens het bevruchten van het EI. Er wordt DNA van vader en moeder uitgewisseld tot nieuw DNA voor het kind”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van myeline in een neuron cel?

A

Doorgeven (versnellen) van signalen en het beschermen van de axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de juiste volgorde? Van eerste naar laatste gebeurtenis:
Synaptic pruning - migration - Apoptosis - Myelinisatie

A

Migratie - Apoptosis - Myelinisatie - Synaptic pruning
Goede volgorde, maar mist stappen: Neurogenese - Migratie en differentiatie - Axonen en dendrieten groei - Apoptosis - Synaptische productie - Myelinisatie - Pruning/Synaptische eliminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een foetus kan na een aantal weken zelf de ogen openen en dicht doen. Bij ongeveer hoeveel weken is dit?

A

Bij 25 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke kwab in het cerebrale cortex is betrokken bij spraak, taal, muziek en emotionele informatie?

A

Temporale kwab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer de foetus het kwetsbaarst voor de negatieve effecten van teratogenen?

A

Tijdens de vroege ontwikkeling, wanneer de grove vromen (bv ledematen) van het lichaam worden gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke stelling over erfelijkheid is waar?

a. Erfelijkheid zegt iets over individuen
b. Erfelijkheid kan veranderen door ontwikkelingsfactoren
c. Erfelijkheid is generaliseerbaar
d. Erfelijkheid is alleen afhankelijk van genen, en niet van de omgeving

A

b. Erfelijkheid kan veranderen door ontwikkelingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar bevind de pons zich in het brein?

A

Achterbrein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Een moeder is heterozygoot voor bruine ogen en een vader is homozygoot voor blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat het nageslacht van deze ouders blauwe ogen heeft?

A

75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is geen ‘major milestone’ uit het tweede simester?

a. De bewegingen van de foetus kunnen door de moeder worden gevoeld
b. De foetus kan eenvoudige gezichtsuitdrukkingen maken
c. De uitwendige geslachtsorganen zijn volledig ontwikkeld
d. Visuele en auditieve systemen zijn functioneel

A

d. Visuele en auditieve systemen zijn functioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de juiste volgorde van: celmigratie, mitose, celdifferentiatie en apoptosis?

A

Mitose, celmigratie, celdifferentiatie, apoptosis.

31
Q

De capaciteit van het brein om zich aan te passen of te veranderen door ervaringen wordt ook wel … genoemd

A

plasticiteit

32
Q

De lading in een neuron gaat van -70mV naar -60 mV, is dit genoeg om een impuls te starten?

A

Nee, de verandering naar -60mV is te weinig om over de threshold heen te komen en een actiepotentiaal te starten. Moet iig -55mV bereiken

33
Q

Welke type verandering gaat over het gegeven dat een ontwikkelingsstadium kan voortbouwen op andere ontwikkelingsstadia?

A

Cumulatief

34
Q

Object segregatie, wat voor principle is dit?

A

?

35
Q

Bas heeft moeilijkheden met alles goed en duidelijk te kunnen zien in de klas. Bij het consultatiebureau kwam uit de test naar voren dat Bas problemen heeft met ruimtelijke frequentie en contrasten. In welk deel van de hersenen kunnen deze problemen optreden?

A

Striate cortex

36
Q

Welk specifiek gebied in je hersenen reageert op het zien van een gezicht?

A

FFA

37
Q

Basic visual information is een begrip dat alle kenmerken van een stimulus omvat die niet de objecten en de relatie tussen de objecten beschrijft. Welk van de onderstaande aspecten vallen onder het begrip ‘basic visual information’?

a. Kleur, objectsegregatie, contrast, border detection
b. Kleur, contrast, oriëntatie, spatial frequenties
c. Spatial frequenties, border detection, integratie, oriëntatie
d. Spatial frequenties, objectsegregatie, integratie, kleur

A

b. Kleur, contrast, oriëntatie, spatial frequenties

38
Q

Vanaf 6-7 maanden zijn zuigelingen sensitief voor een aantal monoculaire diepteaanwijzingen. Welke is hier geen van?

a. Optical expansion
b. Object segregation
c. Stereopsis
d. Binocular disparity

A

b. Object segregation

39
Q

Tom heeft autisme en ziet hierdoor dingen op een andere manier dan andere kinderen zonder autisme. Wat is waar over Tom?

a. Tom maakt weinig gebruik van HSF en ziet daarom veel details
b. Tom maakt weinig gebruik van HSF en ziet daarom weinig details
c. Tom maakt veel gebruik van HSF en ziet daarom veel details
d. Tom maakt veel gebruik van HSF en ziet daarom weinig details

A

c. Tom maakt veel gebruik van HSF en ziet daarom veel details

40
Q

Het begrip dat twee objecten los van elkaar kunnen staan maar ook dat ze elkaar raken heet?

A

Object segregation - vage vraag?

41
Q

Volgens de neuromaturational theory zit er een vaste volgorde in zogenaamde motor milestones. Welke volgorde is dat?

A

Rollen, tijgeren, kruipen, staan

42
Q

Wat wordt er gesteld bij de embodied cognition theory?

A

Cognitie ontstaat real time door de sensomotorische interacties van het lichaam met de omgeving

43
Q

Baby’s ontwikkelen al heel snel verschillende voorkeuren, zo ook voor muziek. Wat zijn de muzikale voorkeuren van baby’s?

A

Hoge tonen en constante muziek

44
Q

Sophie (2 jaar) ziet een afbeelding van een knuffel. Ze probeert deze knuffel te pakken, dit lukt haar natuurlijk niet. Welke fout maakt Sophie hier?

A

Grasp error of media error (dit is grap error. media houdt in dat je zeg maar iets echt wilt grijpen uit interactieve technology of daar iets anders mee doet)

45
Q

Wat is de juiste definitie van assimilatie?

A

Proces waarin inkomende info wordt verwerkt aan de hand van kennis die het kind al heeft

46
Q

Wat wordt er bedoeld met border detection?

A

Je kan zien waar een object begint en eindigt

47
Q

Baby’s van moeders met een depressie lachen minder vaak dan baby’s met een moeder zonder depressie. Waar of niet waar?

A

Waar, want baby’s leren dat hun glimlach niet wordt beloond door de moeder door terug te glimlachen

48
Q

Welke stelling past niet bij de dynamische systeem theorie?

a. Veranderingen in een van de subsystemen kan leiden tot een transitie in motorisch gedrag en motorische ontwikkeling
b. Een kind heeft non-parallelle ontwikkelingssubsystemen met hun eigen ontwikkelingstrajecten
c. Motorische ontwikkeling ontstaat door de dynamische interactie tussen het kind, de taak en de omgeving
d. Het organisme heeft een zelforganisatievermogen om de meest efficiënte manier van voortbewegen te realiseren

A

a. Veranderingen in een van de subsystemen kan leiden tot een transitie in motorisch gedrag en motorische ontwikkeling

49
Q

Hoe heet het proces dat (oa) bewezen heeft dat een foetus leert en dingen kan onthouden?

A

Habituation

50
Q

Wat is de functie van slikken (in de buik)?

A

Ontwikkelen van longen en darmen

51
Q

Als de lading in een neuron de drempelwaarde bereikt, ontstaat er een ladingsverschil in het neuron waardoor er een kleine stroom (impuls) wordt opgewekt. Wat gebeurt er in het neuron tijdens de repolarisatie-fase?

A

De lading daalt tot -90mV voor het zich helemaal hersteld

52
Q

Welke van de volgende processen is niet een ontwikkelingsproces bij de foetus

a. Mitosis
b. Apoptisis
c. Cell differentation
d. Cell orgination

A

D

53
Q

Een teratogeen kan erg schadelijk zijn voor een foetus. Zeker tijdens een sensitieve periode. Thalidomide is een resultaat van een teratogeen in de sensitieve periode. Wat voor effect had Thalidomide op baby’s?

A

c. Misvorming van de ledematen

54
Q

Wat is de functie van gliacellen?

A

b. Gliacellen zijn ondersteunende cellen, ze zorgen voor stevigheid en het opruimen van andere cellen.

55
Q

Welke definitie van onderstaande begrippen klopt niet?

a. Celmigratie(Cell migration): alle gecreëerde cellen gaan naar hun positie
b. Apoptose(Apoptisis): cellen verdubbelen zich
c. Cel differentiatie(Cell differentiation): cellen specialiseren zich
d. Mitose (Mitosis): cel splitsing

A

Volgens mij is het b Apoptose(Apoptisis): cellen verdubbelen zich

56
Q

Wat zijn de drie componenten van een neuron?

A

b. Axon, Cellichaam, Dendrieten

57
Q

Welke definitie van onderstaande begrippen klopt niet?

a. Dendriet (Dendrite): de kern van deneuron
b. Myelineschede (Myelinsheath): bedekt de axon om signaal teversnellen enneurongezond te houden
c. Axon: het verzendende deel van de neuron
d. Axon terminaal (Axon terminal):waar het signaal eindigt ennaarandere neuronen of lichaamsdelen wordt gestuurd

A

Vgm is het a. Dendriet (Dendrite): de kern van deneuron

58
Q

Wat is food neophobia(voedsel neofobie) en wat is een sterkere voorspeller hiervan?

A

a. Kinderen vermijden onbekend voedsel + geur

59
Q

Bij welke theorie beïnvloeden veranderingen in het gedrag 1 op 1 de rijping van het centrale zenuwstelsel?

A

a. Neuromaturation

60
Q

Wat is geen vorm van leren?

a. rationeel leren
b. operante conditionering
c. statisch leren
d. klassieke conditionering

A

c. statisch leren

61
Q

Wat kan je zien met een karyotype?

A

c. Een afbeelding van alle chromosomen.

62
Q

Volgens welke theorie verdwijnt de stap-reflex bij 2-3 maanden oude baby’s door de rijping van corticale structuren?

A

d. Neuromaturational theory

63
Q

Welke omschrijving past bij het begrip violation-of-expextancy?

a. Een kind raakt gewend aan een gebeurtenis en kijkt hier niet meer van op.
b. Een kind toont geen interesse in gebeurtenissen in de omgeving.
c. Een kind is verrast wanneer er gebeurtenis plaats vindt waar het nog geen kennis van heeft.
d. Een kind kan nog niet begrijpen dat wanneer een object uit beeld is, het wel nog bestaat.

A

c. Een kind is verrast wanneer er gebeurtenis plaats vindt waar het nog geen kennis van heeft.

64
Q

Welk statement over de neuromaturiational theory is incorrect?

a. Ontwikkeling is vooraf vastgesteld, gedragsveranderingen reflecteren 1 op 1 de rijping van het centraal zenuwstelsel.
b. Vaststaande herhaaldelijke volgorde van motor milestones.
c. Ontwikkeling vordert van distaal (distal) = (limbs) naar proximaal (proximal) = (body – eyes, mouth etc.) en van caudaal (caudal) = feet naar cefalisch (cephalic) = head.
d. Functionele asymmetrie door cerebrale lateraliteit (cerebral lateralization).

A

c. Ontwikkeling vordert van distaal (distal) = (limbs) naar proximaal (proximal) = (body – eyes, mouth etc.) en van caudaal (caudal) = feet naar cefalisch (cephalic) = head.

65
Q

Scherf (2007) heeft een onderzoek uitgevoerd waar er wordt gekekennaar welke gedeeltesvan de hersenenactief worden als er naar gezichten, gebouwen en objecten wordt gekeken. Integenstelling tot (jong)volwassenen kwam erop de scan van kinderen van 5-8jaar, voorgezichten,niks naarboven. Wat is hier de reden voor?

A

Er zijn zoveel gedeeltes van de hersenen die reageren op het zien vangezichten, waarbijgeen van dezegedeeltes alleen maar reageren op het zien van gezichten. Daarom lichtenzij niet op.
Klopt dit???

66
Q

Baby’s leren van de omgeving d.m.v.mond en handen. Welke begrip hoort hierbij?

A

b. Active Touch

67
Q

Object segregatie is opgebouwd uit 3 verschillende processen. Welke hoort hier niet bij?

a. integration
b. border detection
c. orientation
d. segregation

A

c. orientation

68
Q

Hoe heet een stukje DNA dat codeert voor een eiwit?

A

Gen

69
Q

Bij 13% van de baby’s die afwijkend gedrag laten zien in het behalen van mijlpalen (denk aan proces van rollen, draaien, etc.) wordt op latere leeftijd een hersenbeschadiging gediagnosticeerd. Welk soort afwijkend gedrag laat deze 13% zien?​

A

Billenschuiven

70
Q

Siem wordt door zijn juf egocentrisch genoemd op de ouderavond. De juf legt uit dat Siem niet in staat is om zich te verplaatsen in een ander. Hij neemt aan dat de ander zich net zo voelt als hijzelf. Gelukkig, zegt de juf, is dit normaal voor zijn leeftijd. In welk stadium van de cognitive development theory bevindt Siem zich op dit moment?​

A

b. Preoperational stage​

71
Q

Welk van de volgende processen is geen proces dat bij object segregatie hoort?​

a. Recognition​
b. Border detection​
c. Integration -> Grouping​
d. Segregation -> Figure-out segregation

A

a. Recognition​

72
Q

Er zijn verschillende manieren van leren die baby’s gebruiken om kennis op te doen met behulp van persoonlijke ervaringen en de wereld om hen heen. Een van deze manieren is gewenning (habituation). Wat is de betekenis hiervan?​

A

a. De reactie op een eerdere ervaring of object leidt tot een verminderde reactie wanneer dit object vaker wordt gepresenteerd. Wanneer een nieuwe situatie of object wordt gepresenteerd, neemt de respons toe en wordt aandacht besteed aan de relevante nieuwe stimuli.​

73
Q

Tijdens een fMRI scan werden verschillende afbeeldingen aan een volwassen proefpersoon getoond. Op één van de scans is te zien dat de Lateral Occipital Cortex (LOC) blauw is gekleurd en dus is geactiveerd. Wat heeft op de afbeelding gestaan?​

a. Een gezicht van een mens​
b. Een lichaam van een mens​
c. Een straat met rijtjeshuizen​
d. Een voetbal

A

d. Een voetbal - LOC gebied is vooral actief bij het zien van dingen/objecten

74
Q

Auditory localization is het bepalen van de plek waar geluid vandaan komt. Dit wordt gedaan aan de hand van het verschil wanneer geluid aankomt in beide oren. Jonge kinderen hebben hier een stuk meer moeite mee dan oudere kinderen. Waarom is dit zo?​

A

a. De hersenen zijn nog niet goed genoeg ontwikkelt​

c. Hun hoofd is te klein​