Intelligence and academic achievement Flashcards

HC, Siegler H8

1
Q

Definitie van intelligentie (HC)

A

Vermogen om:

  • Kennis te verwerven
  • Effectief denken en redeneren
  • Adaptief omgaan met de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zei Sir Francis Galton over intelligentie? (HC)

A

Erfelijk. Hij dacht dat intelligentie aan de grootte van hun schedel lag, bleek niet zo te zijn. Het correleert wel met grootte van het brein. Hij heeft correlatie ook uitgevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zei Alfred Binet over intelligentie? (HC)

A

Objectieve intelligentietest ontwikkeld. Hij ging er van uit dat geestelijke vermogens zich met de leeftijd ontwikkelen. In zijn test had hij de chronologische versus mentale leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Binet-Simon test? (HC)

A

Dit is een test voor intelligentie te meten. Adhv chronologische leeftijd versus mentale leeftijd kon je dan zien of bepaalde kinderen slomer/sneller waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat werd er getest in de Binet-Simon test? (HC)

A

1: Verbaal redeneren - vragen zoals ‘waar ga je naar toe als je ziek bent’
2: Kwantitatief redeneren - bv terugtellen
3: Abstract redeneren
4: Korte termijn geheugen - bv onthouden van figuren die je hebt gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De Binet-Simon test is meerdere keren herzien. Door welke ‘instantie’ is de meest belangrijke herziening gedaan?

A

Stanford.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar bestaat de Stanford-Binet Intelligence Scale uit? (HC)

A

1: Vloeiend redeneren
2: Kennis
3: Kwantitatief redeneren
4: Visueel-ruimtelijke verwerking
5: Werkgeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de voornaamste beperking van de Stanford-Binet Intelligence Scale? (HC)

A

Leunt zwaar op verbale vaardigheden. Hiervoor heeft een kind goede taalvaardigheden nodig. Daarom wordt deze schaal niet altijd meer gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt Wechsler in? (HC)

A

Intelligentie test focust op verbaal en prestatie IQ. Focust minder op verbale vaardigheden, waardoor kinderen met slechte taalvaardigheden dit ook kunnen uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie soorten Wechsler tests heb je? (HC)

A

1: WAIS voor volwassenen
2: WISC voor kinderen vanaf 6 jaar
3: WIPPSI voor kinderen vanaf 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke theorie is de Wechsler test gebaseerd? (HC)

A

Carroll’s three striatum theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt IQ berekend? En waarom is dit problematisch? (HC)

A

IQ is de verhouding tussen de mentale leeftijd en de chronologische leeftijd, vermenigvuldigd met 100
- Bv (7/9) x 100 = 78 of (12/8) x 100 = 150
Per leeftijd verschilt uiteindelijk de mentale leeftijd niet meer. Iemand van 23 kan niet veel meer dan iemand van 22. Het is dus handig om enkel zo te rekenen bij kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het Flynn effect in? (HC)

A

We zien met de jaren een stijging in gemiddelde van het IQ. Een verklaring daarvoor is dat onderwijs steeds toegankelijker is geworden. Ook internet. Maar ook een toename in voeding. We komen er steeds meer achter wat goed is voor onze gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie Factor analysis (HC)

A

Statistische methode om clusters of variabelen te identificeren die sterk correleren met elkaar. Als alle factoren van een IQ test hoog met elkaar correleren, houdt dit in dat ze allemaal hetzelfde meten. Maar als sommige factoren van de test hoog met elkaar correleren en minder met andere factoren, kunnen er bv meerdere soorten intelligentie zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie The ‘G’ Factor (HC)

A

Spearman zei dat er maar één soort intelligentie was, maar dat deze wel gebaseerd is op meerdere aspecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke kritiek had Thurstone? (HC)

A

Hij had kritiek op algemene intelligentie van Spearman. De correlaties tussen de factoren zijn positief, maar niet hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 7 Thurstone mental abilities? (HC)

A

1: Word fluency
2: Verbal comprehension
3: Numerical ability
4: Spatial visualization
5: Perceptual speed
6: Memory
7: Inductive reasoning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt ‘Word fluency’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Snel en vloeiend gebruik van woorden bij taken als rijmen, het oplossen van anagrammen en kruidwoordraadsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt ‘Verbal comprehension’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

De betekenis van woorden, concepten en ideeën kunnen begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt ‘Numerical ability’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Het vermogen om getallen te gebruiken om snel computerantwoorden op problemen te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt ‘Spatial visualization’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Vermogen om patronen en vormen in de ruimte te visualiseren en te manipuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt ‘Perceptual speed’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Vermogen om snel en accuraat waarnemen van details en bepalen van overeenkomsten en verschillen tussen stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt ‘Memory’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Vermogen om informatie op te roepen, zoals lijsten of woorden, wiskundige formules en definities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt ‘Inductive reasoning’ van de Thurstone mental abilities in? (HC)

A

Het vermogen om algemene regels en principes af te leiden uit gepresenteerde informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Definitie Fluid Intelligence (HC)

A

Gebruik je om te redeneren of te argumenteren. Gebruik je bij bv een escaperoom, is probleemoplossing. Bedacht door Catell & Horn, onderdeel van general intelligence.

26
Q

Definitie Crystalized Intelligence (HC)

A

Kennis over de wereld. Geheugen. Gebruik je voor bv een quiz. Bedacht door Catell & Horn, onderdeel van general intelligence.

27
Q

Wat is de Carroll’s three-stratum theory? (HC)

A

Dit model bevat algemene intelligentie in de toplaag van de hiërarchie, dan acht matig algemene mogelijkheden in de middelste laag, en uiteindelijk een grote hoeveelheid specifieke processen in de onderste laag van de hiërarchie. Kortom: alle drie de niveaus zijn nodig om intelligentie te kunnen begrijpen en meten. General Intelligence wordt beïnvloed door Fluid en Crystalized Intelligence. Thurstone zit er ook in verwerkt.

28
Q

Voor welke uitkomsten is IQ een belangrijke voorspeller? (HC)

A

1: Academic success
2: Occupational success (beroepssucces)
3: Economic success
4: Gezondheidsgedrag en -resultaten
5: Veerkracht

29
Q

Vul in (HC). Genen en omgeving spelen een rol bij intelligentie. Dit verandert naarmate het kind ouder wordt. Als het kind ouder wordt, spelen …(1) een belangrijkere rol en de …(2) een minder belangrijke rol (zie figuur). Dit heeft te maken met interactie van genen en de omgeving.

A

1: genen
2: omgeving

30
Q

Wat zijn de drie effecten van de interactie tussen genen en omgeving? (HC)

A

1: Active effects – het genotype van een kind beïnvloedt de omgeving die een kind kiest. Als een kind meer intelligent is, kiest het meer stimulerende omgevingen. Zo kan het kind zijn problemsolving skills gebruiken.
2: Passive effects – de overlapping van het genotype van de ouders en het genotype van het kind beïnvloedt de omgeving waarin het kind opgroeit.
3: Evocative effects – gedrag van het kind (als gevolg van zijn genotype) zal de reactie van anderen op het kind beïnvloeden.

31
Q

Wat zijn verschillende onderliggende mechanismen van relatie tussen armoede en intelligentie/IQ scores? (HC)

A

1: Voeding - belangrijk voor functioneren van brein en vermogen om te leren
2: Beperkte toegang gezondheidszorg - kan verhoging fysieke problemen betekenen waardoor ze onderwijs missen
3: Conflicten binnen gezin - bv financiële problemen, conflict tussen ouders
4: Minder intellectuele stimulatie: ouders met bv financiële problemen zijn minder gefocust op stimuleren ontwikkeling kind

32
Q

Wat is het Pygmalion Effect? (HC)

A

Als een leraar gelooft dat een kind potentieel heeft, zal het kind betere cognitieve vaardigheden ontwikkelen.

33
Q

Wat zijn de vier fasen van ouderbetrokkenheid? (weet niet hoe dit model heet; HC)

A

1: Parent Involvement - als ouders betrokken zijn bij school, bevordert dit #2
2: Child Parent-oriented Motivaton - kinderen willen goedkeuring van hun ouders als het over schoolwerk gaat. Bv: als mijn ouders moeite steken in involvement met school, ga ik ook mn best doen
3: Child Engagement
4: Child Achievement

34
Q

Wat vertonen hoogbegaafde kinderen? (HC)

A

Asynchrone ontwikkeling. Ze ontwikkelen heel snel op één domein, bv muziek. Ze ontwikkelen minder goed of snel in bv emotionele/sociale ontwikkeling. Kan gedragsproblemen meebrengen. Ook houdt het niet perse in dat je het goed doet in school als je begaafd bent.

35
Q

Definitie Fluid intelligence (Siegler)

A

Vaardigheid om op een bepaald moment nieuwe problemen op te lossen, bijvoorbeeld door conclusies te trekken en relaties te begrijpen tussen concepten die men nooit eerder tegengekomen is.

36
Q

Wanneer piekt en daalt fluid intelligence? (HC)

A

Vloeiende intelligentie piekt meestal in de vroege volwassenheid en vermindert daarna langzaam.

37
Q

Definitie general intelligence ‘g’ (Siegler)

A

Intelligentie is één factor. Cognitieve processen die de vaardigheid om te denken en te leren op alle intellectuele taken beïnvloeden.

38
Q

Definitie crystallized intelligence en wanneer piekt of daalt dit (Siegler)

A

Feitelijke kennis over de wereld. Gekristalliseerde intelligentie begint vroeg in het leven en blijft vermeerderen.

39
Q

Welke factoren zijn van invloed op IQ-scores? (Siegler)

A

1: Alertheid - bijvoorbeeld als je weinig geslapen hebt, ben je minder alert
2: Kennis van de testen - bijvoorbeeld als je de procedure van de test niet snapt, zul je slechter scoren
3: Omgevingsfactoren - bijvoorbeeld als je net bent verhuisd of je ouders zijn net gescheiden

40
Q

Wat is een sterkere voorspeller van cijfers dan de IQ score? (Siegler)

A

Zelfdiscipline. Is een mogelijkheid om ongewenste acties niet uit te voeren, zich aan de regels te houden en impulsieve reacties te vermijden

41
Q

Vul aan (Siegler). Een handig startpunt voor een overdenking over de genetische invloeden en omgevingsfactoren is het …

A

bio-ecologische model van Bronfenbrenner.

42
Q

Vul in (Siegler). Het genoom heeft grote invloed op de intelligentie. Deze invloed wordt …(1) met de leeftijd. De correlaties tussen individuele allelen van genen en IQ zijn heel …(2), dit laat zien dat genetische invloeden op intelligentie bestaan uit allemaal kleine bijdragen van een groot aantal verschillende genen en interacties tussen deze genen.

A

1: groter
2: klein

43
Q

Definitie Passive effects (Siegler)

A

Omgeving wordt beïnvloed door het genotype. Dit effect van het genotype ontstaat, wanneer kinderen zijn opgevoed door hun biologische ouders, vanwege de overlap in genen tussen de ouders en het kind.

44
Q

Definitie Evocative effects (Siegler)

A

Omgeving wordt beïnvloed door het genotype. Dit effect van het genotype ontstaat wanneer kinderen andermans gedrag beïnvloeden.

45
Q

Definitie Active effects (Siegler)

A

Omgeving wordt beïnvloed door het genotype. Dit effect ontstaat wanneer kinderen een eigen omgeving kiezen die zij fijn vinden.

46
Q

Wat meet de Home Observation for Measurement of the Environment (HOME)? (Siegler)

A

Dit meetinstrument meet verschillende aspecten van de thuissituatie van een kind, zoals de organisatie en veiligheid in het huis, de intellectuele stimulatie door de ouders, of kinderen hun eigen boeken hebben, de mate van ouder-kind-interactie en de emotionele steun die kinderen ontvangen van hun ouders.

47
Q

Waar is het HOME meetinstrument nogmeer een goede voorspeller voor? (Siegler)

A

De omgeving van de familie is een goede voorspeller voor het IQ van het kind. Het naar school gaan maakt een kind ook slimmer. Door educatie worden specifieke cognitieve vaardigheden verbeterd.

48
Q

Wat is een mogelijke verklaring van het Flynn effect? (Siegler)

A

De opkomst van nieuwe technologieën zoals videogames.

49
Q

Waar kan het spelen van videogames verbetering in brengen? (Siegler)

A

Verbetering van executief functioneren, probleem-oplossen vermogen, selectieve aandacht, en lees-, schrijf-, en rekenvaardigheden. Dus Fluid Intelligence in het algemeen.

50
Q

Wat zijn invloeden en verschillen in ras en etniciteit gekeken naar intelligentie? (Siegler)

A

1: Gemiddelde IQ-scores van Europeaans-Amerikanen ligt ongeveer 10 punten hoger dan gemiddelde IQ-score van Afrikaanse Amerikanen.
2: Verschillen verwijzen naar groepsverschillen in IQ-scores en niet naar individuele verschillen in IQ-scores. Er is namelijk veel meer variabiliteit binnen een ras/etnische groep, dan tussen de groepen.
3: Verschillen in IQ en verwezenlijking van testscores van kinderen uit verschillende rassen en etnische groepen worden alleen beschreven als prestaties van omgeving waarin het kind leeftijd. Ofwel: de scores laten niet de potentiële intelligentie zien, en laten niet zien wat er was gebeurd als ze in andere omgeving hadden geleefd.

51
Q

Onderzoek naar interventies die ontworpen zijn voor onderontwikkelde families laten een consistent patroon zien. Wat laten deze onderzoeken zien? (Siegler)

A

In eerste instantie wordt het IQ van de kinderen die participeren in interventies hoger, daarna wordt het IQ echter weer minder. Gelukkig zijn er ook effecten gevonden dat minder participanten terechtkwamen in het speciaal onderwijs. Dit komt blijkbaar niet door een verhoging van het IQ, maar waarschijnlijk door de langetermijneffecten van de interventie op de motivatie van het kind.

52
Q

Wat laten kinderen zien die mee hebben gedaan aan het programma Head Start? (Siegler)

A

Laten betere pre-lees- en pre-schrijfvaardigheden zien, verbeterde sociale vaardigheden, een betere gezondheid, blijven minder vaak zitten, hebben meer kans op het afmaken van de middelbare school en gebruiken minder vaak drugs.

53
Q

Op welke zeven principes is het Abecedarian Project gebaseerd? (Siegler)

A

1) het stimuleren van exploratie
2) het begeleiden van basale vaardigheden
3) het vieren van vooruitgangen in de ontwikkeling
4) het herhalen en generaliseren van nieuwe vaardigheden
5) het beschermen van kinderen voor ongepaste afkeuring, pesten en straffen
6) het rijk en responsief communiceren
7) het leiden en limiteren van gedrag.

54
Q

Wat zijn uitkomsten van het Carolina Abecedarian Project? (Siegler)

A

Dit programma bleek blijvende positieve effecten te hebben op het IQ en op prestaties omtrent lezen en wiskunde.

55
Q

Wat laat het Carolina Abecedarian Project zien? (Siegler)

A

Dat het belangrijk is om al vroeg te starten met interventies, dat verzorgers op een positieve, responsieve manier moeten communiceren met de kinderen, dat de verbeteringen ws vooral zijn vanwege verbeteringen in zelfcontrole en doorzettingsvermogen en het laat ook zien dat er blijkbaar interventies mogelijk zijn die blijvende positieve effecten hebben op intellectuele ontwikkeling van kinderen die opgroeien in armoede.

56
Q

Wat houdt de Multiple Intelligence Theory van Gardner in? (Siegler)

A

Deze theorie is gebaseerd op een perspectief dat mensen op zijn minst acht typen intelligentie bezitten: de taalkundige, rekenkundige, en ruimtelijke vaardigheden die al worden gemeten in traditionele theorieën van IQ-testen, maar ook de muzikale, natuurlijke, lichamelijke, interpersoonlijke, en intra-persoonlijke vaardigheden.

57
Q

Wat houdt de Theory of successful intelligence van Sternberg in? (Siegler)

A

Gebaseerd op een perspectief dat intelligentie ziet als een mogelijkheid om succesvol te worden in het leven. Drie soorten vaardigheden die kunnen leiden tot succes: analytische, praktische en creatieve vaardigheden.

58
Q

Definitie Comprehension Monitoring (Siegler)

A

Proces van het bijhouden van iemands begrip van een mondelinge beschrijving of tekst. Helpt goede en slechte lezers te onderscheiden. Kijken naar inzicht en begrip van de tekst.

59
Q

Definitie Situation model (Siegler)

A

Cognitieve processen die worden gebruikt om een situatie of een opeenvolging van gebeurtenissen weer te geven.

60
Q

Definitie Visually based retrieval (Siegler)

A

Rechtstreeks van de visuele vorm van een woord naar de betekenis ervan gaan.