Brain development Flashcards

Siegler H3 (2/2)

1
Q

Definitie soma (cellbody; HC)

A

Hier vinden de meeste celprocessen plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie dendrieten (HC)

A

De ontvangende einden van de neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie axon (HC)

A

Vaak langer dan dendrieten en dit is het verzendgedeelte van de neuron. Signalen worden via de axonen verzonden van de ene neuron naar de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie myelineschede (HC)

A

Zit om de axon. Twee functies:

1: Neuron gezond houden
2: Versnellen van signaaltransductie langs axon - signalen uit omgeving herkennen, doorgeven binnen de cel en uiteindelijk een gedragsverandering bewerkstelligen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Insnoering van Ranvier (HC)

A

De stukken tussen de myelineschede noemen we de insnoering van Ranvier. Impulsgeleiding maakt namelijk sprongetjes op de axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie celmembraan (HC)

A

Scheidt de binnenkant van een cel van de buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie nucleus (HC)

A

Alle genetische materialen worden hier opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie axon terminals (HC)

A

Hier eindigt het signaal en wordt het overgedragen naar andere cellen (bv naar neuronen, spiercellen of klieren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt neurotransmissie beïnvloed? (HC)

A

1: Synthese en transmissie door middel van voeding
2: Presynaptische receptoren en blokkeren van heropname - hogere kans dat de neurotransmitter verbind met het dendriet
3: Postsynaptische receptoren en blokkeren/verbeteren van binding - blokkeert/stimuleert het binden, zorgt dat het signaal van ene neuron nooit de andere neuron bereikt
4: Metabolisering - meer/minder van een specifieke neurotransmitter in spleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de drie grote onderverdelingen van de hersenen? (HC)

A

1: Voorhersenen
2: Middenhersenen
3: Achterhersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bestaan de voorhersenen uit? (HC)

A

1: Thalamus - organiseert input van zintuigelijke organen en leidt ze naar juiste gebieden van hersenen.
2: Hypothalamus - motivatie en emotie regulering, controle autonomic nervous system (vocht, voedselinname, temp. controle) en endocriene systemen (seksueel gedrag).
3: Limbisch systeem - motivatie, emotie, leren en geheugen. Bestaat uit hypothalamus, amygdala, hippocampus.
4: Cerebrale cortex - bestaat uit veel gebieden met verschillende functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie thalamus (HC)

A

Zit in voorhersenen. Organiseert de input van zintuigelijke organen en leidt ze naar de juiste gebieden van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie hypothalamus (HC)

A

Zit in voorhersenen. Reguleert emotie en motivatie, controle autonmic nervous system (vocht en voedselinname, temp. controle) en endocriene systemen (seksueel gedrag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie limbisch systeem (HC)

A

Zit in voorhersenen. Voor motivatie, emotie, leren en geheugen. Bestaat uit de hypothalamus, amygdala en hippocampus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie amygdala (HC)

A

Sociale verwerking, agressie en angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie hippocampus (HC)

A

Vormen en terughalen van herinneringen. Hier worden continu nieuwe neuronen aangemaakt, terwijl in veel andere delen van de hersenen de neurogenese wordt stopgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar bestaat de cerebrale cortex uit? (HC)

A

1: Frontale kwab
2: Broca’s gebied
3: Primaire motorische cortex
4: Somatisch zintuigelijke cortex
5: Pariëntale kwab
6: Temporale kwab
7: Primaire auditieve cortex
8: Wernicke’s gebied
9: Occipitale kwab
10: Primaire visuele cortex
11: Cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar is de frontale kwab goed voor? (HC)

A

Voor executieve functies zoals plannen, redeneren, inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar is Broca’s gebied belangrijk voor? (HC)

A

Voor spraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat reguleert de primaire motorische cortex? (HC)

A

Vrijwillige beweging. Dit is lateraal: alles wat je controleert aan de linkerkant van je lichaam is gereguleerd bij de rechter hemisfeer en andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat reguleert de somatisch zintuigelijke cortex (HC)?

A

Lichamelijke sensaties. Sensorische info die we ontvangen van ons lichaam. Warmte, kou, aanraking, gevoel voor evenwicht en beweging. Dit is ook lateraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar is de pariëntele kwab goed voor? (HC)

A

Sensorische integratie: proces waarbij waarbij we informatie uit ons lichaam en prikkels vanuit de buitenwereld opnemen en op elkaar afstemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar is de temporale kwab goed voor? (HC)

A

Betrokken bij organiseren en indelen van zintuigelijke informatie. Beschadiging hieraan krijg je moeite met indelen van woorden of foto’s in categorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de primaire auditieve cortex? (HC)

A

Onderdeel van temporale kwab. Omgeven door hogere orde auditieve cortex (gehoor).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar is de Wernicke’s gebied belangrijk voor (HC)?

A

Onderdeel van temporale kwab. Belangrijk voor begrijpen van spraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar is de occipitale kwab belangrijk voor? (HC)

A

Visuele input verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de cerebellum? (HC)

A

Ook wel kleine hersenen genoemd. Belangrijk voor coördinatie van spierbewegingen, leren en geheugen. Beschadiging? -> bewegen niet soepel (scheef lopen als je dronken bent).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat controleert en reguleert de middenhersenen? (HC)

A

Ligt bovenop achterhersenen, op de hersenstam. Controleert oogbewegingen, reguleert spierbewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar bestaan de achterhersenen uit? (HC)

A

1: Medulla oblongata
2: Pons
3: Cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de medulla oblongata? (HC)

A

Dit is het onderste gedeelte van de achterhersenen. Cruciaal voor levensfuncties: controleert hartslag, ademhaling, bloeddruk etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de pons? (HC)

A

Het bovenste gedeelte van de achterhersenen, brug tussen cerebrum en cerebellum en de ruggengraat. Cruciaal voor slaap en opwekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat houdt transcraniële magnetische stimulatie in? (HC)

A

Met gebruik van elektromagnetisch veld kun je je richten op specifieke delen van het brein. Tijdelijk stimuleren van bepaalde delen of juist uitschakelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat doe je bij Electrical recording (EEG; HC)?

A

Elektronen op het hoofd leggen. Opnamen van activatie in het brein. Vooral handig bij identificeren wanneer er breinactiviteit is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn belangrijke processen in de breinontwikkeling? (HC)

A

1: Neurogenese
2: Migratie en differentiatie
3: Axonen en dendrieten groei
4: Apoptosis
5: Synaptische productie
6: Myelinisatie
7: Synaptische eliminatie/pruning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Neurogenese is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

Cell birth. Meeste wordt in week 5 - 25 geproduceerd. Zijn ook neuronen die hele leven blijven ontwikkelen (hippocampus, herinneringen/geheugen). Neuronen worden aangemaakt maar wat voor type neuron het is, is nog niet bepaald. Sommige worden neuronen en sommige gliacellen. Gliacellen zijn vooral ondersteunend, zoals neuronen laten zien waar ze heen moeten gaan en houden de hersenen gezond. Sommige delen van gliacellen worden onderdeel van de myelinesheet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Migratie en differentiatie is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

1: Neuronen moeten eindbestemming vinden, dmv pusing. Nieuwe cellen worden gecreërd, waardoor oude cellen naar de buitenkant worden geduwd. Neuron gebruikt gliacel om bij bestemming te komen.
2: Als het brein groter is, groeit de cel een uitsteeksel (protusion), deze verbind zich met uiterste laag van brein en vanuit daar laat het los en trekt het zichzelf op naar nieuwe positie.
3: Bovenstaande kan niet meer en worden gliacellen gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Vul aan (HC). De hersenen groeien totdat we…

A

zes lagen van verschillende soorten cellen hebben. De laag bepaalt functie van hersenen.

38
Q

Axonen en dendrietengroei is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

De groei van axonen en dendrieten start, zodat cellen kunnen communiceren met andere neuronen in het brein. Ze maken nog geen verbinding, dat start hier pas.

39
Q

Apoptosis is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

Veel cellen gaan dood. Door overproductie heeft elke cel een geprogrammeerde celdood. Overlevingsfactor die door doelcellen wordt afgegeven, kan geprogrammeerde celdood deactiveren. Elke cel heeft zelfvernietigingsmechanisme en dit moet gedeactiveerd worden als cel wil overleven.

40
Q

Synaptische productie is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

Maken van verbindingen tussen neuronen. Eerst axon en dendriet, maar later verbinding tussen neuronen.

41
Q

Definitie chemoattractie (HC)

A

Stuurt actief welke verbinding gemaakt wordt, vindt plaats bij synaptische productie. Cellen in omliggende regio produceren chemicaliën die het neuron aantrekken.

42
Q

Definitie chemorepulsie (HC)

A

Stuurt actief welke verbindingen gemaakt worden. Gebeurt bij synaptische productie. Cellen in omliggende regio produceren chemicaliën die het neuron afstoten.

43
Q

Myelinisatie is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

Beschermt de axon en zorgt dat het signaal snel kan springen van de één naar de ander. Eerst sensorische en motorische gebieden, later frontale gebieden (daarom nemen adolescenten zoveel risico).

44
Q

Pruning/synaptische eliminatie is een belangrijk proces in breinontwikkeling. Wat houdt dit in? (HC)

A

De verbindingen tussen cellen worden verwijderd als deze niet noodzakelijk zijn. De meest functionele verbindingen, gezien de context waarin het kind opgroeit, zullen overleven. Dit maakt ons adaptief. Gebeurt na geboorte.

45
Q

Definitie neuronen (Siegler)

A

Dit zijn cellen die gespecialiseerd zijn in het versturen en ontvangen van informatie tussen de hersenen en alle andere lichaamsgedeeltes.

46
Q

Definitie sensorische, motorische en inter-neuronen (Siegler)

A

Sensorische: wisselen info uit vanuit sensorische receptoren van de omgeving (extern/interne stimuli) of binnen het lichaam zelf.
Motorische: wisselen info uit tussen de hersenen en spieren en ledematen.
Inter: wisselen info uit tussen sensorische en motorische neuronen.

47
Q

Waar bestaat een neuron uit? Leg ze uit (Siegler)

A

1: Cellichaam - kern van het neuron, die het neuron werkende houdt
2: Dendrieten - ontvangen info van ander eneuronen via de synapsen en sturen dit door naar het cellichaam
3: Axon - verstuurt info vanuit het cellichaam naar andere neuronen via synapsen
4: Synaps - ruimte tussen de dendrieten van het ene neuron en het axon van het andere neuron

48
Q

Definitie gliacellen (Siegler)

A

Cellen die allerlei ondersteunende functies vervullen. Bv zorgen voor info van een myelineschede om axonen.

49
Q

Definitie myelineschede (Siegler)

A

Vettig omhulsel dat de snelheid en efficiëntie van informatieuitwisseling verhoogt.

50
Q

Hoe worden de grote gebieden van de cerebrale cortex genoemd? (Siegler)

A

Kwabben. Elke kwab is gespecialiseerd.

51
Q

Welke vier kwabben kent de cerebrale cortex? (Siegler)

A

1: Occipitale kwab - specialiseert zich in verwerken van visuele info
2: Temporale kwab - specialiseert zich in het geheugen, visuele herkenning, auditieve info en verwerken van emotie
3: Pariëtale kwab - specialiseert zich in non-verbale verwerkingen, sensorische input integratie en informatie over emoties
4: Frontale kwab - specialiseert zich in vooruit plannen en organiserende gedrag om een bepaald doel te bereiken

52
Q

Waar wordt de informatie uit verschillende sensorische systemen verwerkt? (Siegler)

A

Dit wordt verwerkt in associatiegebieden die tussen de grote sensorische en motorische gebieden liggen.

53
Q

Hoe worden de twee helften van de cortex genoemd? (Siegler)

A

Cerebrale hemisferen. Info die van de linkerkant van lichaam komt, wordt verwerkt in de rechterhemisfeer. Info die van de rechterkant van het lichaam inkomt, wordt verwerkt in de linkerhemisfeer.

54
Q

Hoe communiceren de twee hersenhelften? (Siegler)

A

Met behulp van corpus callosum. Elke hemisfeer heeft zijn eigen specialisatie. Deze verdeling van specialisatie over de twee hemisferen wordt cerebrale lateralisatie genoemd. Zo is de linkerhemisfeer bv gespecialiseerd in verbale aspecten (taal, logica, sequentiële taken) en is de rechterhemisfeer gespecialiseerd in non-verbale aspecten als visuele info.

55
Q

Definitie neurogenese (Siegler)

A

De proliferatie (= uitbreiding/groei) van neuronen door celdeling, dit begint 42 dagen na de conceptie.

56
Q

Wat is het tweede ontwikkelingsproces in de hersenen? (Siegler)

A

Celmigratie, waarop celdifferentiatie volgt. Eerst groeit er een axon, waarna er een ‘bosje’ dendrieten vormt.

57
Q

Wat houdt arborization in? (Siegler)

A

De grootste verandering dendrieten is aborization. Dit is een enorme vermeerdering in de grootte en complexiteit van de dendrieten door groei, vertakking en de formatie van zogenaamde branches die de capaiteit vergroten om connecties met andere neuronen te vormen.

58
Q

Waar zorgt arborization voor? (Siegler)

A

Arborization zorgt ervoor dat neuronen kunnen groeien in complexiteit tijdens de eerste levensjaren, waardoor de cortex een grotere oppervlakte krijgt en de lagen van de cortex dikker worden.

59
Q

Wat gebeurt er bij myelinisatie? (Siegler)

A

Dit is het proces waarbij myelineschedes om de axonen heen worden gevormd.

60
Q

Definitie synaptogenese (Siegler)

A

Neuronen synapsen vormen met andere neuronen, wat resulteert in triljoenen connecties.

61
Q

Definitie synaptische pruning (Siegler)

A

Overbodige synapsen (die vrijwel nooit geactiveerd worden) worden verwijderd. Dit is een normaal proces, maar abnormale patronen van synaptische pruning zijn in verband gebracht met aandoeningen als autisme en schizofrenie.

62
Q

Wat houdt Elektro-encefalografie (EEG) in? (Siegler)

A

Dit is een techniek waarbij de elektrische activiteit gemeten wordt die gegenereerd wordt door neuronen mbv elektronen op de schedel.

63
Q

Wat houdt Event-related potentials (ERPs) in? (Siegler)

A

Dit zijn veranderingen in elektrische activiteit die ontstaan door de presentatie van een bepaalde stimulus.

64
Q

Wat houdt Magnetoencefolagrafie (MEG) in? (Siegler)

A

Detecteert magnetische velden die gegenereerd worden door elektrische stroompjes in de hersenen.

65
Q

Wat houdt Functional magnetic resonance imaging (fMRI) in? (Siegler)

A

Techniek waarbij verschillen in bloedtoevoer worden gemeten mbv een elektromagneet, hiermee kan activiteit in hersengebieden worden gemeten.

66
Q

Wat houdt Positron emissie tomografie (PET) in? (Siegler)

A

Meet hersenactiviteit door metabolische processen te detecteren, hierbij wordt radioactief materiaal geïnjecteerd.

67
Q

Wat houdt Near-infrared spectroscopy (NIRS) in? (Siegler)

A

Optische beeldtechniek waarbij metabolische veranderingen worden waargenomen die leiden tot verschillende absorptie van infrarood licht.

68
Q

Wat is de invloed van ervaring op hersenen (Siegler)?

A

Bepaalde processen in de hersenen zijn afhankelijk van ervaring. Dit wordt duidelijk gemaakt door mate van plasticiteit. Vanwege plasticiteit kunnen hersenen tot op zekere hoogte rewired worden (= opnieuw bedraad). Kinderen zouden dus een betere kans op herstel hebben na schade, omdat er nog veel reorganisatie kan plaatsvinden. Ligt wel aan de ernst van schade en op welk punt ontwikkeling plaatsvindt.

69
Q

Definitie plasticiteit en welke twee soorten plasticiteit zijn er? (Siegler)

A

Dit is capaciteit van de hersenen om beïnvloed te worden door ervaringen.

1: Ervaring-verwachting-plasticiteit (experience-expectant) - proces waarin hersenen zich vormen als resultaat van hedendaagse ervaringen in een normale omgeving
2: Ervaring-afhankelijke-plasticiteit (experience-depedent) - proces waarin neurale connecties worden gelegd en gereorganiseerd als resultaat van individuele ervaringen

70
Q

Variabiliteit in fysieke groei is afhankelijk van genetische en omgevingsfactoren. Hoe beïnvloeden de genen de groei en seksuele rijping? (Siegler)

A

Door de productie van hormonen.

71
Q

Variabiliteit in fysieke groei is afhankelijk van genetische en omgevingsfactoren. Welke aspecten beïnvloeden omgevingsfactoren vooral? (Siegler)

A

Secular trends, waarin veranderingen in de fysieke ontwikkeling ontstaan door de jaren heen, zoals groeien in lengte of menstruatiecyclus.

72
Q

Wat is de failure to thrive? (Siegler)

A

Dit is een conditie waarbij baby’s ondervoed raken en niet groeien of aankomen, zonder dat hier een duidelijke medische reden voor is. Dit heeft te maken met combi genetische en omgevingsfactoren.

73
Q

Wat zijn voordelen van borstvoeding voor een baby? (Siegler)

A

Goed voor het immuunsysteem en voor de cognitieve ontwikkeling.

74
Q

Waardoor worden voorkeuren voor eten beïnvloed? (Siegler)

A

Door associatief leren: positieve associaties met het voedsel leiden tot positieve gevoelens bij het voedsel.

75
Q

Kan een laag SES zorgen voor verminderde hersengroei? (Siegler)

A

Ja. Tot de leeftijd van 12 maanden is er geen verschil, maar daarna zorgt een laag SES voor verminderde hersengroei.

76
Q

Definitie herd immunity (Siegler)

A

Dit is het geval bij effectiviteit van vaccinaties. Een bepaald percentage van de populatie moet ingeënt zijn om hen te beschermen.

77
Q

Vul aan (HC). Als een neuron niet zijn signalen afvuurt (dus hij is in rust) heeft het een negatieve lading van ongeveer…

A

70 minivolt.

78
Q

Definitie ionen (HC)

A

Elektrisch geladen atoom of molecuul die zowel positief als negatief geladen kan zijn.

79
Q

Vul aan (HC). Tijdens de rust zijn er veel positief geladen …(1) buiten de neuron terwijl er binnenin veel …(2) met een negatieve lading aanwezig zijn. Binnen zijn ook enkele positief geladen …(3) bouwstenen en een paar positief geladen …(4) bouwstenen.

A

1: (N) Sodium
2: (A) Proteïne
3: (K) Potassium
4: (N) Sodium

80
Q

Definitie polariteit (HC)

A

In de barriere tussen de neuronen (het celmembraan) zijn er veel kanalen waardoor ionen in en uit de neuron kunnen bewegen en daardoor veranderd de lading (+ en -).

81
Q

Definitie Sodium Potassium pomp (HC)

A

Wanneer een neuron in ruststand is: de verspreiding van ionen buiten en binnen het neuron wordt stabiel gehouden door het SP pomp. Deze pomp bestaat uit verschillende ionen kanalen die altijd 3 positieve Sodium (N) ionen uit de neuronen halen voor elke 2 positieve Potassium (K) ionen die de neuron in gaan.

82
Q

Vul aan (HC). Wanneer de hoeveelheid positieve ionen zo sterk veranderd dat de polariteit omlaag gaat naar de drempelwaarde van -55mV, gebeurt er iets belangrijks:

A

Speciale spanningsafhankelijke ion kanalen gaan open waardoor er plotseling veel positieve ionen het neuron in kunnen. Dit zorgt dat polariteit van de neuron +40mV wordt.

83
Q

Definitie Action potential (HC)

A

Als de polariteit plots veranderd van negatief naar positief (depolarisatie). Elektrische signalen die door de neuron gaan.

84
Q

Wanneer vuurt een dendriet een signaal af naar de volgende cel? (HC)

A

Wanneer de neurotransmitters verbinden aan de dendriet, veranderd de polariteit van het celmembraan gedeeltelijk. Wanneer de polariteit veelvuldig veranderd en de drempelwaarde avn -55mV wordt bereikt, dan vuurt de dendriet het signaal af naar de volgende cel.

85
Q

Definitie Excitatory transmitters (HC)

A

Verhogen de kans dat de neuronen afgevuurd worden.

86
Q

Definitie Inhibitory transmitters (HC)

A

Deze neuron besluit dat het signaal niet afgevuurd wordt.

87
Q

Definitie association areas (Siegler)

A

Delen van de hersenen die tussen belangrijke zintuiglijke en motorische gebieden liggen en die de input van die gebieden verwerken en integreren.

88
Q

Definitie corpus callosum (Siegler)

A

Een dichte strook zenuwvezels die de twee hersenhelften in staat stelt met elkaar te communiceren.

89
Q

Definitie cerebral lateralization (Siegler)

A

De specialisatie van de hersenhelften voor verschillende manieren van verwerking.

90
Q

Definitie spines (Siegler)

A

Formaties op de dendrieten van neuronen die het vermogen van de dendrieten om verbindingen met andere neuronen te vormen, vergroten.