Development and media use in adolescents and young adults Flashcards

1
Q

Wat houdt ‘hardware’ in bij de information processing? (HC)

A

Fysieke veranderingen en ontwikkelingen in het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt ‘software’ in bij de information processing? (HC)

A

(Geheugen)strategieën. Bv memory: kinderen worden steeds beter in dit spel. Ook zijn ze n staat om nieuwe info in bestaand kader te stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke leeftijd hebben preadolescents/preteens? (HC)

A

8 - 12 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn mediavoorkeuren voor preadolescents/preteens? (HC)

A
  • Snelle programma’s
  • Herhalingen gaan vervelen
  • Langere tijd achter elkaar media gebruiken/gamen, hierdoor wordt het moeilijk hun mediagebruik te reguleren
  • Programma’s met (sub)plots
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie aspecten van functioneel gebruik van geheugenstrategieën? Neem voorbeeld als je woordenreeks gaat herhalen (HC)

A

Als je woordenreeks moet onthouden:

1: Rehearsal - herhalen van de woorden
2: Organization - opdelen van groepen obv specifieke karakteristieken: dieren en meubels bv
3: Elaboration - je maakt er een zin van, doe je vooral als woorden niet veel met elkaar te maken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Concrete Logical Thinking fase van Piaget? (HC)

A
  • Denken is gebaseerd op een systeem van logica en bewerkingen, bv regels
  • Maar kan alleen logica en operaties toepassen op concrete objecten (vandaar concrete operational stage)
  • Is een verschil met adolescenten (formal operational stage)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie centration (HC)

A

Jongere kinderen hebben neiging om te focussen op meest opvallende aspecten van object. Hierdoor niet in staat alle aspecten van object te ontdekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedurende welke fase gaan kinderen aandacht besteden aan details? (HC)

A

Concrete operational stage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie Decentration (HC)

A

Ontdekken van details van een object. Kinderen worden kritischer en gaan dingen met elkaar vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Definitie Transitivity (overgang; HC)

A

Vermogen om logische relaties tussen elementen in een seriële volgorde te herkennen. Bv als A langer is dan B, en B is langer dan C, dan moet A langer zijn dan C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie Seriation (seriatie; HC)

A

Het vermogen om voorwerpen/situaties te sorteren op basis van een kenmerk, bv op basis van grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie Classification (HC)

A

Het vermogen om eigenschappen of categorieën te identificeren, bv bestek bij bestek en rietjes bij rietjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de preteen fase beginnen ze met Collecting. Wat houdt dit in en waarom is dit belangrijk voor media? (HC)

A

Kinderen beginnen met verzamelen van spullen. Kinderen ontwikkelen een passie voor bv auto’s of poppen. Je hebt games met collecting als focus: alle poppetjes verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie Accumulating (HC)

A

Ophopen van spullen (voor 6-7 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is Collecting belangrijk voor ontwikkeling van kinderen? (HC)

A

1: Kans voor sociale interactie
2: Hun behoefte aan decentration uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie Conservation (behoud; HC)

A

Begrijpen dat sommige eigenschappen behouden blijven of invariant zijn nadat een voorwerp een fysische transformatie heeft ondergaan. Bv Conservation Task Piaget.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Definitie Reversibility (HC)

A

Vermogen te erkennen dat getallen en voorwerpen kunnen worden veranderd en in hun oorspronkelijke staat kunnen worden teruggebracht. Bv een voetbal dat leeg is, kan je weer vullen met lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is mediavoorkeur als je kijkt naar fantasie vs realiteit onderscheiding bij preteens? (HC)

A

Fantasie is nog steeds leuk, maar moet wel realistische fantasie zijn (Harry Potter).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Definitie Emotional display rule (HC)

A

Het is een informele norm wanneer, waar en hoe je je emotie moet tonen. Bv je moet blij kijken als je een cadeau kijkt, ook al vind je het cadeau niet leuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Definitie Wishful identification (HC)

A

Ze vinden het fijn om zich te identificeren met personages van hun leeftijd en geslacht. Ze kijken hier tegenop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Preteens ontwikkelen zich op gebied van emotie. Hoe uit dit zich in mediavoorkeuren? (HC)

A
  • Beginnen slecht acteren te herkennen, te bekritiseren of af te keuren
  • Identificeren zichzelf met oudere personages
  • Vinden het leuk om personages te zien die emotie tonen die zij herkennen in hun eigen leven
  • Wishful identification
22
Q

Definitie Social antenna (HC)

A

Bewust van hoe ze zich te gedragen en hoe te vermijden belachelijk gemaakt te worden. Dus eigenlijk wat cool is en wat niet (vaak in vriendengroep).

23
Q

Wanneer neemt gender rigiditeit iets af? (HC)

A

Einde van preadolescentie.

24
Q

Hoe oud zijn adolescenten? (HC)

A

12 - 18 jaar

25
Q

Wat zijn fysieke ontwikkelingen in de adolescentieperiode? (HC)

A
  • Verandering uiterlijk
  • Interesse in seks
  • Invloed op stemming
  • Pruning (daling grijze stof, ontstaat gevorderd informatieprocessing)
26
Q

Hoe speelt media in op de fysieke ontwikkelingen van adolescenten? (HC)

A
  • Zoeken dingen op als ‘50 sex questions’
  • Willen veel info, worden onzeker over lichaam en zoeken dingen op
  • Sexting
27
Q

Definitie Adolescent egocentrism (HC)

A

Ze denken altijd aan wat de ander denkt.

28
Q

Definitie Metacognitie (HC)

A

Denken over denken, past bij formal operationele fase

29
Q

Wat zijn voordelen van de formal operational stage? (HC)

A
  • Hoger niveau kunnen denken, meer abstract en wetenschappelijk
  • Denken over denken (metacognitie)
30
Q

Wat zijn nadelen van de formal operational stage? (HC)

A
  • Worden zeer kritisch, vragen zich van alles af
  • Door metacognitie beelden ze zich veel de perspectieven van anderen in (denken voortdurend wat anderen ervan zouden vinden als ik dit of dat zou doen)
31
Q

Wat zijn mediavoorkeuren in formal operational stage? (HC)

A
  • Meer complexiteit in verhaallijn
  • Complexere personages
  • Thema’s die over grote wereldproblemen gaan: oorlog, science fiction
  • Fast-past media die het probleemoplossend vermogen stimuleert
32
Q

Wat is het dopaminesysteem en wat gebeurt er met dit systeem in de adolescentieperiode? (HC)

A

Neurotransmitter in brein, speelt belangrijke rol in beleven plezier, geluk en vreugde. Dopaminelevel is torenhoog bij momenten van enthousiasme. Ze gaan op zoek naar avontuur en uitdagende situaties. Kunnen ook snel verveeld raken hierdoor. In algemeen is dopamine heel laag in adolescentie.

33
Q

Definitie Sensation seeking (HC)

A
  • Sensatie zoeken is de neiging om op zoek te gaan naar nieuwe, gevarieerde en zeer stimulerende ervaringen, en de bereidheid om risico’s te nemen om ze te bereiken
  • Focus op onmiddellijke beloningen
  • Piekt tijdens adolescentie en neemt dan af
34
Q

Adolescenten hebben hoge dopaminelevels en zoeken naar sensatie. Hoe uit dit zich in mediavoorkeuren? (HC)

A
  • Behoefte aan opwinding en nemen van risico’s: sexting, online challenges
  • Perspectieven van anderen: wat denken zij van mij?
35
Q

Op welke drie socio-emotional gebieden ontwikkelen adolescenten zich? (HC)

A

1: Autonomy - onafhankelijk worden van ouders
2: Identity - weten wie ze zijn en willen zijn
3: Intimacy - relaties vormen en onderhouden

36
Q

Definitie Self presentation (HC)

A

Hoe presenteren adolescenten zichzelf naar anderen toe. Dit heb je nodig om autonomy, identity en intimacy op te eisen.

37
Q

Definitie Self-disclosure (HC)

A

Welke info wil je delen? Hoeveel van deze info? Je deelt niet gelijk alles met iedereen. Dit heb je nodig om autonomy, identity en intimacy op te eisen.

38
Q

Definitie affordance Asynchronicity (HC)

A

Communiceren wanneer het hen uitkomt, in real time (synchronously) of delayed (asynchronously)

39
Q

Definitie affordance Identifiability (HC)

A

Zelf bepalen in welke mate de inhoud anoniem is of gekoppeld aan hun ware identiteit.

40
Q

Definitie affordance Cue manageability (HC)

A

Visuele of auditieve signalen over zichzelf tonen of verbergen tijdens het communiceren.

41
Q

Definitie affordance Accessibility (HC)

A

Simpel info vinden over iemand en hen makkelijk contacteren.

42
Q

Definitie affordance Scalability (HC)

A

De omvang en aard van hun publiek kiezen

43
Q

Definitie affordance Replicability (HC)

A

Kopiëren of delen van bestaande online content

44
Q

Definitie affordance Retrievability (HC)

A

Opslaan en later terughalen van geplaatste inhoud

45
Q

Wat zijn fysieke veranderingen die plaatsvinden in de vroege adolescentie? (Valkenburg)

A
  • Hypothalamus stuurt signalen door naar hypofyse -> begin puberteit; oestrogeen en androgeen
  • Ontwikkelen borsten, stemmen jongens verdiepen
  • Toename talgproductie (vette huid)
  • Groeispurt en gewichtstoename
46
Q

Wat zijn veranderingen in het brein in de vroege adolescentie? (Valkenburg)

A
  • Grijze stof neemt af in volume (pruning): efficiënter functioneren van hersenen
  • Witte stof neemt toe: snellere en efficiëntere communicatie tussen verschillende regio’s van brein
47
Q

Wat verklaart het denken en gedrag van adolescenten? (Valkenburg)

A

Toename in witte stof.

48
Q

Definitie Introspection (Valkenburg)

A

Vermogen om te reflecteren op hun eigen gedachten en emoties.

49
Q

Definitie Social cognition (Valkenburg)

A

Vermogen om verlangens van anderen te interpreteren en erop te anticiperen.

50
Q

Definitie Off-the-cuff humor (Valkenburg)

A

Spontane humor. Vooral geliefd bij jongens.

51
Q

Vul in (Valkenburg). Seksualiteit hangt nauw samen met …(1) en …(2).

A

1: zelfbewustzijn (bang voor afwijzing)
2: hypothetisch denken (wat is de beste manier om nu te handelen)