Obsessieve compulsieve en verwante stoornissen Flashcards

1
Q

Wat is een verzamelstoornis?

A

De client heeft langdurig moeite om spullen weg te gooien terwijl deze weinig tot geen waarden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn nog meer kenmerken in de problematiek van een verzamelstoornis?

A

De woning is in meerder of mindere mate vervuilt, en ze vaak weinig inzicht in hun gedrag en zoeken niet altijd hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Trichotillomanie?

A

client trekt haren uit het hoofd, dit begint al in de kindertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een exoriatiestoornis?

A

regelmatig, ongecontroleerd pulken aan huid waardoor er wondjes ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een obsessieve compulsieve angststoornis?

A

dwangstoornis, aanwezigheid van dwanggedachten (obsessies) en dwanghandelingen ( compulsies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn dwanggedachten?

A

Steeds terugkerende gedachten of voorspellingen die al persoon niet passend beleefd en gaan gepaard met angst en onrust. weerstand bieden gaat niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn dwanghandeling?

A

De client probeert de dwanggedachten te neutraliseren met dwanghandelingen. DIt is gedrag wat de client herhaaldelijk moet uitvoeren of in gedachten moet doorlopen, waardoor de angst of onrust tijdelijk afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke groepen angst zijn er?

A
  • angst voor besmetting, wasdrang
  • angst voor gevaarlijke gebeurtenissen
  • agressieve, seksuele of religieuze dwanggedachten
  • obsessie met symmetrie, tellen, orderen of verzamen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is egodystoon?

A

Men vind de dwang niet bij zich horen. En met realiseert zich dat de dwang irrationeel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer komt dwang het meeste voor?

A

In kindertijd, vaker bij jongens dan bij meisjes

tussen 20-30 jaar vaker bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een morfodysfore stoornis?

A

Een stoornis in het beleven van het lichaam. Een preocupatie van 1 of meer ervaren defecten of imperfecties in het uiterlijk.
Hier is de client gedurende 3 tot 8 uur per dag mee bezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat veroorzaken Obsessieve compulsieve stoornissen?

A

Aanleg, opvoeding, streptokokkeninfectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat blijkt uit bioneurologisch onderzoek

A

Een circuit in de hersenen verloopt niet goed. Serotine en dopamine zijn betrokken. Bij psychologsiche behandeling normaliseren deze afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke medicatie wordt er veel gebruikt bij angststoornissen?

A

SSRI soms in combinatie met antidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar richt de cognitieve gedragstherapie zich op?

A

Op irrationele gedachten. Stapsgewijs blootstelling wordt niet gevolgd door rustgevende dwanghandelingen, maar juist door het verhinderen en afleren daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een angststoornis door middelgebruik?

A

De angststoornis ontstaat door het gebruik van middelen of door het juist niet gebruiken van middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kun je een angststoornis door middelen gebruik behandelen?

A

Door te stoppen/afbouwen met het middel.

18
Q

Wat is een angststoornis door somatische aandoening en hoe wordt dat behandeld?

A

Angstsymptomen worden veroorzaakt door een lichamelijke ziekten. Dit wordt behandeld door het behandelen van de lichamelijke ziekte of er mee om leren gaan.

19
Q

Wat is cognitieve gedragstherapie?

A

Een combinatie van cognitieve en gedragstherapie

20
Q

Wat doet cognitieve therapie?

A

Onderzoekt de gedragspatronen, de invloed van deze gedachten op het gevoelsleven. Deze gedachte gang probeert met te beinvloeden

21
Q

Wat is gedragstherapie?

A

Richt zich op het veranderen van probleem gedrag. Exposure en responspreventie zijn de belangrijkste procedure.

22
Q

Wat is exposure?

A

Blootstellen aan situaties die angst oproepen. Geleidelijk of ineens Gradueel waarbij de gevreesde stimuli langdurig worden aan geboden (flooding)

23
Q

Wat is responspreventie?

A

De client mag geen handelingen doen die de angst doen afzakken

24
Q

Hoe moet de werkrelatie zijn?

A

GOed, het probleem van de client moet centraal staan.

25
Q

Van welke behandelmethoden wordt er gebruik gemaakt?

A

waarmee de client cognities, emoties en gedrag kan wijzigen.

26
Q

Waarom is psycho educatie belangrijk?

A

Het is belangrijk dat de client begrijpt wat zijn angst in houdt en hoe deze in therapie kan worden afgebouwd.

27
Q

Welke componenten staan centraal bij iemand met een angststoornis?

A
  • negatieve gedachten over zichzelf en de situatie.
  • verhoogd zelfbewustzijn.
  • vermijding en inadequaat veiligheidsgedrag.
28
Q

Waarom richt de cognitieve therapie zich?

A

Op het wijzigen van negatieve gedachten

29
Q

Wat is angst inventarisatie?

A

Heel gedetailleerd alle klachten, vermijdingen en gedragingen in kaar brengen en daarna welke lichamelijke gevoelens en gedachten iemand hierbij ervaart.

30
Q

Wat is nog meer een voordeel van een angst inventarisatie?

A

Een goede werkrelatie wordt opgebouwd.

31
Q

Wat gebeurt er na de inventarisatie?

A

Er wordt een hiërarchie gemaakt. De situatie het minst moeilijk komt onder aan en de moeilijke boven aan.

32
Q

Wat is een taakconcentratie?

A

De client wordt geleerd om de naar binnen gerichte aandacht naar buiten te richten. Dit werkt bij clienten met sterke lichamelijke reacties op angst.

33
Q

Wat is sociale vaardigheidstraining?

A

Heeft als doel het werven van sociale vaardigheden. Ze worden aangeleerd door rollenspellen. Autonomie en assertiviteit worden vergroot

34
Q

Wat voor soorten ontspanningsoefeningen zijn er?

A
  • ademhalingsoefeningen
  • bewustwording van spanning en ontspanning
  • met behulp van geleide fantasie/visualisatie
  • zelf suggestieve ontspanning. (ontspanning door de client geleid)
35
Q

welke technieken zijn er bij iemand met een sociale fobie bruikbaar?

A
  • kansberekening, wat is de kans dat de gevreesde situatie zal optreden
  • wijzen op het verschil tussen zwart en wit denken en dimensionaal denken
  • bespreken van een dubbele standaard
  • kosten-baten situatie
  • toetsen van gedachten in de praktijk.
36
Q

Wat is belangrijk is een tervalpreventieplan?

A

Risicofactoren, eerste signalen van terug van en wat te doen bij een terug val

37
Q

wat kan een hulpverlener doen bij iemand met een dwangstoornis?

A

Op een vriendelijke manier uitleggen niet mee te gaan in het ritueel, maar wel te willen helpen bij de angst. UIt leggen waarom hij iets wel of niet doet.

38
Q

Wat is belangrijk bij het opleggen van grenzen?

A

Rekening houden met de ernst van de symptomen, de terugval , de stemming van de client en het stressniveau.

39
Q

waar staat de behandeling uit in deeltijdtherapie?

A

Uit farmacotherapie, cognitieve en gedragstherapie

40
Q

Waarom is huisbezoek belangrijk?

A

HEt geeft veel informatie voor de inventarisatie. Acpecten waar de client niet aangedacht heeft, of misschien vermeden heeft.

41
Q

waarom kan de omgeving overbelast raken?

A

Omdat ze steeds meer betrokken raken in de dwang van de client

42
Q

wat is belangrijk wanneer je signaleren van angst ziet?

A

Maak deze signalen bespreekbaar.