effectieve houding proffesional Flashcards

1
Q

wat is sturen?

A

Past bij situaties waarin sprake is van dwang of (tijds) druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een volgende stijl?

A

Ondersteun je de client er is geen sprake van een concreet doel. De client bepaald de uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een gidsende stijl?

A

Toewerken naar doelen en ondersteunen in verandering. Ontwikkelingsgericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is onvoorwaardelijke acceptatie?

A

Compassie hebben, geen oordeel. De client accepteren zoals hij is. De positieve en negatieve kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gelijkwaardigheid?

A

Samenwerking tussen twee gelijkwaarige partners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn gesloten vragen?

A

je dwingt de ander tot een keuze vaak kan er maar met 1 antwoord gegeven worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn open vragen?

A

Lokken uit tot uitgebreid antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn schaalvragen?

A

Deze vragen de client om een cijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is cognitief luisteren?

A

Luisteren naar feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is affectief luisten?

A

Naar emoties en lichaamshouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn reflecties?

A

Hebben een vorm van een stelling, kort en in de flow van het gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is extrinsieke motivatie

A

Clienten komen in actie omdat ze moeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is intrinsieke motivatie

A

Clienten komen in actie omdat ze willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de psychologische basis behoeften?

A

Autonomie
Betrokkenheid
competentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kun je motivatie versterken?

A

Door de beslissingen balans te verkennen en te versterken. (Ambivalentie
en door de discrepantie te versterken. Het doen wat er gezegd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een eenvoudige reflectie?

A

Erken het gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een tweevoudige reflectie?

A

Benadrukt de beide kanten van ambivalentie

18
Q

Wat is een versterkte reflectie?

A

Overdreven manier van herhalen wat de client zegt.

19
Q

Wat is herkaderen?

A

Positieve betekenis geven aan de uitspraak van de client

20
Q

Wat is keuze vrijheid

A

Geef aan de client zelf verantwoordig en keuze vrijheid.

21
Q

Focus verleggen

A

aandacht verleggen

22
Q

Wat zijn verschillende doelen?

A

prestratiedoelen: sterven naar een beoordeling
Leerdoelen: je wil ergens beter in worden

23
Q

Welke 4 struikelblokken zijn er tussen willen en doen?

A
  • falen om te starten
  • onderweg ontsporen
  • niet losmaken van oude gewoonten
  • overbelast raken door te veel veranderingen
24
Q

Wat is het denkvermogen?

A

Intelligentie, lezen rekenen, schrijven

25
Wat is het doenvermogen?
In actie komen, omgaan met tegenslag, volhouden. Dit zegt wat over iemands persoonlijkheid en karakter.
26
Welke 3 persoonskenmerken ken het doenvermogen?
- temperament - zelfcontrole - overtuiging
27
Waarom heeft niet iedereen een gelijke kans op zelfredzaamheid?
niet cognitieve persoonskenmerken hebben een erfelijke component als intelligentie. Levens omstandigheden zijn ook van invloed
28
Waar is verandering op aan te brengen?
zelfcontrole
29
wat is het beleidsperspectief van de overheid?
Dat de burger met de juiste kennis automatisch leidt tot de juiste daden. Maar uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat weten niet altijd leidt tot doen.
30
Welke twee perspectieven zijn er?
Rationalistisch en realistisch
31
Rationalistisch mentaal vermogen
Iedereen is redzaam, heeft het vermogen tot. Kleine groep kwetsbaren. Aandacht voor het denkvermogen
32
Rationalistisch gedrag
Weten is doen | Zelfcontrole is onbeperkt
33
Rationalistisch inrichting beleid
Meerkeuze is beter Sturen via info en financiële prikkels Kennis van de wet
34
Rationalistisch uitvoering beleid
Afstandelijk zakelijk Geen contact voor sancties Hulp bij evidente overmacht
35
Realistisch mentaal vermogen
``` Sommige scoren hoog, andere laag Staart van (zeer) kwetsbaren aandacht voor doen vermogen ```
36
Realistisch gedrag
Weten is nog geen doen | Zelfcontrole onbegrensd
37
Realistisch inrichting beleid
Verleidt en stress verminderen Sturing keuze architectuur Wet kunnen
38
Realistisch uitvoering beleid
Persoonlijk proportioneel Wel contract voor sancties Meer differentiëren niet willen/niet kunnen
39
Wat is een belangrijk instrument?
Informatie verstrekking
40
Hoe kan de overheid inspelen op de niet-cognitieve vermogens van burgers?
- simpele labels - aanvinken standaard opties - OPT outstelstels - ongewenste keuzes beperkt mogelijk maken - geschaalde vrijheden