behoeften Flashcards

1
Q

Op welke 3 manieren proberen we controle te houden?

A
  • vaardigheden (competenties)
  • Autonomie eigen gedrag sturen en beheren
  • Omgeving en gedrag van andere voorspellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is de omgeving en gedrag van andere kunnen voorspellen belangrijk?

A

Dan leven we langer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar speelt behoefte aan zelfcontrole een rol bij?

A

Bij zelfbehoud en voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zien we de behoefte aan zelfcontrole bij voorplanting?

A

Mannen met veel macht worden als aantrekkelijker beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is leren een motivatie?

A

Wanneer we een vaardigheid onder de knie hebben vinden we het vaak niet leuk meer. Denk maar aan een videogame

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er als we vaardigheden verliezen

A

Dat gaat gepaard met rouw, verdriet en pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is primaire controle?

A

Het vermogen om je omgeving zo te veranderen dat dit goed is voor jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is secundaire controle?

A

Het proces dat iemand zichzelf aanpast om zo de omstandigheden beter aan te kunnen. Coping wordt hier mee ook vaak in verband gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is voorspellingscontrole?

A

Een secundaire controle vorm waarbij mensen nare dingen en tegenslag kunnen voorspellen en daardoor ze beter aankunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is begripscontrole?

A

De wens om te begrijpen hoe iets wordt veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is aangeleerde hulpeloosheid?

A

Een mens of dier heeft geleerd geen controle te kunnen uitoefenen op de situatie die hem overkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt aangeleerde hulpeloosheid bij mensen?

A

Attributieprocessen spelen een rol, ze denken ten onrechte dat negatieve omstandigheden niet door hen te beïnvloeden zijn vanwege een gebrek aan controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe belangrijk zijn interpersoonlijke relaties voor een mens?

A

Van levensbelang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zijn mensen op gericht?

A

Op het bevorderen en behouden van sociale contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zijn interpersoonlijke relaties zo belangrijk voor mensen?

A

Ze zorgen er voor dat we makkelijker kunnen overleven en ons kunnen voortplanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn gevaren van weinige interpersoonlijk contact?

A

vroegtijdig overlijden en suicide is vaker aan de orde

  • minder geld
  • meer stress
  • verzorgen zichzelf minder goed
  • roken en drinken meer dan samenwonende
  • bewegen en sporten minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is pesten?

A

Het grootste voorbeeld van uitsluiting bij en door kinderen. Het heeft grote negativiteit op het welbevinden van kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is cyber pesten?

A

Digitaal pesten, het vindt plaats op internet of sociaal media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn grote nadelen van cyberpesten

A

Het kan 24 uur per dag plaats vinden en de berichten zijn moeilijk van internet af te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wil men pesten tegen gaan?

A

Er worden trainingen ontwikkeld om buitenstaanders sterker en competenter te maken zodat ze kunnen ingrijpen bij pest gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de gevolgen op langer termijn bij pesten?

A

Kinderen doen het slechter op het gebied van psychische gezondheid, alarmsystemen slaan sneller aan wanneer ze wat lijkt op het pestgedrag wat ze mee hebben gemaakt in het verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom is het voor kinderen zo moeilijk om een gepest kind te helpen?

A

de motivatie om te helpen en niet op te vallen botst met elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen mannelijke relaties en vrouwelijke relaties?

A

Mannen richten zich op een groep en vrouwen op een of enkele relaties, die zijn mee gericht op intimiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke behoeften bij mensen is extreem ontwikkeld?

A

De behoefte om te zorgen, helpen en opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is er bijzonder aan onze opvoeding?

A

Meerdere mensen zijn betrokken bij de opvoeding van onze kinderen en we kunnen ons kind aan de zorg van relatief vreemde overlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe kunnen we zien dat dat zorgen zo belangrijk voor mensen is?

A

Van jongst af aan wordt dit al opgepakt, het zorgen voor jongere kinderen, voor dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer gaat zorgen het makkelijkst?

A

Wanneer iemand familie is, of op je lijkt en bekend zijn geworden. Vreemde zorgen we alleen voor als we ons dat kunnen permitteren.

28
Q

Wat betekend het als iemand een identiteit heeft?

A

Iemand heeft het besef een uniek persoon te zijn, hij is anders dan anders

29
Q

Wanneer ontwikkelen mensen een identiteit?

A

ROnd de 2 jaar

30
Q

Wat is een zelfbeeld?

A

Een cognitief schema van jezelf

31
Q

Wat is eigenwaarde?

A

Een evaluatie van jezelf

32
Q

Wat is looking-glass-theorie en wat kunnen we hierdoor verklaren??

A

Je eigenwaarde dat erg verknoopt is met wat anderen van je vinden. We nemen beelden en waarden die andere over ons hebben over. We kunnen hierdoor socialisatieprocessen verklaren.

33
Q

Waar worden ons gedrag, uiterlijk en opvattingen aan aangepast en waarom?

A

Aan de groep, omdat we streven naar een positieve waarde voor onszelf en deze is verknoopt met verbondenheid.

34
Q

Hoe kunnen we ons eigenwaarden een boost geven?

A

Door onszelf te vergelijken met iemand die het minder goed doet

35
Q

Wat is een opwaarse vergelijking

A

Een vergelijking met iemand die het beter doet dan ons om onszelf zo te stimuleren het beter te doen, maar je kunt er ook een lagere zelfwaardering aan over houden.

36
Q

Naar welke feedback wordt beter geluisterd?

A

Positieve feedback

37
Q

Wat is de piramide van maslow?

A

Er wordt uitgegaan van 5 behoeften niveau’s die hiërarchisch gestructureerd zijn.

38
Q

Wat betekend een hoge of lage functie in de piramide van Maslow?

A

Niet beter of slechter, maar een voorspelling van gedrag.

39
Q

Wat is niveau 1 bij de piramide van maslow

A

Lichamelijke behoeften

40
Q

Wat is niveau 2 bij de piramide van maslow

A

Veiligheid

41
Q

wat is niveau 3 bij de piramide van maslow

A

liefde en geborgenheid

42
Q

Wat is niveau 4 bij de piramide van maslow

A

eigenwaarde

43
Q

Wat is niveau 4 bij de piramide van maslow

A

zelfverrijking

44
Q

Wat is de kritiek op de piramide van Maslow?

A

Niet iedereen past goed in het model, bij sommige kunnen sociale motieven belangrijker zijn van lichamelijke motieven. Het model is gericht op culturen waar in “ik “ centraal staat. Bij andere culturen kan het collectief belangrijk zijn. Het model is gericht op volwassenen. Niet op kinderen.

45
Q

wat is een beter uitgangspunt dan de piramide van maslow?

A

Dat de behoeften van ieder mens hiërarchisch zijn, maar in welke volgorde verschilt per mens. Ook de maatschappij kan de behoeften veranderen.

46
Q

Hoe kunnen we motivatie goed begrijpen?

A

Door rekening te houden met de wisselwerking tussen de drijfveer en het doel

47
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

Gedrag dat bepaald wordt door factoren buiten het individu. Iets moeten doen

48
Q

Wat is intrinsieke motivatie

A

Gedrag dat bepaald wordt door gevoelens. Iets willen doen

49
Q

Wat is een flow?

A

Een mentale toestand waarin de persoon volledig opgaat in zijn of haar bezigheden.

50
Q

Hoe motiveren mensen elkaar?

A

Met geld of met complimenten

51
Q

Welke schema’s spelen een grote rol bij motivatie?

A

De schema’s van de mensen om ons heen. Ze bevatten de werkelijkheid, wat is goed en wat is fout.

52
Q

Uit welke bestandsdelen bestaat een verwachting?

A
  • levert een verwachting ons succes of plezier op

- angst voor mislukking

53
Q

Wat is een aspiratieniveau?

A

het niveau waarop behoefte bevrediging wordt nagestreefd. Wanneer je aspiratieniveau erg hoog is, stel je hoge doelen voor jezelf en neem je de kans op falen voor lief.

54
Q

Welke 3 psychologische basis behoeften zijn er?

A

Autonomie
verBondenheid
Competentie
ABC

55
Q

Wat is de eerste uiting van verbondenheid?

A

Hechting

56
Q

Wat is het gedragsveranderings stadiamodel van Prochaska en diclemente?

A

in dit model wordt de ontwikkeling van motivatie weergegeven

57
Q

Wat is stadium 1 van het gedragsveranderings model?

A

Voorbeschouwing. Iemand is zich niet bewust van het probleem

58
Q

Wat is stadium 2 van het gedragsveranderings model?

A

OVerdracht. Iemand staat stil bij het gedrag, maar veranderd nog niets

59
Q

Wat is stadium 3 bij het gedragsveranderings model?

A

Besluitvorming. Ik ga er wat aan doen. Er worden plannen gemaakt en beslissingen genomen.

60
Q

Wat is stadium 4 bij het gedragsveranderings model?

A

Actieve verandering. De verandering is duidelijk zichtbaar voor de omgeving

61
Q

Wat is stadium 5 bij het gedragsveranderings model?

A

Volhouden.

62
Q

Wat is stadium 6 bij het gedragsveranderingsmodel?

A

Terugval

63
Q

wat staat er centraal bij motiverende gespreksvoering?

A

De empathische stijl waarin verbondenheid uit uiting komt en de client geaccepteerd wordt.

64
Q

Wat zijn do’s bij MGV?

A
  • zorg voor een goede band
  • helpt de andere zijn problemen te overwegen. Waar twijfelt hij, is hij ambivalent en bespreek de voors en tegens van de verandering
  • stimuleer de client om zelf te verwoorden wat de nadelen zijn van de situatie voor en na de verandering
  • als voor en nadelen verwoord zijn laat de verschillen zien en door de client benoemen.
65
Q

Wat zijn don’ts bij MGV?

A

Niet discussiëren of overtuigen.
niet dreigen, waarschuwen of confronteren
vermijd stimuleren van extrinsieke motivatie.