NsT 1 Flashcards
Enclosure
Beweging in Engeland die staatsland begon af te bakenen waardoor er rond 1750 veel arbeid beschikbaar was
Spinning Jenny
effectievere spinmachine, uitgevonden rond 1765 door James Hargreaves
Putting Out
Systeem op het Engelse platteland, arbeiders werkten in een ongelijke relatie op dezelfde pek
Richard Arkwright
Engelsman die rond 1780s het weven op het waterkracht uitvond wat er voor zorgde dat de eerste ‘fabrieken’ ontstonden naast rivieren, waardoor GB kon competeren met internationale markten en het inkomen van wevers flink steeg
James Watt
Verbeterde in 1763 de stoommachine en maakte hem daadwerkelijk efficiënt, o.a. ook door de invloed van de Schotse Verlichting met de nadruk op praktische innovaties. Wist in 1775 de stoommachine met Matthew Boulton te commercialiseren, waardoor het in de 1780s praktisch en commercieel succes had.
Stoommachine
Machine die werkt op stoom, Thomas Savery in 1698 en Thomas Newcomen in 1705 vonden de eerste primitieve stoommachines uit
Rocket
Eerste stoomlocomotief (1816), ontwikkeld door Richard Trevithick en George Stephenson
Wereldtentoonstelling
Eerste georganiseerd in 1851 in Crystal Palace om de leidende economische rol van GB weer te geven als workshop of the world
Thomas Malthus
Schreef in 1798 ‘Essay on the principle of population’ waarin hij beargumenteerde dat als bevolkingsgroei boven het Malthusiaanse plafond kwam die weer werd ingedamd door natuurlijke rampen. Aan de ene kant is er dus weinig ruimte voor de vrije wil, aan de andere kant moet er naast de positive checks ook nog een mentaliteitsverandering plaatsvinden.
David Ricarde
Dacht dat de druk van de bevolkingsgroei ervoor zorgde dat de lonen niet substantieel konden groeien
Tweede Industriële Revolutie
(1870-1910): versnelde industriële groei in Duitsland, VS en bijv. Japan => gat met GB werd daardoor kleiner
Zollverein
Economische samenwerking van Duitse staten, die o.a. protectionistische maatregelen zoals importtarieven voerden
Family wage economy
Een behoefte om meer te consumeren en omdat in het begin van de Industriële Revolutie mannenlonen laag waren vrouwen en kinderen ook mee werkten
Huisnijverheid
Professionele arbeid die vanuit huis wordt verricht, komt in de 18e eeuw op
Kostwinnerschap
3 mogelijkheden:
Volledige afdracht aan vrouw en man krijgt zakgeld (textielgebieden)
Mannen geven vast bedrag aan de vrouw (mijngebieden)
Mannen geven wat overblijft na consumptie
Kinderarbeid
Bestond al voor de industrialisering, in landbouw vaak in eigen gezinsbedrijf, in de 19e eeuw toename van de zichtbare kinderarbeid, begon met weeskinderen in fabrieken omdat die aan rivieren lagen en dus ver van andere arbeiders: primitieve leefomstandigheden en gevaarlijk werk maar ook werkervaring en maaltijden
Robert Owen
Aristocraat die in 1816 kritiek had op de inhumane condities, voorstander van vakbonden en industrieel-agrarische communes
Factory Acts
Wetten van 1802-1833 die zorgde voor restricties op de inzet van kinderen als arbeiders => daling van kinderarbeid na 1833
J.J. Cremer
Nederlands schrijver die in zijn boek ‘Fabriekskinderen’ kritiek had op de misstanden van de industrialisatie, zoals kinderarbeid
Schoolwet
1801: elke gemeente is verplicht om onderwijs aan te bieden, er is echter nog geen leerplicht
Heiligverklaring van het kind
idee dat kinderen hun economische waarde verliezen, maar hun emotionele waarde neemt toe. Vertaald zich in een andere opvoeding en onderwijs.
Mines Act
1842: verbood het voor vrouwen en meisjes om te werken in mijnen
Friedrich Engels
Schrijver die in 1844 ‘The condition of the working class in England’ publiceerde waarin hij beschreef dat de industriële armoede erger was dan de plattelandse armoede. Zou zorgen voor een reactie waarin individuen ingedeeld waren in klasse op basis van hun relatie tot productiemiddelen.
Ludieten
Ambachtslieden die in 1811 fabrieken aanvielen
Andrew Ure + Edwin Chadwick
Beargumenteerde dat de omstandigheden voor arbeiders in de fabrieken best goed waren
Combination Acts
1799: verbood vakbonden en stakingen
Instituties
The humanly devised constraints that structure political, economic and social interactions. Informal constraints and formul rules (Douglas North)
Simon Kuznets
Ontwikkelde moderne economische groei als concept: daadwerkelijke data gebruikt om tot inzichten te komen, formuleren en bereken van het BNP. Kuznets Curve: als de industrie groeit neemt de ongelijkheid toe, maar na verloop van tijd wordt die weer recht getrokken (blijkt toch niet helemaal waar te zijn)
Lodewijk Cantillon
Probeert in 1828 het broodmeel kartel open te breken door een stoommolen te openen, geeft uiteindelijk op omdat hij niet kan concurreren met andere molens
Zoutvaartcollege
Ingesteld door WIllem I, centralisatie om een onderlinge monopolie tegen te gaan waardoor uiteindelijk de Nederlandse haringvisserij ten onder gaat
Institutionele aderverkalking
Industrie wordt toegespitst op belangen dat de economie niet kan groeien, alleen op het vergroten van hun eigen aandeel waardoor de industrie langzaam ten onder gaat
Congres van Wenen
Congres van 1814-1815 waarin Europese staten olv Klemens von Metternich en Robert Castlereagh een evenwicht probeerden te bereiken door iedere staat dezelfde politieke en militaire basis te geven
Klemens von Metternich
grondlegger van het conservatisme, trad op als verdediger van de monarchale status quo, zag liberalisme als oorzaak van oorlog etc.
Conservatisme
De politiek-maatschappelijke stroming die vooral alles wilt houden zoals het begin. Had praktische gevolgen: kruistocht tegen liberalisme en bijv. de Karlsbad wetten
Heilige Alliantie
1815: Pruisen, Oostenrijk en Rusland die samen optrekken tegen het liberalisme
Karlsbad wetten
1819: wetten in de Duitse confederatie; Staten moesten liberale organisaties verbieden en liberalen werden in de gaten gehouden door spionne
Simon Bolivar + Jose de San Martin
Politieke leiders in Zuid-Amerika die daar een grote staat van wouden maken, mislukte maar er kwamen wel constituties etc.
caudillos
Politiek systeem in Zuid-Amerika waarin macht verkregen werd door militairen, families en populistische politiek
liberalisme
Ideologie waar vrijheid voorop staat, succesvol in de Amerikaanse en Franse revolutie, wouden een representatieve overheid, gelijkheid voor de wet en individuele vrijheid. Ook streven naar laissez-faire (vrijhandel) en een liberale economie. Vanaf de 1820s werd dit verweven met klasse interesses
Henri de Saint-Simon
Utopisch socialist (1760-1825): positivisme, mogelijkheden van industriële ontwikkeling, sociale herorganisatie waarbij de aristocratie vervangen werd
Charles Fourier
Utopisch socialist (1772-1837): constructie van wiskundige autarkische communes, al het bezit was van de commune, totale emancipatie van vrouwen, seksuele vrijheid
Nationalisme
het streven naar een natiestaat
Adam Smith
Liberaal econoom, schreef in 1776 ‘The Wealth of Nations’
Pierre-Joseph Proudhon
Utopisch socialist (1809-1865): ‘what is property’ (1840), bezit was gestolen van de arbeider en staat moest ontbonden worden in losse communes
Louis Blanc
Utopisch socialist (1811-1882): ‘Organization of Work’ (1839), praktische hervormingen, algemeen kiesrecht, geleidelijk controle krijgen over de staat
Georg Hegel
Filosoof, inspireerde Marx op het gebied dat de geschiedenis patronen had
Romantiek
(1750-1900): men die zich afkeerden van de industriële ontwikkeling en de Verlichting => verleden, emotie, mysterie, droom, fantasie, natuur, religie
Escapisme
Idee dat men wilt ontsnappen uit de wereld en bijv. naar exotische plekken wilt gaan
Sturm und Drang
Beweging (1765-1785) die begon in de Duitstalige gebieden waar men een behoefte heeft om hun gevoelens te delen, begint in de literatuur: Goethe, Schiller, Beethoven en Rousseau
Jean-Jacques Rousseau
Filosoof, 1755: ‘Discours sur l’origine et les fondements de l’inegalite parmi des hommes’, idealisering van de natuurmens (nobele wilden) en gaat hiermee verden in Emile ou l’education (jongens moeten buiten opgevoed worden), gaat later zelf naar Zwitserland en schrijft daar mijmeringen van een eenzame wandelaar
Edmund Burke
Filosoof, 1757: ‘A philosophical enquiry into the origin of ideas of the sublime and the beautiful’, verschil tussen schoonheid en het sublieme (ervaring die iets met jouw doet)
Imperial Knowledge
Idee dat bij het stichten van imperiums ook gellerden/wetenschappers meegaan om de boel te verkennen en het te begrijpen
Hobbesiaanse kijk
De staat van de natuur is een oorlog van iedereen tegen iedereen wat betekent dat men leeft in armoedige, smerige, brute en korte omstandigheden (Afrika voorgesteld alsof er altijd oorlog is)
Rousseausiaanse kijk
De nobele wilden met prachtige natuur
Friedrich Ludwig Jahn
Duitse schrijver: ‘Deutsches volkstum’ (1810), wat betekent het om Duitser te zijn en hoe komt het dat wij er nu zo slecht voorstaan, gebruikt verleden als inspiratie
Joseph Conrad
Schrijver: ‘Heart of Darkness’ (1899), ging als Europeaan naar Congo, geeft beeld van tropisch oerwoud, primitief, ziektes, gekte en onbeschaafd. Oftewel totale chaos.
Aphra Behn
Schrijver: ‘Oroonko or the Royal Slave’ (1688), Surinaamse slaaf die er goed uit zag en veel kennis had
Justus van Liebig
uitvinder van de kunstmest, zegt later dat dit de slechtste uitvinding ooit was, bedacht de Raubwirtschaft (roofeconomie)
Felix Mendelssohn
Componist in de hoog-Romantiek (1800-1850): laat zich inspireren door de Schotse natuur en gaat Schotland proberen te verklanken in zijn Schotse symfonie (1842)
Hector Berlioz
Componist die zijn eigen leven gaat proberen te verklanken in zijn Symphonie Fantastique (1830)
Jean-Leon Gerome
Schilder van het oriëntalistische schilderij ‘le charmeur de serpents’ (1879)
Nicolaas Pienemann
Schilder van ‘de onderwerping van prins Djoponegoro’ (1830-1835), nationalistische kenmerken en superieuriteit van Nederlanders tov inheemse bevolking
Raden Saleh
Schilder van ‘de arrestatie van prins Djoponegoro’ (1857), laat Djoponegoro op gelijke hoogte met Nederlanders staan
Cristiaan Snouck Hurgronje
Wetenschapper die zich vermomde als moslim en zo naar Mekkaanse feest te gaan, waarna hij adviseur voor de Nederlandse regering tijdens de Atjeh-oorlog werd. Voorbeeld van hoe etnografie ingezet werd als instrument voor de koloniale bezetter.
Edward Said
Schrijver van ‘Orientalism’ (1978): beredeneerd dat de manier waarop Westerse mensen de Orient beschrijven, volgens een standaard narratief, een morele rechtvaardiging is voor hun overheersing
Bildung
Zelfontplooiing in de vorm van studie, vooral door Klassieken uit eigen land lezen om jezelf te verheffen
Alexander Ypsilanti
Leider van de Griekse opstand tegen de Ottomanen in de 1820s
Slag bij Navarino baai
1827: Ottomaanse vloot wordt verslagen door een Engelse vloot waarna er een monarch op de troon komt en in 1830 de onafhankelijkheid wordt erkent
Reform Bill
1832: democratiseerde de politiek door meer mensen te kunnen laten stemmen
Corn Laws
1815: handelsrestricites op de import van graan waarvan eigenlijk alleen de adel profiteerde
Slag bij Peterloo
1819: groot protest wordt bloedig onderdrukt door de Engelse regering
Peopels Charter
zette samen met de Cartist beweging druk voor radicale hervomingen, wouden een volledige democratie, leidde tot meerdere petities in de 1830s en 1840s
Anti-Corn Law beweging
Beweging tegen de Corn Law waardoor die werd afgeschaft in 1846
Ten Hours Act
1847: limiteerde werkuren voor vrouwen en kinderen
Great Famine
Grote hongersnood in de 1840s in Ierland door meerdere mislukte aardappeloogsten
Lodewijk XVIII
Franse koning (r. 1814-1824) die in 1814 het Constitutioneel handvest uitvaardigde om de sociale en economische rechten van de middenklasse te beschermen, was liberaal maar niet democratisch
Charles X
Franse koning (r. 1824-1830) , streefde erna om de oude orde te herstellen, voerde oorlog in Algerije en probeerde het Constitutioneel handvest weer af te schaffen waardoor er rellen ontstonden in Parijs
Louis Philippe
Franse koning (r. 1830-1848) deed rellen eindigen, maar situatie bleef onverander, regering was vooral gericht op de elites en er was corruptie en schandalen, trad na rellen in 1848 vrijwillig af
Luis Cavainag
Was in 1848 eventjes de leider van de Franse republiek, totdat hij bij de volgende verkiezingen overtuigend verslagen werd door Lodewijk Napoleon
Franz Joseph
Keizer van Oostenrijk (1848-1916) nadat Ferdinand I aftrad onder druk van zijn moeder Sophia van Beieren, kon met de conservatieven weer grote delen van Hongarije veroveren
Sophia van Beieren
Prinses van Beieren die in 1848 na de revolutie in Hongarije conservatieven begon te organiseren, Ferdinand I deed aftreden en zo de conservatieven weer grote delen konden veroveren
Ferdinand I
Keizer van Oostenrijk (r. 1835-1848) moest aftreden onder druk van Sophia van Beieren
Lodewijk Napoleon
werd in 1848 gekozen maar pleegde in 1851 een staatsgreep waarna hij voor een langere tijd president werd. Trad in de 1860s af na veel kritiek
Nicolaas I
Tsaar van Rusland (r. 1825-1855) hielp de Oostenrijke conservatieven met de verovering van Hongarije
Frederik Willem IV
Koning van Pruisen (r. 1840-1861) gaf toe aan wat hervormingen en bleef aan de macht in Pruisen
Klein/Groot Duitsland
Discussie over de vorm van een geünificeerd Duitsland
Jeremy Bentham
Utilitarisme, politiek moest het grootste goed voor de meeste mensen nastreven, riep op tot sociale hervormingen
Robert Koch + Joseph Lister
Ontwikkelde de theorie van Pasteur verder waardoor er meer medische kennis kwam en sterftecijfers drastisch daalden, Koch ondekte TBC
Hausmann
Richtte in opdracht van Napoleon III Parijs drastisch anders in: start van betere stedelijke inrichting, grote boulevards, betere huizen voor de middenklasse, open plekken, verbeterde riolen en aquaducten en maakte om Parijs een ring van openbaar vervoer
Spatial turn
Idee dat er meer aandacht komt voor ruimte als dimensie
Heren en burger sociëteiten
besloten gezelligheidsverenigingen voor mannelijke leden van de elite, begonnen in het koffiehuis maar dat was te inclusief en dus gaan ze eigen gebouwen huren of kopen om met een exclusieve club te drinken, praten, conserveren, lezen en gokken. Neemt in de 19e eeuw enorm toe
Ballotage
Systeem van exclusieve toelating tot een sociëteit, zo moest iemand voorgedragen worden en er ingestemd worden
Culturele genootschappen
genootschap wiens leden zich bezighouden met wetenschap, letterkunde, muziek en toneel, sommige zijn interdisciplinair, andere niet. In de 19e eeuw groei doordat de burgerij groeit, relatief inclusief
Public Sphere
Jurgen Habermas: al die genootschappen bij elkaar vormen met zen allen de public sphere
concertcultuur
vanaf 1750 opkomst publieke concert, eerst in culturele genootschappen, dan met intekenlijsten en vervolgens echte publieke concerten
19e eeuw: uitbreiding concertcultuur door toenemende vraag en aanbod
Professionalisering, betere concertprogrammering, concentratie op canonieke componisten, verschuiving naar het geconcentreerd luisteren
Theaters
in de 19e eeuw komen theaters op
architectuur gericht op het aanzien van de burgerij
verschillende rangen voor verschillende klassen: in de 19e eeuw komen er meer dure rangen bij en worden de goedkope rangen goedkoper
plek waar je zit is het podium van diegene
opera’s brengen echt emotie ter weeg
Music Halls
theaters voor de arbeidersklasse, combinatie van zang, dans, cabaret en acrobatiek, vaak met kritische noten op adel en politiek. Rekken de grenzen van de burgerlijke ideologie op.
Dierentuinen
1793: openstelling Jardin du Roi als eerste publieke Europese dierentuin, gesticht door genootschappen, plek om dichter bij god te komen en showcase koloniale dieren en planten, plek van rational recreation
Rational recreation
mix van recreatie en serieuze studie, bijv. een dierentuin
Upper class
Top 2%: traditionele adel, notabelen en nieuwe aristocraten. Hebben veel rijkdom en grote politieke invloed, mengen met elkaar door huwelijken.
Middenklasse
20%: diversiteit in inkomen, prestige en beroepen. Veel onderlinge concurrentie. Levensstijl was op de distinctie met de arbeidersklasse gebaseerd, en hadden een strikte gedragscode.
Upper Middle Class
Bourgoisie: kooplieden, fabrikanten, bankiers en verzekeraars, juristen, artsen. Werken met factuur en hebben universitaire opleiding gehad. Gaan professionaliseren door vaktijdschriften etc. uit te geven
Lower Middle Class
veel distinctie en inkomstenverschillen, en zo ook veel onderlinge concurrentie.
Arbeidersklasse
Groep die in hun levensonderhoud afhankelijk was van fysieke arbeid. Divers, veel onderscheid tussen geskillde en ongeskillde arbeiders
Sweated industries
vrouwen die thuiswerkten en betaald kregen per product dat ze vervaardigden
Mayer-these
idee dat ondanks de opkomende burgerij de aristocratie en adel de meeste macht bezitten
First Reform Act
1832: aanpassing van het kiesstelsel waardoor er meer macht bij fabriekseigenaren kwam
Sperate spheres ideologie
Privaat was de vrouw moeder en huishoudster, publiekelijk vooral afhankelijk van haar man die haar onderhoud
Realisme
stroming waarin gestreefd werd om dingen zo realistisch mogelijk weer te geven
Determinisme
idee dat er wetmatigheden zijn die de mens, maatschappij en natuur bepalen, er is dus ook weinig ruimte voor de vrije wil van de mens
John Dalton
introduceert in 1803 het concept van atomen als bouwstenen van moleculen
Mendelev
bedenkt in 1869 het periodiek systeem waar hij plekken laat voor deeltjes die nog niet zijn ontdekt, maar waarvan hij weet dat ze bestaan => theoretische wetenschap heeft voorspellende kracht en kan experimenteel worden beschouwt
Pasteur
ontdekte in 1854 dat ziektes worden verwerkt door microben => ziekteverwekkers zijn ook elementaire deeltjes
Maxwell
1865: wetten van thermodynamica, verbanden tussen verschillende vormen van energie
Quetelet
Wiskundig en wetmatig verband tussen inkomen en sterft etc.: menselijk gedrag en leven volgen statistische patronen met wiskundige wetten in zijn boek ‘Sur l’Homme’ (1835)
von Ranke
1824: lange termijn geschiedenis van staten en samenlevingen, objectiviteit en empirisch bronnenonderzoek, filologie, feiten als elementaire bouwstenen van objectieve geschiedenis
Strauss
1825: ‘Das Leben Jesu’ opzoek naar feitelijkheden in Bijbelse teksten over de historische persoon Jezus, ontdekte onregelmatigheden
Bopp en Grimm
1821-1822: historische en vergelijkende taalwetenschap, indo-europese talen hebben zelfde oorsprong en hebben zich volgens wetmatigheden ontwikkelt
Smith
1790-1816: ‘Geographical map of Somerset’ , geologische aardlagen te onderscheiden en te ordenen aan de hand van fossielen
Lyell
1830: ‘Principels of Geology’, aarde is miljoenen jaren oud en ontleent haar vorm aan langzame voortdurende geologische wetmatig verlopen processen
Charles Darwin
publiceert in 1859 ‘The Origin of Species’ waarin hij beweert dat al het leven op aarde een gemeenschappelijke afstammeling heeft, maar nu anders is door natuurlijke selectie
Comte
1830: ‘Cours de Philosophie Positive samenleving verbeteren vanuit de wetenschap, beschaving in drie stadia (theologische, metaphysische, wetenschappelijke), empirische sociologie en filosofisch materialisme (gedrag te verklaren uit omgeving en evolutie)
Spencer
1864: ‘Principels of Biology’ , survival of the fittest, wetmatige patronen en evolutie in de samenleving, zet wetenschap in om sociale ongelijkheid te rechtvaardigen
Sociaal Darwinisme
Darwinisme ingezet op de maatschappij
Max Weber
1890: ‘The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism’, Protestantisme gaf legitimering aan hard werken, wereldlijk succes was een teken van de goedkeuring van God
Durkheim
1912: ‘The Elemantary Forms of Religious Life’, concludeerde dat zelfmoord kwam omdat iemand niet zijn wortels had gevonden
Tonnies
1895: ‘The Crowd’, rationalisme had traditionele waardes overgenomen en zo was er een koude bureaucratie ontstaan
Socialisme
Nadruk op anti-eigenbelang
Gaan van de mens uit die leeft in samenwerking met andere individuen
Klassieke kritiek op liberalisme, maar ook afkeer van conservatisme
Privaat bezit als bron van kwaad en dus ook anti-kapitalisme
Verschillende opvattingen over de rol van de staat
Geloven in de kracht van netwerken en organisaties
Heinrich van Treitschke
Duitse historicus die zich identificeerde met Pruisen, waardoor Pruisen in zijn geschiedenis een centrale rol krijgt
Francois Guizot
Franse historicus die in zijn geschiedenis focusde op de monarchie als kern van het Franse verleden
Jules Michelet
Franse historicus die in zijn werk vooral het volk centraal stelde. zag de republiek met vrije burgers als streven en contstante in de geschiedenis
Anton Piren
Belgische historicus die er vooral op gericht was om België bestaansrecht te geven
Herder
Zette de natie tegenover de staat: volkscultuur gaf vorm en inhoud aan de natie, religie en geschiedenis waren een door god geleidde ontwikkeling door de tijd heen.
volkssoevereiniteit
Idee dat de staat in dienst staat van de belangengemeenschap van de burgers, die zichzelf niet meer als onderdanen gaan zien. De uitvinding van de natie als het geheel der burgers
Johann Gottlied Fichte
Plaatste als doel om het natiebesef onder de Duitsers verder te bevorderen, Duitse cultuur als superieure cultuur
Otto van Bismarck
Kreeg leidende functie in Pruisen van Wilhelm I, wist Duitsland te verenigen olv Pruisen door strategische conflicten te gebruiken. Keerde zich later tegen de Katholieke kerk en de SPD
Krimoorlog
Oorlog op de Krim tussen verschillende Europese machthebbers, Rusland werd uiteindelijk verslagen
Duitse bond
Bestond uit zon 40 Duitse staten en deelgebieden
Pruissisch-Oostenrijkse oorlog
1866: oostenrijk werd verslagen in de slag bij Sadowa, waarna het zich terugtrok uit Duitse zaken en Bismarck de Noord-Duitse bond begon
Giuseppe Mazzini
Probeerde in Italië een centrale democratische republiek met mannenkiesrecht te vestigen
Vincenzo Gioberti
Probeerde in Italië een federatie van de bestaande staten onder de paus te vestigen
Victor Emanuel II
Probeerde een autocratische koning over heel Italië te vestigen, en zou ook later de eerste koning van verenigd Italië worden
Camillo Benso di Cavour
Rechterhand van Victor Emmanuel zorgde voor de strategische inzet van conflicten om in 1870 de eenheid van Italië te maken
Slag bij Magenta en Solferino
1859: Cavour veroverde in deze slagen Lombardije
Wilhelm I
Keizer van Duitsland (r. 1861-1888)
Guiseppe Garibaldi
Leider met de Rode shirts die gebieden in Italië kwam ‘bevrijden’ uiteindelijk vrede gesloten met Cavour
Slag bij Sedan
1870: Bismarck versloeg Frankrijk in deze slag, waarna uiteindelijk Parijs in 1871 zich overgaf
Amerikaanse Burgeroorlog
Conflict in de Verenigde Staten tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten (1861-1865)
Abraham Lincoln
President van de VS tijdens de Burgeroorlog
Zemstvo
1864: een Russische vorm van lokale regering
Alexander II
Tsaar die in 1861 het lijfeigenschap afschafte, ook militaire hervormingen en aanleg van spoorwegen
Alexander III
meer gematigde tsaar die wel doorging met economische modernisatie
Sergio Witte
Russische bestuurder die zorgde voor spoorwegen, importtarieven en de komst van Westerlingen naar Rusland
Nicolaas II
Russische tsaar die verloor in de Russo-Japanse oorlog en zorgde voor 1905 voor Bloedige zondag, uiteindelijk zou hij de laatste tsaar van Rusland staan
Duma
Het Russische parlement met civiele rechten en een nieuwe constitutie, maar de tsaar had nog veel macht
Pyotr Stolypin
Russische hervormer die de constitutie herschreef en agrarische hervormingen doorvoerde
Muhammad Ali
Egyptische heerser die zorgde voor veroveringen en stabiliteit en modernisering. Uiteindelijk nam zijn zoon Ibrahim nam Syrië in beslag en zo in conflict met Mahmud II raakte.
Abdul Meijid
Sultan die in 1839 met een programma van hervormingen (Tanzimat) kwam (o.a. vrijhandel)
Abdülhaid II
Sultan die uiteindelijk zich tegen de hervormingen keerde, zorgde samen met het verlies in de Russo-Turkse oorlog voor de opkomst van de Jong-Turken
Adolphe Tiers
Stuurde een leger en vernietigde in 1871 de Parijsse commune
Wilhelm II
Duitse keizer die Bismarck deed aftreden en de SPD weer toestond
Kulturkampf
Aanval van Bismarck en de liberalen op de Katholieke kerk (1870-1878)
Dreyfus-affaire
Affaire in Frankrijk rondom een oude militair, zorgde voor veel ophef in de Franse samenleving
Arthur de Gobineau + Houston Chamberlain
Schreven de ‘On the inequality of the Human Races’ waar ze het arische ras superieur achtten
Karl Marx
grondlegger van Marxisme, filosoof, schreef verschillende boeken, werd belangrijk in de socialistische beweging
Daniel Bell
1960: ‘The End of Ideology’, stelt dat politieke ideeën en ideologieën geen aantrekkingskracht op de arbeider hebben en er een technokratisch bestuur moest komen
Francis Fukuyama
1992: ‘The End of History And The Last Man’, val van de SU betekent het einde van de strijd tussen ideologieën, en dus dat die hun functie hadden verloren
kapitalisme
economische ideologie gericht op de vrije markt
Utopisten
Vroege socialisten: Saint-Simon, Owen, Proudhon
Materialisme
strijd om materie, zaken, huizen, goederen stond centraal en daar was klassenstrijd uit ontstaan
Das Kapital
Werk van Marx waar hij 3 kritiekpunten had op het kapitalisme:
Ouderwets systeem
Werkte vervreemend
Werkte ontwrichtend
Communistisch manifest
Engels + Marx (1847): pragmatisch manifest voor de Duitse communisten, pleidooi voor de afschaffing van particulier eigendom
2e Internationale
1889: herhaling van de 1e internationale, maar doen al een stuk minder mensen mee
1e Internationale
1864: internationale overkoepelende organisatie voor alle arbeiders, opgericht door Marx. Kreeg al vanaf het begin veel tegenstand van o.a. Bakoemin
Revisionisten
Marxistische stroming die hun doelen via de democratische weg wouden bereiken, waren meer gematigd
Vladimir Lenin
Leider van de Russische communisten, verklaarde in 1903 dat Rusland het communisme zou volgen. Raakte in 1917 na de revolutie in conflict met de mensjewieken maar wist de burgeroorlog te winnen.
Eurocentrische school
Visie op de Great Divergence: Europa had al lang een unieke ontwikkeling ingezet met relatief veel vrijheid in denken en handelen
Californië school
Visie op de Great Divergence: Europa heeft toevallig een tijdelijke voorsprong gekregen, focussen vooral op de overeenkomsten tussen Europa en andere delen van de wereld
Wereldsysteem school
Visie op de Great Divergence: er is geen eerlijke vergelijking mogelijk tussen Europa en de rest van de wereld want Europa heeft hun onderworpen
Little Divergence
Idee dat er binnen Europa ook een kleine Divergence kwam
Opiumoorlogen
Conflict tussen China en GB (1839-1860)
Verdrag van Nanjing
1842: GB kreeg Hongkong en er werden vrijhavens voor Britse handelaren ingericht
Mathew Perry
Amerikaan die in 1853 met geweld handelsrechten met Japan afdwong
Ahmed Arabi
Richtte in 1879 in Egypte de Egyptische nationale partij op
Tewfiq
toen hij aan de macht kwam in Egypte ontstonden er veel anti-Europese rellen in Egypte totdat de Britten het bestuur overnamen
Global imperialism
1760-1880: globale karakter, vooral einde van het Vroegmoderne imperialisme
High/new imperialism
1880-1914: verdeling van Afrika, opkomst van Amerikaans imperialisme, op zoek naar grondstoffen en afzetmarkten
Extreme imperialism
1930-1945: Japanse inval in Mantsjoerije of expansie van Adolf Hitler
Russo-Japanse oorlog
Conflict tussen Rusland en Japan waar Japan delen van Rusland weet te veroveren en Rusland eigenlijk gewoon vernederd wordt
Frans II
Sticht in 1804 het keizerrijk Oostenrijk
Leopold II
Belgische koning, heeft Congo als persoonlijke kolonie
Grote Trek
1835: Afrikaners vechten tegen Zulu en Xhosa
Boeroorlog
1899-1902: oorlog tussen GB en Afrikaners
Henry Stanley
Leidde een expeditie naar Congo voor Leopold II
Pierre de Braza
Leidde een expeditie naar Congo voor Frankrijk
Jules Ferry
Houdt samen met Bismarck de conferentie van Berlijn, verovert in de 1880s Indochina voor Frankrijk
Conferentie van Berlijn
1884-1885: Europese mogendheden maken afspraken over imperialisme, effectieve bezetting is nodig voor een claim
Cecil Rhodes
Verovert Rhodesië voor GB
Sir Herbert Kitchener
Verovert Sudan voor GB
Slag om Omdurman
Slag waarin GB een Sudanees leger afslacht (1898)
Maxim
Machinegeweer
Kinine
Medicijn tegen o.a. malaria
The White’s man Burden
idee van Rudyard Kipling in 1898 dat Westerse mensen inheemse bevolking moesten en konden beschaven
Oriëntalisme
stereotypische en racistische blik door de fascinatie van het westen voor het beschrijven van de Orient
J.A. Hobson
1905: ‘Imperialism’, kritiek op de Britse tactieken tijdens de Boerenoorlog
Rosa Luxemburg
gaf Marxistische kritiek op imperialisme, beargumenteerde dat kapitalisme moest groeien in niet-kapitalistische delen van Azië en Afrika om winstgevend te blijven
Weapons of the Weak
kleine dingen die inheemse bevolking deed om toch een beetje het imperiaal gezag te ondermijnen
Great Rebellion
1857-1858: opstand in India van moslims en hindoes
Whites Womens Burden
idee dat vrouwen specifiek zich gingen bezorgen over de inheemse vrouwen
Indian National Congress
1885 opgericht om voor de onafhankelijkheid van India te strijden
Meiji-Restauratie
1867: samurai plegen staatsgreep en gaan vervolgens moderniseren
Qing-dynastie
dynastie van China ten tijde van westers imperialisme
Cixi
keizerin-weduwe die in 1898 een staatsgreep pleegt en zo een einde maakt aan de hervormingen die gaande zijn
Sun Yat-Sen
republikein die uiteindelijk de republiek China zal uitroepen
Bokseropstand
golf van geweld tegen buitenlanders, uiteindelijk verklaart Cixi de oorlog aan de buitenlanders maar worden hard verslagen
Waarom was de Industriële Revolutie in GB?
Veel kool
Hoge lonen
Gecentraliseerde overheid
Ontwikkelde financiële systemen
Cultuur van innovatie
Kundige ambachtslieden
Sterke positie in de wereld
Verspreiders van industrialisatie
Ambachtslieden
Ondernemers
Transport
Banken
Redenen voor de verdeling van arbeid op basis van sekse
Nieuwe discipline van klok en machine
Huishouden was veel werk in armoede
Er waren speciale vrouwenbanen
Conservatieven hielden man en vrouw gescheiden op de werkvloer
Waarom is er na de 17e eeuw weinig sprake van economische groei in de Republiek?
Psychologische factoren
Hoge prijzen van grondstoffen
Machines werden niet in Republiek zelf gebouwd
Belastingheffing werkte demotiverend
Weinig bestaande industrie en dus een achterstand in kennis en kunde
Institutionele erfenis
Waardoor kon nationalisme groot worden?
Groeiende geletterdheid
Opkomst van pers
Opkomst van de bureaucratie
Opkomst van onderwijs
Sterfte daalt in de 19e eeuw door:
Verbeterde voedselvoorziening door aardappel en marktintegratie
Vaccinaties en quarantaines
Sanitaire voorzieningen
Activisme om kindersterfte te bestrijden
Bacteriologische ontdekkingen
Aandacht voor gezondheid van moeders
Christelijk zedelijkheidsoffensief
Beweging tegen anticonceptie, abortus, echtscheiding en emancipatie. Casti connubii van de paus (1930)
Pronatalisme
Pogingen om het geboortecijfer weer omhoog te krikken
Social engineering
combinatie van oplossingen voor bevolkingssituatie, feministisch, individualistisch, taak bij overheid
Eugnenitica
pogingen om mensen die je niet wilt dat kinderen krijgen dat gaat ontmoedigen
Fasering van nationalisme
1770-1848: Cultureel nationalisme
1848-1870: vorming van nationale staten
1870-1914: intensieve natie-vorming
Wat lag er ten grondslag van revoluties van 1848?
Toenemend politiek liberaal verzet
Economische crisis
Kenteringsperiode
Nationalisme
Vijf varianten van natiestaatvorming
Staatkundige vereniging van versnipperde cultuurnaties
Opdeling van veelvolkerenstaten
Groei richting autonomie
Uiteenvallen voorkomen door versterking federaal gezag
Versterking betrokkenheid bevolking bij staat
Vijf kenmerken van het proces van staatsvorming
Ontwikkeling van militair-industriële staten
Bureaucratisering
Vermogen tot het heffen van belasting
Staatsapparaat komt in dienst te staan van algemeen belang
Ontwikkeling van een rechtsstaat
Stappenplan Karl Marx
Economische crisis
Situatie arbeiders verslechtert
Contrast met bourgoisie wordt groter, klassenbewustzijn
Arbeiders gaan systeem aanvallen
Dictatuur van het proletariaat
Bourgoisie is uitgestorven
Communistische klasseloze samenleving
Bernstein
Zorgde in Duitsland voor de opmars van het revisionisme
Een imperium heeft…
Geen heldere grenzen
Heterogeen
Legitimatie van bovenaf
Verschillende vormen van bestuur
Geen gedeeld burgerschap
Geen eenheid van taal en cultuur
Geschiedenis speelt geen rol in legitimatie van gezag
Geen allesomvattende gemeenschap
Ziet beschaving als missie
Continue spanning
Kenmerken van leven in een imperium
Geweld
Onrust door nieuwe bestuurscultuur
Ruimte voor eigen taal en cultuur
Grote economische veranderingen
Nieuwe sociale verhoudingen
Nieuwe vormen van in/uitsluiting
Onderdrukking
Oorzaken voor modern imperialisme
Economische motieven
Nationale veiligheid
Nationalisme en Sociaal Darwinisme
Technologische en militaire superieuriteit
Sociale spanningen en militaire conflicten
Missionaren, witte kolonisten etc.
Sterke positie GB door:
- ineenstorting van het Nederlands handelimperium
- winst in de 7-jarige oorlog
- belastinginkomsten uit Aziatische deel => Londen als financieel centrum van de wereld
- bevolkingsgroei en wil tot emigratie
- sterk idee van een globaal Brits rijk
18e eeuw op continentaal Europa
Agrarische verbeteringen
Bevolkingsgroei
Groeiende handel
Opkomst cottage industrie
Politieke en sociale onrust
Toch voordelen in:
Tradities van putting out systeem
Handelskapitalisten en ambachtslieden
Hoefden niet eigen technologie te ontwikkelen
Sterke onafhankelijke overheden
Globaal plaatje van industrialisatie
Rusland en Egypte moderniseerde maar konden niet competeren met Europa
Andere regio’s beheerst door imperiale machten die geen protectionistische maatregelen konden voeren
Economische veranderingen omtrent patroon van arbeid
Meer arbeid voor vrouwen en kinderen door wens om meer te consumeren
Minder werk beschikbaar buiten de fabrieken
Mechanisatie en stijging mannenloon => minder arbeid vrouwen en kinderen
Culturele veranderingen omtrent patroon van arbeid
Huiselijkheidscultus
Veranderde opvatting over rol van de vrouw
Beschavingsoffensief
Emotionele waarde van het kind
Nationalisme
Politieke veranderingen omtrent patroon van arbeid
Bescherming van arbeiders (Factory Acts 1802-1833)
Uitbreiding van publieke voorzieningen (kinderwetje van van Houten in 1874)
Reacties op de industrialisatie
Romantici zoals William Blake en William Wordsworth hadden veel kritiek
Ludieten vernielen fabrieken in 1811
Dokters maken zich zorgen over leefomstandigheden
Andrew Ure en Edwin Chadwick beweren juist dat omstandigheden in fabrieken erg goed zijn
Veelvolkerenstaten
Staten zoals Oostenrijk, Rusland en het Ottomaanse Rijk. Hadden een sterke economische basis, maar vaak ondermijnde dat de politieke eenheid.
Demografisch transitiemodel
1: sterftecijfers en geboortecijfers zijn beide erg hoog
2: sterftecijfer daalt, geboortecijfer blijft hoog
3: geboortecijfer daalt
4: sterftecijfer en geboortecijfer zijn beiden erg laag
Nadelen van een snel groeiende bevolking
Huisvesting
Werkgelegenheid
Grondstoffen
Overbevolking
Druk op voorzieningen
Voordelen van een snel groeiende bevolking
Aantal werkenden stijgt
Economie wordt groter
Militair-politieke positie sterker
Culturele dynamiek
Waarom werd er weinig borstvoeding gegeven
Borstvoeding geeft grote kans dat kind blijft leven, omdat alternatieven gevaarlijk waren, toch gebeurde dit weinig door:
Vrouwen aan het werk waren op land of in fabriek
Elite het uitbesteedde aan voedsters, waarna dit steeds vaker gebeurde
Vrouwen zich ook verhuurde als voedster
Mannen willen seks, en dus dat vrouwen stoppen met borstvoeding
Preutsheid (verpreutsing van de 19e eeuw)
Verkeerde adviezen doordat medische inzichten verkeerd waren
Miasma-theorie
theorie die geloofde dat ongezonde luchten mensen ziek maken, waardoor er vooral gefocusd werd op het weggooien van rottend afval, binnenblijven en het afsluiten van riolen
Ignaz Semmelweis
Dokter die begint met zijn artsen hun handen te laten wassen
Opvattingen over geboortebeperking
Oud: er kwamen nieuwe technieken om te kunnen stoppen met kinderen bij een gewenst aantal en die werden snel verspreid
Nieuw: motivatieverandering, geboortedaling eerst door een intensivering van de bestaande technieken: spacen door borstvoeding, seksuele onthouding en coitus interuptus
Waarom kwam er een geboortebeperking
Meer kinderen bleven leven
Gestegen kosten van kinderen
Perceptie dat minder kinderen voordelen heeft
Overtuiging dat men zelf het kindertal mag bepalen
Mogelijkheid om als man en vrouw erover te praten en zo manieren te vinden om zwangerschap te voorkomen
Pioniers in de geboortebeperking
Europese aristocratie
Franse boeren
Joden en Protestanten
Sociaal-democraten
Anarchisten
Geopolitieke gevolgen van de demografische transitie
- GB ervaart de bevolkingsexplosie eerst
- Fr had een laag kindertal en blijft achter
- GB kan zijn imperium gaan bevolken en geloofde dat groei zou doorzetten, vanaf 1850 stagneert de groei en gaat emigratie door
- In Du begint de groei rond 1850 en Ru groeit ook snel
- In GB en Fr komt er angst voor de groei van Du, terwijl Du vreest voor Ru
Great Slowdown
als in de 1930s de grote bevolkingsgroei ophoud: emigratie neemt af, vrees voor verdwijnende levenskracht en race suicide, migratiebeperkingen in imperia om het wit te houden en pronatalisme:
-zwangerschapsverlof
-gezinsloon
-kinderbijslag en opvang
-social engineering en eugenitica
Cultureel natiebesef
Door studie van geschiedenis, taal en recht
Opkomende burgerstand voelt zich aangetrokken en zet zich af tegen het kosmopolitisme van de aristocratie
Ontdekking van het volk (Herder en Fichte)
Ontstond in Duitse gebieden, en dus tegen verfransing en universalisme (Oosterse vorm)
Uitsluiting van anderen en streven naar etnische zuiverheid
Objectief natiebesef (de natie is er echt)
Ontwikkelingen vanaf het midden van de 18e eeuw
Ontstaan van cultureel natiebesef
Idee van volkssoevereiniteit en burgerlijke medezeggenschap
Politiek natiebesef
Rousseau
Burgerschap en democratie centraal
Volk als kern van de natie
Volkssoevereiniteit
Vooral in Frankrijk (Westerse vorm)
Subjectief natiebesef (natie berust op een collectieve wil om een natie te vormen)
Les van 1848
Idealen waren niet voldoende om een revolutie te starten
Te smalle basis bij intellectuelen en de liberale burgerij
Steun van machtsapparaat en boerenbevolking was nodig
Belangentegenstellingen tussen liberale burgerij, kerk, volksklassen en nationale groepen
Afscheid van de Romantiek en cultureel nationalisme => realisme en hervorming op basis van echte macht
Realpolitik
een wijze van politiek beleid voeren waarbij op een nuchtere pragmatische manier de baten en lasten van een beslissing worden afgewogen. Ideologie, filosofie en ethiek worden niet meegerekend en is dus een vorm van realisme. Voorbeelden zijn van Bismarck en Cavour
Belang van oorlogsvoering
Opbouw van nationale legermacht
Voeren van oorlogen in dienst en in naam van de staat
Technologische revolutie: nieuwe wapens
Relatie industrialisatie en militaire slagkracht
Internationale betrekkingen op globale schaal
Natievorming na 1870:
Ontwikkeling van infrastructuur en communicatiemiddelen
Verbindingen tussen burger en staat => uitbreiding kiesrecht
Wederzijds doordringing maatschappij en staat: sociale verantwoordelijkheid en wetgeving
Algemene dienstplicht als instrument voor nationale integratie
Algemene leerplicht en onderwijs
Culturele middelen
Unieke ontwikkeling van Europa
In de Middeleeuwen een pad naar economische ontwikkeling door ontstaan van machtsvacuüm
-opgevuld door klooster, paus, communes, horigheid en hofstelsel, zelfbeschikking van steden
-Kloosters bevorderen schriftcultuur en recht
-gilden bevorderen vertrouwen en verlagen transactiekosten
-Europa had een lage rentestand
Unieke wijze van gezinsvorming waardoor individualisme bevorderd wordt en de sterke positie van vrouwen
-Nadruk op het kerngezin en laat trouwen
-een erfgenaam en vrije partnerkeuze
-pestepidemie zorgt voor aantrekkelijk loonarbeid
Cultuur is uniek en kapitalisme is specifiek westers
-Weber en de Protestantse ethiek + Marx en het Orientaals despotisme die Aziatische productiewijze bepaald
Europese en vooral Engelse inclusieve politieke en economische instituties
-westerse instituties bevorderen vrijheid
Overeenkomsten tussen vooral China en Europa
Vergelijkbaar qua
-economie (Engeland en Yangtze vallei)
-wetenschappelijk niveau
-demografie/rationele gezinsvorming
=> Europa was de afwijking door:
-toeval en geluk met de kolenvelden waardoor een grondstoffen probleem kon worden opgelost
-concurrentie aangejaagd door politieke versplintering
Kritiek op de Californië school
Terugbrengen tot toeval en geologische factoren is te simpel
Geen urbanisatie in China en aandeel loonarbeiders bleef klein
Relatief zwakke staats VS fiscaal-militaire/mercantilistische staat in Europa
Vergelijking dwarsdoorsnedes zeggen niet zo veel, gaat om het ontwikkelingspotentieel
Lange termijn ontwikkeling van Europa naar energie-intensieve productie was wel degelijk belangrijk
China kende geen wetenschappelijke revolutie doordat de overheid dominant was, nadruk op traditie en cyclisch tijdsbesef en dus geen sprong van ervaring naar experimenten
Geen gelijk speelveld door Europese machtspolitiek
Europese koloniale machten onderwierpen andere regio’s aan ongelijke ruil
Europese staten kenden een snelle ontwikkeling en gingen handelsbelangen agressief verdedigen door vrijhandel eenzijdig af te dwingen
Vergezeld met een ideologie van Europese superieuriteit
Global imperialism
1760-1880
Globaal karakter, meerdere continenten en globale gelijktijdigheid
Zevenjarige oorlog en begin uitbreiding Rusland
Einde aan vroegmoderne vorm van imperialisme
Verschuivingen leiden tot nieuwe activiteiten elders
High/new imperialism
1880-1914
Enorme uitbreiding en verdeling Afrika
Opkomst van Amerikaans en Japans imperialisme
Verklaring: grondstoffen, afzetmarkten en mogelijkheid door technologie en nieuwe manieren van overheersing
Hierna: WO I verzwakt Europese mogendheden waardoor nationalisme in kolonieën meer naar boven kan komen
Extreme imperialism
1930-1945
Japanse inval in Mantsjoerije
Hitler