NsT 1 Flashcards

1
Q

Enclosure

A

Beweging in Engeland die staatsland begon af te bakenen waardoor er rond 1750 veel arbeid beschikbaar was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spinning Jenny

A

effectievere spinmachine, uitgevonden rond 1765 door James Hargreaves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Putting Out

A

Systeem op het Engelse platteland, arbeiders werkten in een ongelijke relatie op dezelfde pek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Richard Arkwright

A

Engelsman die rond 1780s het weven op het waterkracht uitvond wat er voor zorgde dat de eerste ‘fabrieken’ ontstonden naast rivieren, waardoor GB kon competeren met internationale markten en het inkomen van wevers flink steeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

James Watt

A

Verbeterde in 1763 de stoommachine en maakte hem daadwerkelijk efficiënt, o.a. ook door de invloed van de Schotse Verlichting met de nadruk op praktische innovaties. Wist in 1775 de stoommachine met Matthew Boulton te commercialiseren, waardoor het in de 1780s praktisch en commercieel succes had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stoommachine

A

Machine die werkt op stoom, Thomas Savery in 1698 en Thomas Newcomen in 1705 vonden de eerste primitieve stoommachines uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rocket

A

Eerste stoomlocomotief (1816), ontwikkeld door Richard Trevithick en George Stephenson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wereldtentoonstelling

A

Eerste georganiseerd in 1851 in Crystal Palace om de leidende economische rol van GB weer te geven als workshop of the world

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thomas Malthus

A

Schreef in 1798 ‘Essay on the principle of population’ waarin hij beargumenteerde dat als bevolkingsgroei boven het Malthusiaanse plafond kwam die weer werd ingedamd door natuurlijke rampen. Aan de ene kant is er dus weinig ruimte voor de vrije wil, aan de andere kant moet er naast de positive checks ook nog een mentaliteitsverandering plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

David Ricarde

A

Dacht dat de druk van de bevolkingsgroei ervoor zorgde dat de lonen niet substantieel konden groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tweede Industriële Revolutie

A

(1870-1910): versnelde industriële groei in Duitsland, VS en bijv. Japan => gat met GB werd daardoor kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zollverein

A

Economische samenwerking van Duitse staten, die o.a. protectionistische maatregelen zoals importtarieven voerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Family wage economy

A

Een behoefte om meer te consumeren en omdat in het begin van de Industriële Revolutie mannenlonen laag waren vrouwen en kinderen ook mee werkten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Huisnijverheid

A

Professionele arbeid die vanuit huis wordt verricht, komt in de 18e eeuw op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kostwinnerschap

A

3 mogelijkheden:
Volledige afdracht aan vrouw en man krijgt zakgeld (textielgebieden)
Mannen geven vast bedrag aan de vrouw (mijngebieden)
Mannen geven wat overblijft na consumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kinderarbeid

A

Bestond al voor de industrialisering, in landbouw vaak in eigen gezinsbedrijf, in de 19e eeuw toename van de zichtbare kinderarbeid, begon met weeskinderen in fabrieken omdat die aan rivieren lagen en dus ver van andere arbeiders: primitieve leefomstandigheden en gevaarlijk werk maar ook werkervaring en maaltijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Robert Owen

A

Aristocraat die in 1816 kritiek had op de inhumane condities, voorstander van vakbonden en industrieel-agrarische communes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Factory Acts

A

Wetten van 1802-1833 die zorgde voor restricties op de inzet van kinderen als arbeiders => daling van kinderarbeid na 1833

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

J.J. Cremer

A

Nederlands schrijver die in zijn boek ‘Fabriekskinderen’ kritiek had op de misstanden van de industrialisatie, zoals kinderarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Schoolwet

A

1801: elke gemeente is verplicht om onderwijs aan te bieden, er is echter nog geen leerplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Heiligverklaring van het kind

A

idee dat kinderen hun economische waarde verliezen, maar hun emotionele waarde neemt toe. Vertaald zich in een andere opvoeding en onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mines Act

A

1842: verbood het voor vrouwen en meisjes om te werken in mijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Friedrich Engels

A

Schrijver die in 1844 ‘The condition of the working class in England’ publiceerde waarin hij beschreef dat de industriële armoede erger was dan de plattelandse armoede. Zou zorgen voor een reactie waarin individuen ingedeeld waren in klasse op basis van hun relatie tot productiemiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ludieten

A

Ambachtslieden die in 1811 fabrieken aanvielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Andrew Ure + Edwin Chadwick

A

Beargumenteerde dat de omstandigheden voor arbeiders in de fabrieken best goed waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Combination Acts

A

1799: verbood vakbonden en stakingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Instituties

A

The humanly devised constraints that structure political, economic and social interactions. Informal constraints and formul rules (Douglas North)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Simon Kuznets

A

Ontwikkelde moderne economische groei als concept: daadwerkelijke data gebruikt om tot inzichten te komen, formuleren en bereken van het BNP. Kuznets Curve: als de industrie groeit neemt de ongelijkheid toe, maar na verloop van tijd wordt die weer recht getrokken (blijkt toch niet helemaal waar te zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Lodewijk Cantillon

A

Probeert in 1828 het broodmeel kartel open te breken door een stoommolen te openen, geeft uiteindelijk op omdat hij niet kan concurreren met andere molens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Zoutvaartcollege

A

Ingesteld door WIllem I, centralisatie om een onderlinge monopolie tegen te gaan waardoor uiteindelijk de Nederlandse haringvisserij ten onder gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Institutionele aderverkalking

A

Industrie wordt toegespitst op belangen dat de economie niet kan groeien, alleen op het vergroten van hun eigen aandeel waardoor de industrie langzaam ten onder gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Congres van Wenen

A

Congres van 1814-1815 waarin Europese staten olv Klemens von Metternich en Robert Castlereagh een evenwicht probeerden te bereiken door iedere staat dezelfde politieke en militaire basis te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Klemens von Metternich

A

grondlegger van het conservatisme, trad op als verdediger van de monarchale status quo, zag liberalisme als oorzaak van oorlog etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Conservatisme

A

De politiek-maatschappelijke stroming die vooral alles wilt houden zoals het begin. Had praktische gevolgen: kruistocht tegen liberalisme en bijv. de Karlsbad wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Heilige Alliantie

A

1815: Pruisen, Oostenrijk en Rusland die samen optrekken tegen het liberalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Karlsbad wetten

A

1819: wetten in de Duitse confederatie; Staten moesten liberale organisaties verbieden en liberalen werden in de gaten gehouden door spionne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Simon Bolivar + Jose de San Martin

A

Politieke leiders in Zuid-Amerika die daar een grote staat van wouden maken, mislukte maar er kwamen wel constituties etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

caudillos

A

Politiek systeem in Zuid-Amerika waarin macht verkregen werd door militairen, families en populistische politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

liberalisme

A

Ideologie waar vrijheid voorop staat, succesvol in de Amerikaanse en Franse revolutie, wouden een representatieve overheid, gelijkheid voor de wet en individuele vrijheid. Ook streven naar laissez-faire (vrijhandel) en een liberale economie. Vanaf de 1820s werd dit verweven met klasse interesses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Henri de Saint-Simon

A

Utopisch socialist (1760-1825): positivisme, mogelijkheden van industriële ontwikkeling, sociale herorganisatie waarbij de aristocratie vervangen werd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Charles Fourier

A

Utopisch socialist (1772-1837): constructie van wiskundige autarkische communes, al het bezit was van de commune, totale emancipatie van vrouwen, seksuele vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Nationalisme

A

het streven naar een natiestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Adam Smith

A

Liberaal econoom, schreef in 1776 ‘The Wealth of Nations’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Pierre-Joseph Proudhon

A

Utopisch socialist (1809-1865): ‘what is property’ (1840), bezit was gestolen van de arbeider en staat moest ontbonden worden in losse communes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Louis Blanc

A

Utopisch socialist (1811-1882): ‘Organization of Work’ (1839), praktische hervormingen, algemeen kiesrecht, geleidelijk controle krijgen over de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Georg Hegel

A

Filosoof, inspireerde Marx op het gebied dat de geschiedenis patronen had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Romantiek

A

(1750-1900): men die zich afkeerden van de industriële ontwikkeling en de Verlichting => verleden, emotie, mysterie, droom, fantasie, natuur, religie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Escapisme

A

Idee dat men wilt ontsnappen uit de wereld en bijv. naar exotische plekken wilt gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Sturm und Drang

A

Beweging (1765-1785) die begon in de Duitstalige gebieden waar men een behoefte heeft om hun gevoelens te delen, begint in de literatuur: Goethe, Schiller, Beethoven en Rousseau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Jean-Jacques Rousseau

A

Filosoof, 1755: ‘Discours sur l’origine et les fondements de l’inegalite parmi des hommes’, idealisering van de natuurmens (nobele wilden) en gaat hiermee verden in Emile ou l’education (jongens moeten buiten opgevoed worden), gaat later zelf naar Zwitserland en schrijft daar mijmeringen van een eenzame wandelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Edmund Burke

A

Filosoof, 1757: ‘A philosophical enquiry into the origin of ideas of the sublime and the beautiful’, verschil tussen schoonheid en het sublieme (ervaring die iets met jouw doet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Imperial Knowledge

A

Idee dat bij het stichten van imperiums ook gellerden/wetenschappers meegaan om de boel te verkennen en het te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hobbesiaanse kijk

A

De staat van de natuur is een oorlog van iedereen tegen iedereen wat betekent dat men leeft in armoedige, smerige, brute en korte omstandigheden (Afrika voorgesteld alsof er altijd oorlog is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Rousseausiaanse kijk

A

De nobele wilden met prachtige natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Friedrich Ludwig Jahn

A

Duitse schrijver: ‘Deutsches volkstum’ (1810), wat betekent het om Duitser te zijn en hoe komt het dat wij er nu zo slecht voorstaan, gebruikt verleden als inspiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Joseph Conrad

A

Schrijver: ‘Heart of Darkness’ (1899), ging als Europeaan naar Congo, geeft beeld van tropisch oerwoud, primitief, ziektes, gekte en onbeschaafd. Oftewel totale chaos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Aphra Behn

A

Schrijver: ‘Oroonko or the Royal Slave’ (1688), Surinaamse slaaf die er goed uit zag en veel kennis had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Justus van Liebig

A

uitvinder van de kunstmest, zegt later dat dit de slechtste uitvinding ooit was, bedacht de Raubwirtschaft (roofeconomie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Felix Mendelssohn

A

Componist in de hoog-Romantiek (1800-1850): laat zich inspireren door de Schotse natuur en gaat Schotland proberen te verklanken in zijn Schotse symfonie (1842)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hector Berlioz

A

Componist die zijn eigen leven gaat proberen te verklanken in zijn Symphonie Fantastique (1830)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Jean-Leon Gerome

A

Schilder van het oriëntalistische schilderij ‘le charmeur de serpents’ (1879)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Nicolaas Pienemann

A

Schilder van ‘de onderwerping van prins Djoponegoro’ (1830-1835), nationalistische kenmerken en superieuriteit van Nederlanders tov inheemse bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Raden Saleh

A

Schilder van ‘de arrestatie van prins Djoponegoro’ (1857), laat Djoponegoro op gelijke hoogte met Nederlanders staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Cristiaan Snouck Hurgronje

A

Wetenschapper die zich vermomde als moslim en zo naar Mekkaanse feest te gaan, waarna hij adviseur voor de Nederlandse regering tijdens de Atjeh-oorlog werd. Voorbeeld van hoe etnografie ingezet werd als instrument voor de koloniale bezetter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Edward Said

A

Schrijver van ‘Orientalism’ (1978): beredeneerd dat de manier waarop Westerse mensen de Orient beschrijven, volgens een standaard narratief, een morele rechtvaardiging is voor hun overheersing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Bildung

A

Zelfontplooiing in de vorm van studie, vooral door Klassieken uit eigen land lezen om jezelf te verheffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Alexander Ypsilanti

A

Leider van de Griekse opstand tegen de Ottomanen in de 1820s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Slag bij Navarino baai

A

1827: Ottomaanse vloot wordt verslagen door een Engelse vloot waarna er een monarch op de troon komt en in 1830 de onafhankelijkheid wordt erkent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Reform Bill

A

1832: democratiseerde de politiek door meer mensen te kunnen laten stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Corn Laws

A

1815: handelsrestricites op de import van graan waarvan eigenlijk alleen de adel profiteerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Slag bij Peterloo

A

1819: groot protest wordt bloedig onderdrukt door de Engelse regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Peopels Charter

A

zette samen met de Cartist beweging druk voor radicale hervomingen, wouden een volledige democratie, leidde tot meerdere petities in de 1830s en 1840s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Anti-Corn Law beweging

A

Beweging tegen de Corn Law waardoor die werd afgeschaft in 1846

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Ten Hours Act

A

1847: limiteerde werkuren voor vrouwen en kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Great Famine

A

Grote hongersnood in de 1840s in Ierland door meerdere mislukte aardappeloogsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Lodewijk XVIII

A

Franse koning (r. 1814-1824) die in 1814 het Constitutioneel handvest uitvaardigde om de sociale en economische rechten van de middenklasse te beschermen, was liberaal maar niet democratisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Charles X

A

Franse koning (r. 1824-1830) , streefde erna om de oude orde te herstellen, voerde oorlog in Algerije en probeerde het Constitutioneel handvest weer af te schaffen waardoor er rellen ontstonden in Parijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Louis Philippe

A

Franse koning (r. 1830-1848) deed rellen eindigen, maar situatie bleef onverander, regering was vooral gericht op de elites en er was corruptie en schandalen, trad na rellen in 1848 vrijwillig af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Luis Cavainag

A

Was in 1848 eventjes de leider van de Franse republiek, totdat hij bij de volgende verkiezingen overtuigend verslagen werd door Lodewijk Napoleon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Franz Joseph

A

Keizer van Oostenrijk (1848-1916) nadat Ferdinand I aftrad onder druk van zijn moeder Sophia van Beieren, kon met de conservatieven weer grote delen van Hongarije veroveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Sophia van Beieren

A

Prinses van Beieren die in 1848 na de revolutie in Hongarije conservatieven begon te organiseren, Ferdinand I deed aftreden en zo de conservatieven weer grote delen konden veroveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Ferdinand I

A

Keizer van Oostenrijk (r. 1835-1848) moest aftreden onder druk van Sophia van Beieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Lodewijk Napoleon

A

werd in 1848 gekozen maar pleegde in 1851 een staatsgreep waarna hij voor een langere tijd president werd. Trad in de 1860s af na veel kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Nicolaas I

A

Tsaar van Rusland (r. 1825-1855) hielp de Oostenrijke conservatieven met de verovering van Hongarije

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Frederik Willem IV

A

Koning van Pruisen (r. 1840-1861) gaf toe aan wat hervormingen en bleef aan de macht in Pruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Klein/Groot Duitsland

A

Discussie over de vorm van een geünificeerd Duitsland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Jeremy Bentham

A

Utilitarisme, politiek moest het grootste goed voor de meeste mensen nastreven, riep op tot sociale hervormingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Robert Koch + Joseph Lister

A

Ontwikkelde de theorie van Pasteur verder waardoor er meer medische kennis kwam en sterftecijfers drastisch daalden, Koch ondekte TBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Hausmann

A

Richtte in opdracht van Napoleon III Parijs drastisch anders in: start van betere stedelijke inrichting, grote boulevards, betere huizen voor de middenklasse, open plekken, verbeterde riolen en aquaducten en maakte om Parijs een ring van openbaar vervoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Spatial turn

A

Idee dat er meer aandacht komt voor ruimte als dimensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Heren en burger sociëteiten

A

besloten gezelligheidsverenigingen voor mannelijke leden van de elite, begonnen in het koffiehuis maar dat was te inclusief en dus gaan ze eigen gebouwen huren of kopen om met een exclusieve club te drinken, praten, conserveren, lezen en gokken. Neemt in de 19e eeuw enorm toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Ballotage

A

Systeem van exclusieve toelating tot een sociëteit, zo moest iemand voorgedragen worden en er ingestemd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Culturele genootschappen

A

genootschap wiens leden zich bezighouden met wetenschap, letterkunde, muziek en toneel, sommige zijn interdisciplinair, andere niet. In de 19e eeuw groei doordat de burgerij groeit, relatief inclusief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Public Sphere

A

Jurgen Habermas: al die genootschappen bij elkaar vormen met zen allen de public sphere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

concertcultuur

A

vanaf 1750 opkomst publieke concert, eerst in culturele genootschappen, dan met intekenlijsten en vervolgens echte publieke concerten
19e eeuw: uitbreiding concertcultuur door toenemende vraag en aanbod
Professionalisering, betere concertprogrammering, concentratie op canonieke componisten, verschuiving naar het geconcentreerd luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Theaters

A

in de 19e eeuw komen theaters op
architectuur gericht op het aanzien van de burgerij
verschillende rangen voor verschillende klassen: in de 19e eeuw komen er meer dure rangen bij en worden de goedkope rangen goedkoper
plek waar je zit is het podium van diegene
opera’s brengen echt emotie ter weeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Music Halls

A

theaters voor de arbeidersklasse, combinatie van zang, dans, cabaret en acrobatiek, vaak met kritische noten op adel en politiek. Rekken de grenzen van de burgerlijke ideologie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Dierentuinen

A

1793: openstelling Jardin du Roi als eerste publieke Europese dierentuin, gesticht door genootschappen, plek om dichter bij god te komen en showcase koloniale dieren en planten, plek van rational recreation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Rational recreation

A

mix van recreatie en serieuze studie, bijv. een dierentuin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Upper class

A

Top 2%: traditionele adel, notabelen en nieuwe aristocraten. Hebben veel rijkdom en grote politieke invloed, mengen met elkaar door huwelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Middenklasse

A

20%: diversiteit in inkomen, prestige en beroepen. Veel onderlinge concurrentie. Levensstijl was op de distinctie met de arbeidersklasse gebaseerd, en hadden een strikte gedragscode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Upper Middle Class

A

Bourgoisie: kooplieden, fabrikanten, bankiers en verzekeraars, juristen, artsen. Werken met factuur en hebben universitaire opleiding gehad. Gaan professionaliseren door vaktijdschriften etc. uit te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Lower Middle Class

A

veel distinctie en inkomstenverschillen, en zo ook veel onderlinge concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Arbeidersklasse

A

Groep die in hun levensonderhoud afhankelijk was van fysieke arbeid. Divers, veel onderscheid tussen geskillde en ongeskillde arbeiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Sweated industries

A

vrouwen die thuiswerkten en betaald kregen per product dat ze vervaardigden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Mayer-these

A

idee dat ondanks de opkomende burgerij de aristocratie en adel de meeste macht bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

First Reform Act

A

1832: aanpassing van het kiesstelsel waardoor er meer macht bij fabriekseigenaren kwam

95
Q

Sperate spheres ideologie

A

Privaat was de vrouw moeder en huishoudster, publiekelijk vooral afhankelijk van haar man die haar onderhoud

96
Q

Realisme

A

stroming waarin gestreefd werd om dingen zo realistisch mogelijk weer te geven

97
Q

Determinisme

A

idee dat er wetmatigheden zijn die de mens, maatschappij en natuur bepalen, er is dus ook weinig ruimte voor de vrije wil van de mens

98
Q

John Dalton

A

introduceert in 1803 het concept van atomen als bouwstenen van moleculen

98
Q

Mendelev

A

bedenkt in 1869 het periodiek systeem waar hij plekken laat voor deeltjes die nog niet zijn ontdekt, maar waarvan hij weet dat ze bestaan => theoretische wetenschap heeft voorspellende kracht en kan experimenteel worden beschouwt

99
Q

Pasteur

A

ontdekte in 1854 dat ziektes worden verwerkt door microben => ziekteverwekkers zijn ook elementaire deeltjes

100
Q

Maxwell

A

1865: wetten van thermodynamica, verbanden tussen verschillende vormen van energie

100
Q

Quetelet

A

Wiskundig en wetmatig verband tussen inkomen en sterft etc.: menselijk gedrag en leven volgen statistische patronen met wiskundige wetten in zijn boek ‘Sur l’Homme’ (1835)

101
Q

von Ranke

A

1824: lange termijn geschiedenis van staten en samenlevingen, objectiviteit en empirisch bronnenonderzoek, filologie, feiten als elementaire bouwstenen van objectieve geschiedenis

102
Q

Strauss

A

1825: ‘Das Leben Jesu’ opzoek naar feitelijkheden in Bijbelse teksten over de historische persoon Jezus, ontdekte onregelmatigheden

103
Q

Bopp en Grimm

A

1821-1822: historische en vergelijkende taalwetenschap, indo-europese talen hebben zelfde oorsprong en hebben zich volgens wetmatigheden ontwikkelt

104
Q

Smith

A

1790-1816: ‘Geographical map of Somerset’ , geologische aardlagen te onderscheiden en te ordenen aan de hand van fossielen

105
Q

Lyell

A

1830: ‘Principels of Geology’, aarde is miljoenen jaren oud en ontleent haar vorm aan langzame voortdurende geologische wetmatig verlopen processen

106
Q

Charles Darwin

A

publiceert in 1859 ‘The Origin of Species’ waarin hij beweert dat al het leven op aarde een gemeenschappelijke afstammeling heeft, maar nu anders is door natuurlijke selectie

107
Q

Comte

A

1830: ‘Cours de Philosophie Positive samenleving verbeteren vanuit de wetenschap, beschaving in drie stadia (theologische, metaphysische, wetenschappelijke), empirische sociologie en filosofisch materialisme (gedrag te verklaren uit omgeving en evolutie)

108
Q

Spencer

A

1864: ‘Principels of Biology’ , survival of the fittest, wetmatige patronen en evolutie in de samenleving, zet wetenschap in om sociale ongelijkheid te rechtvaardigen

109
Q

Sociaal Darwinisme

A

Darwinisme ingezet op de maatschappij

110
Q

Max Weber

A

1890: ‘The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism’, Protestantisme gaf legitimering aan hard werken, wereldlijk succes was een teken van de goedkeuring van God

111
Q

Durkheim

A

1912: ‘The Elemantary Forms of Religious Life’, concludeerde dat zelfmoord kwam omdat iemand niet zijn wortels had gevonden

112
Q

Tonnies

A

1895: ‘The Crowd’, rationalisme had traditionele waardes overgenomen en zo was er een koude bureaucratie ontstaan

113
Q

Socialisme

A

Nadruk op anti-eigenbelang
Gaan van de mens uit die leeft in samenwerking met andere individuen
Klassieke kritiek op liberalisme, maar ook afkeer van conservatisme
Privaat bezit als bron van kwaad en dus ook anti-kapitalisme
Verschillende opvattingen over de rol van de staat
Geloven in de kracht van netwerken en organisaties

114
Q

Heinrich van Treitschke

A

Duitse historicus die zich identificeerde met Pruisen, waardoor Pruisen in zijn geschiedenis een centrale rol krijgt

115
Q

Francois Guizot

A

Franse historicus die in zijn geschiedenis focusde op de monarchie als kern van het Franse verleden

116
Q

Jules Michelet

A

Franse historicus die in zijn werk vooral het volk centraal stelde. zag de republiek met vrije burgers als streven en contstante in de geschiedenis

117
Q

Anton Piren

A

Belgische historicus die er vooral op gericht was om België bestaansrecht te geven

118
Q

Herder

A

Zette de natie tegenover de staat: volkscultuur gaf vorm en inhoud aan de natie, religie en geschiedenis waren een door god geleidde ontwikkeling door de tijd heen.

119
Q

volkssoevereiniteit

A

Idee dat de staat in dienst staat van de belangengemeenschap van de burgers, die zichzelf niet meer als onderdanen gaan zien. De uitvinding van de natie als het geheel der burgers

120
Q

Johann Gottlied Fichte

A

Plaatste als doel om het natiebesef onder de Duitsers verder te bevorderen, Duitse cultuur als superieure cultuur

121
Q

Otto van Bismarck

A

Kreeg leidende functie in Pruisen van Wilhelm I, wist Duitsland te verenigen olv Pruisen door strategische conflicten te gebruiken. Keerde zich later tegen de Katholieke kerk en de SPD

122
Q

Krimoorlog

A

Oorlog op de Krim tussen verschillende Europese machthebbers, Rusland werd uiteindelijk verslagen

123
Q

Duitse bond

A

Bestond uit zon 40 Duitse staten en deelgebieden

124
Q

Pruissisch-Oostenrijkse oorlog

A

1866: oostenrijk werd verslagen in de slag bij Sadowa, waarna het zich terugtrok uit Duitse zaken en Bismarck de Noord-Duitse bond begon

125
Q

Giuseppe Mazzini

A

Probeerde in Italië een centrale democratische republiek met mannenkiesrecht te vestigen

126
Q

Vincenzo Gioberti

A

Probeerde in Italië een federatie van de bestaande staten onder de paus te vestigen

127
Q

Victor Emanuel II

A

Probeerde een autocratische koning over heel Italië te vestigen, en zou ook later de eerste koning van verenigd Italië worden

128
Q

Camillo Benso di Cavour

A

Rechterhand van Victor Emmanuel zorgde voor de strategische inzet van conflicten om in 1870 de eenheid van Italië te maken

129
Q

Slag bij Magenta en Solferino

A

1859: Cavour veroverde in deze slagen Lombardije

130
Q

Wilhelm I

A

Keizer van Duitsland (r. 1861-1888)

131
Q

Guiseppe Garibaldi

A

Leider met de Rode shirts die gebieden in Italië kwam ‘bevrijden’ uiteindelijk vrede gesloten met Cavour

132
Q

Slag bij Sedan

A

1870: Bismarck versloeg Frankrijk in deze slag, waarna uiteindelijk Parijs in 1871 zich overgaf

133
Q

Amerikaanse Burgeroorlog

A

Conflict in de Verenigde Staten tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten (1861-1865)

134
Q

Abraham Lincoln

A

President van de VS tijdens de Burgeroorlog

135
Q

Zemstvo

A

1864: een Russische vorm van lokale regering

136
Q

Alexander II

A

Tsaar die in 1861 het lijfeigenschap afschafte, ook militaire hervormingen en aanleg van spoorwegen

137
Q

Alexander III

A

meer gematigde tsaar die wel doorging met economische modernisatie

138
Q

Sergio Witte

A

Russische bestuurder die zorgde voor spoorwegen, importtarieven en de komst van Westerlingen naar Rusland

139
Q

Nicolaas II

A

Russische tsaar die verloor in de Russo-Japanse oorlog en zorgde voor 1905 voor Bloedige zondag, uiteindelijk zou hij de laatste tsaar van Rusland staan

140
Q

Duma

A

Het Russische parlement met civiele rechten en een nieuwe constitutie, maar de tsaar had nog veel macht

141
Q

Pyotr Stolypin

A

Russische hervormer die de constitutie herschreef en agrarische hervormingen doorvoerde

142
Q

Muhammad Ali

A

Egyptische heerser die zorgde voor veroveringen en stabiliteit en modernisering. Uiteindelijk nam zijn zoon Ibrahim nam Syrië in beslag en zo in conflict met Mahmud II raakte.

143
Q

Abdul Meijid

A

Sultan die in 1839 met een programma van hervormingen (Tanzimat) kwam (o.a. vrijhandel)

144
Q

Abdülhaid II

A

Sultan die uiteindelijk zich tegen de hervormingen keerde, zorgde samen met het verlies in de Russo-Turkse oorlog voor de opkomst van de Jong-Turken

145
Q

Adolphe Tiers

A

Stuurde een leger en vernietigde in 1871 de Parijsse commune

146
Q

Wilhelm II

A

Duitse keizer die Bismarck deed aftreden en de SPD weer toestond

146
Q

Kulturkampf

A

Aanval van Bismarck en de liberalen op de Katholieke kerk (1870-1878)

147
Q

Dreyfus-affaire

A

Affaire in Frankrijk rondom een oude militair, zorgde voor veel ophef in de Franse samenleving

148
Q

Arthur de Gobineau + Houston Chamberlain

A

Schreven de ‘On the inequality of the Human Races’ waar ze het arische ras superieur achtten

149
Q

Karl Marx

A

grondlegger van Marxisme, filosoof, schreef verschillende boeken, werd belangrijk in de socialistische beweging

150
Q

Daniel Bell

A

1960: ‘The End of Ideology’, stelt dat politieke ideeën en ideologieën geen aantrekkingskracht op de arbeider hebben en er een technokratisch bestuur moest komen

151
Q

Francis Fukuyama

A

1992: ‘The End of History And The Last Man’, val van de SU betekent het einde van de strijd tussen ideologieën, en dus dat die hun functie hadden verloren

152
Q

kapitalisme

A

economische ideologie gericht op de vrije markt

153
Q

Utopisten

A

Vroege socialisten: Saint-Simon, Owen, Proudhon

154
Q

Materialisme

A

strijd om materie, zaken, huizen, goederen stond centraal en daar was klassenstrijd uit ontstaan

155
Q

Das Kapital

A

Werk van Marx waar hij 3 kritiekpunten had op het kapitalisme:
Ouderwets systeem
Werkte vervreemend
Werkte ontwrichtend

156
Q

Communistisch manifest

A

Engels + Marx (1847): pragmatisch manifest voor de Duitse communisten, pleidooi voor de afschaffing van particulier eigendom

157
Q

2e Internationale

A

1889: herhaling van de 1e internationale, maar doen al een stuk minder mensen mee

158
Q

1e Internationale

A

1864: internationale overkoepelende organisatie voor alle arbeiders, opgericht door Marx. Kreeg al vanaf het begin veel tegenstand van o.a. Bakoemin

159
Q

Revisionisten

A

Marxistische stroming die hun doelen via de democratische weg wouden bereiken, waren meer gematigd

160
Q

Vladimir Lenin

A

Leider van de Russische communisten, verklaarde in 1903 dat Rusland het communisme zou volgen. Raakte in 1917 na de revolutie in conflict met de mensjewieken maar wist de burgeroorlog te winnen.

161
Q

Eurocentrische school

A

Visie op de Great Divergence: Europa had al lang een unieke ontwikkeling ingezet met relatief veel vrijheid in denken en handelen

162
Q

Californië school

A

Visie op de Great Divergence: Europa heeft toevallig een tijdelijke voorsprong gekregen, focussen vooral op de overeenkomsten tussen Europa en andere delen van de wereld

162
Q

Wereldsysteem school

A

Visie op de Great Divergence: er is geen eerlijke vergelijking mogelijk tussen Europa en de rest van de wereld want Europa heeft hun onderworpen

163
Q

Little Divergence

A

Idee dat er binnen Europa ook een kleine Divergence kwam

164
Q

Opiumoorlogen

A

Conflict tussen China en GB (1839-1860)

165
Q

Verdrag van Nanjing

A

1842: GB kreeg Hongkong en er werden vrijhavens voor Britse handelaren ingericht

166
Q

Mathew Perry

A

Amerikaan die in 1853 met geweld handelsrechten met Japan afdwong

167
Q

Ahmed Arabi

A

Richtte in 1879 in Egypte de Egyptische nationale partij op

168
Q

Tewfiq

A

toen hij aan de macht kwam in Egypte ontstonden er veel anti-Europese rellen in Egypte totdat de Britten het bestuur overnamen

169
Q

Global imperialism

A

1760-1880: globale karakter, vooral einde van het Vroegmoderne imperialisme

170
Q

High/new imperialism

A

1880-1914: verdeling van Afrika, opkomst van Amerikaans imperialisme, op zoek naar grondstoffen en afzetmarkten

171
Q

Extreme imperialism

A

1930-1945: Japanse inval in Mantsjoerije of expansie van Adolf Hitler

172
Q

Russo-Japanse oorlog

A

Conflict tussen Rusland en Japan waar Japan delen van Rusland weet te veroveren en Rusland eigenlijk gewoon vernederd wordt

173
Q

Frans II

A

Sticht in 1804 het keizerrijk Oostenrijk

174
Q

Leopold II

A

Belgische koning, heeft Congo als persoonlijke kolonie

175
Q

Grote Trek

A

1835: Afrikaners vechten tegen Zulu en Xhosa

176
Q

Boeroorlog

A

1899-1902: oorlog tussen GB en Afrikaners

177
Q

Henry Stanley

A

Leidde een expeditie naar Congo voor Leopold II

178
Q

Pierre de Braza

A

Leidde een expeditie naar Congo voor Frankrijk

179
Q

Jules Ferry

A

Houdt samen met Bismarck de conferentie van Berlijn, verovert in de 1880s Indochina voor Frankrijk

180
Q

Conferentie van Berlijn

A

1884-1885: Europese mogendheden maken afspraken over imperialisme, effectieve bezetting is nodig voor een claim

181
Q

Cecil Rhodes

A

Verovert Rhodesië voor GB

182
Q

Sir Herbert Kitchener

A

Verovert Sudan voor GB

183
Q

Slag om Omdurman

A

Slag waarin GB een Sudanees leger afslacht (1898)

184
Q

Maxim

A

Machinegeweer

185
Q

Kinine

A

Medicijn tegen o.a. malaria

186
Q

The White’s man Burden

A

idee van Rudyard Kipling in 1898 dat Westerse mensen inheemse bevolking moesten en konden beschaven

187
Q

Oriëntalisme

A

stereotypische en racistische blik door de fascinatie van het westen voor het beschrijven van de Orient

188
Q

J.A. Hobson

A

1905: ‘Imperialism’, kritiek op de Britse tactieken tijdens de Boerenoorlog

189
Q

Rosa Luxemburg

A

gaf Marxistische kritiek op imperialisme, beargumenteerde dat kapitalisme moest groeien in niet-kapitalistische delen van Azië en Afrika om winstgevend te blijven

190
Q

Weapons of the Weak

A

kleine dingen die inheemse bevolking deed om toch een beetje het imperiaal gezag te ondermijnen

191
Q

Great Rebellion

A

1857-1858: opstand in India van moslims en hindoes

192
Q

Whites Womens Burden

A

idee dat vrouwen specifiek zich gingen bezorgen over de inheemse vrouwen

193
Q

Indian National Congress

A

1885 opgericht om voor de onafhankelijkheid van India te strijden

194
Q

Meiji-Restauratie

A

1867: samurai plegen staatsgreep en gaan vervolgens moderniseren

195
Q

Qing-dynastie

A

dynastie van China ten tijde van westers imperialisme

196
Q

Cixi

A

keizerin-weduwe die in 1898 een staatsgreep pleegt en zo een einde maakt aan de hervormingen die gaande zijn

197
Q

Sun Yat-Sen

A

republikein die uiteindelijk de republiek China zal uitroepen

198
Q

Bokseropstand

A

golf van geweld tegen buitenlanders, uiteindelijk verklaart Cixi de oorlog aan de buitenlanders maar worden hard verslagen

199
Q

Waarom was de Industriële Revolutie in GB?

A

Veel kool
Hoge lonen
Gecentraliseerde overheid
Ontwikkelde financiële systemen
Cultuur van innovatie
Kundige ambachtslieden
Sterke positie in de wereld

200
Q

Verspreiders van industrialisatie

A

Ambachtslieden
Ondernemers
Transport
Banken

201
Q

Redenen voor de verdeling van arbeid op basis van sekse

A

Nieuwe discipline van klok en machine
Huishouden was veel werk in armoede
Er waren speciale vrouwenbanen
Conservatieven hielden man en vrouw gescheiden op de werkvloer

202
Q

Waarom is er na de 17e eeuw weinig sprake van economische groei in de Republiek?

A

Psychologische factoren
Hoge prijzen van grondstoffen
Machines werden niet in Republiek zelf gebouwd
Belastingheffing werkte demotiverend
Weinig bestaande industrie en dus een achterstand in kennis en kunde
Institutionele erfenis

203
Q

Waardoor kon nationalisme groot worden?

A

Groeiende geletterdheid
Opkomst van pers
Opkomst van de bureaucratie
Opkomst van onderwijs

204
Q

Sterfte daalt in de 19e eeuw door:

A

Verbeterde voedselvoorziening door aardappel en marktintegratie
Vaccinaties en quarantaines
Sanitaire voorzieningen
Activisme om kindersterfte te bestrijden
Bacteriologische ontdekkingen
Aandacht voor gezondheid van moeders

205
Q

Christelijk zedelijkheidsoffensief

A

Beweging tegen anticonceptie, abortus, echtscheiding en emancipatie. Casti connubii van de paus (1930)

206
Q

Pronatalisme

A

Pogingen om het geboortecijfer weer omhoog te krikken

207
Q

Social engineering

A

combinatie van oplossingen voor bevolkingssituatie, feministisch, individualistisch, taak bij overheid

208
Q

Eugnenitica

A

pogingen om mensen die je niet wilt dat kinderen krijgen dat gaat ontmoedigen

209
Q

Fasering van nationalisme

A

1770-1848: Cultureel nationalisme
1848-1870: vorming van nationale staten
1870-1914: intensieve natie-vorming

210
Q

Wat lag er ten grondslag van revoluties van 1848?

A

Toenemend politiek liberaal verzet
Economische crisis
Kenteringsperiode
Nationalisme

211
Q

Vijf varianten van natiestaatvorming

A

Staatkundige vereniging van versnipperde cultuurnaties
Opdeling van veelvolkerenstaten
Groei richting autonomie
Uiteenvallen voorkomen door versterking federaal gezag
Versterking betrokkenheid bevolking bij staat

212
Q

Vijf kenmerken van het proces van staatsvorming

A

Ontwikkeling van militair-industriële staten
Bureaucratisering
Vermogen tot het heffen van belasting
Staatsapparaat komt in dienst te staan van algemeen belang
Ontwikkeling van een rechtsstaat

213
Q

Stappenplan Karl Marx

A

Economische crisis
Situatie arbeiders verslechtert
Contrast met bourgoisie wordt groter, klassenbewustzijn
Arbeiders gaan systeem aanvallen
Dictatuur van het proletariaat
Bourgoisie is uitgestorven
Communistische klasseloze samenleving

214
Q

Bernstein

A

Zorgde in Duitsland voor de opmars van het revisionisme

215
Q

Een imperium heeft…

A

Geen heldere grenzen
Heterogeen
Legitimatie van bovenaf
Verschillende vormen van bestuur
Geen gedeeld burgerschap
Geen eenheid van taal en cultuur
Geschiedenis speelt geen rol in legitimatie van gezag
Geen allesomvattende gemeenschap
Ziet beschaving als missie
Continue spanning

216
Q

Kenmerken van leven in een imperium

A

Geweld
Onrust door nieuwe bestuurscultuur
Ruimte voor eigen taal en cultuur
Grote economische veranderingen
Nieuwe sociale verhoudingen
Nieuwe vormen van in/uitsluiting
Onderdrukking

217
Q

Oorzaken voor modern imperialisme

A

Economische motieven
Nationale veiligheid
Nationalisme en Sociaal Darwinisme
Technologische en militaire superieuriteit
Sociale spanningen en militaire conflicten
Missionaren, witte kolonisten etc.

218
Q

Sterke positie GB door:

A
  • ineenstorting van het Nederlands handelimperium
  • winst in de 7-jarige oorlog
  • belastinginkomsten uit Aziatische deel => Londen als financieel centrum van de wereld
  • bevolkingsgroei en wil tot emigratie
  • sterk idee van een globaal Brits rijk
219
Q

18e eeuw op continentaal Europa

A

Agrarische verbeteringen
Bevolkingsgroei
Groeiende handel
Opkomst cottage industrie
Politieke en sociale onrust

Toch voordelen in:
Tradities van putting out systeem
Handelskapitalisten en ambachtslieden
Hoefden niet eigen technologie te ontwikkelen
Sterke onafhankelijke overheden

220
Q

Globaal plaatje van industrialisatie

A

Rusland en Egypte moderniseerde maar konden niet competeren met Europa
Andere regio’s beheerst door imperiale machten die geen protectionistische maatregelen konden voeren

221
Q

Economische veranderingen omtrent patroon van arbeid

A

Meer arbeid voor vrouwen en kinderen door wens om meer te consumeren
Minder werk beschikbaar buiten de fabrieken
Mechanisatie en stijging mannenloon => minder arbeid vrouwen en kinderen

222
Q

Culturele veranderingen omtrent patroon van arbeid

A

Huiselijkheidscultus
Veranderde opvatting over rol van de vrouw
Beschavingsoffensief
Emotionele waarde van het kind
Nationalisme

223
Q

Politieke veranderingen omtrent patroon van arbeid

A

Bescherming van arbeiders (Factory Acts 1802-1833)
Uitbreiding van publieke voorzieningen (kinderwetje van van Houten in 1874)

224
Q

Reacties op de industrialisatie

A

Romantici zoals William Blake en William Wordsworth hadden veel kritiek
Ludieten vernielen fabrieken in 1811
Dokters maken zich zorgen over leefomstandigheden
Andrew Ure en Edwin Chadwick beweren juist dat omstandigheden in fabrieken erg goed zijn

225
Q

Veelvolkerenstaten

A

Staten zoals Oostenrijk, Rusland en het Ottomaanse Rijk. Hadden een sterke economische basis, maar vaak ondermijnde dat de politieke eenheid.

226
Q

Demografisch transitiemodel

A

1: sterftecijfers en geboortecijfers zijn beide erg hoog
2: sterftecijfer daalt, geboortecijfer blijft hoog
3: geboortecijfer daalt
4: sterftecijfer en geboortecijfer zijn beiden erg laag

227
Q

Nadelen van een snel groeiende bevolking

A

Huisvesting
Werkgelegenheid
Grondstoffen
Overbevolking
Druk op voorzieningen

228
Q

Voordelen van een snel groeiende bevolking

A

Aantal werkenden stijgt
Economie wordt groter
Militair-politieke positie sterker
Culturele dynamiek

229
Q

Waarom werd er weinig borstvoeding gegeven

A

Borstvoeding geeft grote kans dat kind blijft leven, omdat alternatieven gevaarlijk waren, toch gebeurde dit weinig door:

Vrouwen aan het werk waren op land of in fabriek
Elite het uitbesteedde aan voedsters, waarna dit steeds vaker gebeurde
Vrouwen zich ook verhuurde als voedster
Mannen willen seks, en dus dat vrouwen stoppen met borstvoeding
Preutsheid (verpreutsing van de 19e eeuw)
Verkeerde adviezen doordat medische inzichten verkeerd waren

230
Q

Miasma-theorie

A

theorie die geloofde dat ongezonde luchten mensen ziek maken, waardoor er vooral gefocusd werd op het weggooien van rottend afval, binnenblijven en het afsluiten van riolen

231
Q

Ignaz Semmelweis

A

Dokter die begint met zijn artsen hun handen te laten wassen

232
Q

Opvattingen over geboortebeperking

A

Oud: er kwamen nieuwe technieken om te kunnen stoppen met kinderen bij een gewenst aantal en die werden snel verspreid

Nieuw: motivatieverandering, geboortedaling eerst door een intensivering van de bestaande technieken: spacen door borstvoeding, seksuele onthouding en coitus interuptus

233
Q

Waarom kwam er een geboortebeperking

A

Meer kinderen bleven leven
Gestegen kosten van kinderen
Perceptie dat minder kinderen voordelen heeft
Overtuiging dat men zelf het kindertal mag bepalen
Mogelijkheid om als man en vrouw erover te praten en zo manieren te vinden om zwangerschap te voorkomen

234
Q

Pioniers in de geboortebeperking

A

Europese aristocratie
Franse boeren
Joden en Protestanten
Sociaal-democraten
Anarchisten

235
Q

Geopolitieke gevolgen van de demografische transitie

A
  • GB ervaart de bevolkingsexplosie eerst
  • Fr had een laag kindertal en blijft achter
  • GB kan zijn imperium gaan bevolken en geloofde dat groei zou doorzetten, vanaf 1850 stagneert de groei en gaat emigratie door
  • In Du begint de groei rond 1850 en Ru groeit ook snel
  • In GB en Fr komt er angst voor de groei van Du, terwijl Du vreest voor Ru
236
Q

Great Slowdown

A

als in de 1930s de grote bevolkingsgroei ophoud: emigratie neemt af, vrees voor verdwijnende levenskracht en race suicide, migratiebeperkingen in imperia om het wit te houden en pronatalisme:
-zwangerschapsverlof
-gezinsloon
-kinderbijslag en opvang
-social engineering en eugenitica

237
Q

Cultureel natiebesef

A

Door studie van geschiedenis, taal en recht
Opkomende burgerstand voelt zich aangetrokken en zet zich af tegen het kosmopolitisme van de aristocratie
Ontdekking van het volk (Herder en Fichte)
Ontstond in Duitse gebieden, en dus tegen verfransing en universalisme (Oosterse vorm)
Uitsluiting van anderen en streven naar etnische zuiverheid
Objectief natiebesef (de natie is er echt)

238
Q

Ontwikkelingen vanaf het midden van de 18e eeuw

A

Ontstaan van cultureel natiebesef
Idee van volkssoevereiniteit en burgerlijke medezeggenschap

239
Q

Politiek natiebesef

A

Rousseau
Burgerschap en democratie centraal
Volk als kern van de natie
Volkssoevereiniteit
Vooral in Frankrijk (Westerse vorm)
Subjectief natiebesef (natie berust op een collectieve wil om een natie te vormen)

240
Q

Les van 1848

A

Idealen waren niet voldoende om een revolutie te starten
Te smalle basis bij intellectuelen en de liberale burgerij
Steun van machtsapparaat en boerenbevolking was nodig
Belangentegenstellingen tussen liberale burgerij, kerk, volksklassen en nationale groepen
Afscheid van de Romantiek en cultureel nationalisme => realisme en hervorming op basis van echte macht

241
Q

Realpolitik

A

een wijze van politiek beleid voeren waarbij op een nuchtere pragmatische manier de baten en lasten van een beslissing worden afgewogen. Ideologie, filosofie en ethiek worden niet meegerekend en is dus een vorm van realisme. Voorbeelden zijn van Bismarck en Cavour

242
Q

Belang van oorlogsvoering

A

Opbouw van nationale legermacht
Voeren van oorlogen in dienst en in naam van de staat
Technologische revolutie: nieuwe wapens
Relatie industrialisatie en militaire slagkracht
Internationale betrekkingen op globale schaal

243
Q

Natievorming na 1870:

A

Ontwikkeling van infrastructuur en communicatiemiddelen
Verbindingen tussen burger en staat => uitbreiding kiesrecht
Wederzijds doordringing maatschappij en staat: sociale verantwoordelijkheid en wetgeving
Algemene dienstplicht als instrument voor nationale integratie
Algemene leerplicht en onderwijs
Culturele middelen

244
Q

Unieke ontwikkeling van Europa

A

In de Middeleeuwen een pad naar economische ontwikkeling door ontstaan van machtsvacuüm
-opgevuld door klooster, paus, communes, horigheid en hofstelsel, zelfbeschikking van steden
-Kloosters bevorderen schriftcultuur en recht
-gilden bevorderen vertrouwen en verlagen transactiekosten
-Europa had een lage rentestand

Unieke wijze van gezinsvorming waardoor individualisme bevorderd wordt en de sterke positie van vrouwen
-Nadruk op het kerngezin en laat trouwen
-een erfgenaam en vrije partnerkeuze
-pestepidemie zorgt voor aantrekkelijk loonarbeid

Cultuur is uniek en kapitalisme is specifiek westers
-Weber en de Protestantse ethiek + Marx en het Orientaals despotisme die Aziatische productiewijze bepaald

Europese en vooral Engelse inclusieve politieke en economische instituties
-westerse instituties bevorderen vrijheid

245
Q

Overeenkomsten tussen vooral China en Europa

A

Vergelijkbaar qua
-economie (Engeland en Yangtze vallei)
-wetenschappelijk niveau
-demografie/rationele gezinsvorming
=> Europa was de afwijking door:
-toeval en geluk met de kolenvelden waardoor een grondstoffen probleem kon worden opgelost
-concurrentie aangejaagd door politieke versplintering

246
Q

Kritiek op de Californië school

A

Terugbrengen tot toeval en geologische factoren is te simpel
Geen urbanisatie in China en aandeel loonarbeiders bleef klein
Relatief zwakke staats VS fiscaal-militaire/mercantilistische staat in Europa
Vergelijking dwarsdoorsnedes zeggen niet zo veel, gaat om het ontwikkelingspotentieel
Lange termijn ontwikkeling van Europa naar energie-intensieve productie was wel degelijk belangrijk
China kende geen wetenschappelijke revolutie doordat de overheid dominant was, nadruk op traditie en cyclisch tijdsbesef en dus geen sprong van ervaring naar experimenten

247
Q

Geen gelijk speelveld door Europese machtspolitiek

A

Europese koloniale machten onderwierpen andere regio’s aan ongelijke ruil
Europese staten kenden een snelle ontwikkeling en gingen handelsbelangen agressief verdedigen door vrijhandel eenzijdig af te dwingen
Vergezeld met een ideologie van Europese superieuriteit

248
Q

Global imperialism

A

1760-1880
Globaal karakter, meerdere continenten en globale gelijktijdigheid
Zevenjarige oorlog en begin uitbreiding Rusland
Einde aan vroegmoderne vorm van imperialisme
Verschuivingen leiden tot nieuwe activiteiten elders

249
Q

High/new imperialism

A

1880-1914
Enorme uitbreiding en verdeling Afrika
Opkomst van Amerikaans en Japans imperialisme
Verklaring: grondstoffen, afzetmarkten en mogelijkheid door technologie en nieuwe manieren van overheersing
Hierna: WO I verzwakt Europese mogendheden waardoor nationalisme in kolonieën meer naar boven kan komen

250
Q

Extreme imperialism

A

1930-1945
Japanse inval in Mantsjoerije
Hitler