Inleiding tot de RW Flashcards
Descriptieve en prescriptieve regels
Descriptief: algemene regels die beschrijven hoe de werkelijkheid in elkaar zit, ze gelden altijd en je kan controleren of het waar is
Normatief (prescriptief): gaat over hoe de werkelijkheid behoort te zijn, dat gaat dus over het recht, godsdienst, moraal en fatsoen
rechtsbronnen
een normatieve gedragsregel is geldend recht als die uit een rechtsbron voortvloeit:
gewoonterecht: als de gewoonte langdurig gebruikt is en als die wordt beschouwt als een rechtsregel
rechtsbeginselen: waardes van het recht waaruit rechters normen kunnen afleiden
jurisprudentie: regels die blijken uit de uitspraken van de hoogste rechter
wetten
verdragen
=> geeft veel rechtszekerheid, maar moreel weg (een regel geld bijv. niet als hij rechtvaardig is)
natuurrecht en positief recht
Natuurrecht: gaan ervan uit dat een regel geldend is als die uit de rechtsbronnen voortvloeit en niet in strijd is met de natuurlijke rechtvaardigheid
Positief recht: de optelsom van alle regels uit de rechtsbronnen, rechtspositivsitische denkers stellen dus dat er uitsluitend geldend recht bestaat als het uit de rechtsbronnen voortvloeit
onderlinge samenhang rechtsbegrippen
Een genus (geslacht) bestaat uit verschillende species (ondersoort), soms sluiten de species elkaar volledig uit, maar dat hoeft niet
objectief en subjectief recht
objectief: kennen de verhouding tussen personen door bevoegdheden en verplichtingen toe te kennen, komen tot leven als dat concrete geval zich voordoet (law)
subjectief: de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van het objectief recht ontleent (right)
vertrouwensregel
De parlementaire democratie steunt op deze regel, deze zorgt er immers voor dat de directe vertegenwoordiging de uitvoerende macht kan controleren
het houdt in dat als het vertrouwen van een van de kamers is verloren een minister of staatssecretaris zijn ontslag aanbied
rechtstaat
de rechtsstaat beschermt de burger tegen de potentiële willekeur van de overheid, doordat de overheid is gebonden aan het recht, vijf mechanismen waarop die dat doet:
- bevoegdspreiding
- onafhankelijke rechters
- legaliteitsbeginsel
- grondrechten
- rechtsbeginselen
bevoegdheidspreiding
een middel van de rechtsstaat, houdt in dat bevoegdheden van de overheid verspreid worden zodat die niet absolutistisch wordt, ook wel Trias Politica genoemd:
- 3 brokken staatsmacht: wetgevende (SG en RE), uitvoerende (RE) en de rechtsprekende (rechtspraak)
- wordt aangevuld door de checks and balances: twee machten delen een bevoegdheid of de ene controleert de andere
- decentralisatie: verticale bevoegdheidsspreiding (rijk, provincie, gemeente)
onafhankelijke rechter
een middel van de rechtsstaat: de rechter wordt voor het leven benoemd en kan alleen worden ontslagen door de rechtelijke macht zelf
- de regering benoemt rechters (checks and balances), maar in de praktijk doet de rechtelijke macht dat zelf
- rechtelijke onafhankelijkheid: niemand mag de rechter concrete bevelen geven, hij is onderworpen aan de wet maar wel vrij
- rechterlijke onpartijdigheid: de rechter heeft zelf geen persoonlijke voorkeur naar een van beide partijen
legaliteitsbeginsel
middel van de rechtsstaat: al het ingrijen van de overheid in het leven van burgers moet berusten op de wet
- is belangrijker in het publiekrecht dan in het privaatrecht
- bied rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
- als de wetgever niet aan iets heeft gedacht staat er een maas in de wet die de rechter niet kan oplossen
grondrechten
middel van de rechtstaat: zijn hetzelfde als mensenrechten, zijn rechten die ieder individu heeft
- Klassieke: zijn de oudste grondrechten en komen uit een liberale denktraditie, zijn politieke grondrechten of vrijheidsrechten, kan je nog ondervedelen in absolute (gelden zonder uitzondering) en relatieve (waar een mits op staat)
- Sociale: komen uit de 2e helft van de 20e eeuw en geven een recht op hulp van de overheid, je kan je er vaak niet op beroepen bij de rechter
rechtsbeginselen (abbb)
middel van de rechtsstaat: er zijn ongeschreven rechtsbeginselen waarop je als burger kan beroepen tegenover de overheid, de rechter kan er dus aan toetsen
HR waterpakt
Wetten in formele zin worden vastgesteld doro de formele wetgever, dat is een politiek proces. De rechter mag niet ingrijpen in die procedure van politieke besluitvorming en dus kan de rechter geen wetgeving vast stellen.
legisme
Stroming die stelt dat het gehele positieve recht uitsluiteind door de wetgever kan worden geschapen, leidt dus tot de codificatie van wel wetboeken
spanning democratie en rechtsstaat
een democratische meerderheid kan zich tegen de rechten van het individu keren, daarvoor hebben we de rechtsstaat om dus ook die rechten van het individu te beschermen
eerlijke rechtspraak
is opgehangen aan art. 6 EVRM:
- een ieder: je moet altijd een conflict kunnen voorleggen aan de rechter, je mag altijd procederen en contact hebben met een advocaat
- eerlijke behandeling: uitspraken zijn gemotiveerd en het beginsel van hoor en wederhoor => de rechter moet uitleggen hoe een burger aan zijn vonnis komt
- openbare behandeling: openbaarheid is vorm van controle die we hebben op de rehter: rechtzittingen en uitspraak in openbaar (bestaan uitzonderingen)
- redelijke termijn: redelijk is ongeveer 2 jaar voor iedere instantie, als die overschreden wordt krijg je schadevergoeding of strafvermindering
- onafhankelijk gerecht: onafhankelijkheid van de rechter is belangrijk
- onpartijdig gerecht: je laat je niet leiden door een vooraf bepaalde voorkeuer aan een van beide partijen => een redelijk mens moet niet kunnen twijfelen of de rechter partijdig is (anders: wraken)
andere vormen van rechtspraak
Juryrechtspraak: een systeem van rechtspraak dat je bijv. in de VS hebt, willekeurige burgers beslissen over het bewijs in een strafzaak
wij hebben hier Civil Law, terwijl ze bijv. in Engeland Common Law hebben, de rechter hoeft niet als een mond te spreken, iedere rechter kan dus een eigen mening hebben twee opties:
- discenting opinion: de minderheid is het niet eens met het rechtsgevolg van de uitspraak
- concurring opinion: de minderheid steunt het rechtsgevolg ook, maar volgt een andere redenering
=> gevolg is dat rechters publieke bekendheid hebben en zich gaan profileren als persoon waardoor je kan gaan twijfelen aan de onpartijdigheid
legaliteitsvereisten
de wet moet afkomstig zijn van een overheidsorgaan dat daartoe bevoegd is
de wet moet voldoen aan een aantal vormvereisten, waarvan de bekendmaking het belangrijkste is
de wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel
de wet moet in overeenstemming zijn met de algemene rechtsbeginselen
normenhiërarchie
verdragsrecht en het Europese recht
grondwet
wetten in formele zin
AMvB
ministeriële regeling
provinciale verordening
gemeentelijke en waterschaps verordeningen
wet in formele zin
wetten die worden vastgesteld door de SG en de regering gezamenlijk, zijn dus vaak ook een avv, zo niet dan zijn het wetten in bloot-formele zin
wet in materiële zin
zijn wetten die voor iedereen gelden, dus een algemeen verbindend voorschrift
geattriubeerde wetgever
wetgever in materiële zin die een eigen algemene regelstellende bevoegdheid hebben ontleend aan de grondwet (bijv. de formele wetgever of de gemeenteraad)
gedelegeerde wetgever
hebben een wetgevende bevoegdheid omdat die is gedelegeerd, een wetgever heeft dan in zijn wet een alger ambt bevoegdheid gegeven om op een detail punt nadere regels te maken
opbouw van wetten
aanhef van de Koing
considerans
totstandkomingsprocedure
lichaam van de wet
bevel tot publicatie
ondertekeningen
opbouw van wetboeken
begripsbepalingen
middendeel
strafbepalingen
overgangs en slotbepalingen (metabepalingen)
magistratuur
Zittende: rechters
Staande: leden van het OM
absolute bevoegdheid kantonrechter
Burgerlijke zaken: vorderingen t/m 25.000, vorderingen uit arbeidsovereenkomsten, consumentenkoop, huur en huurkoop
Strafzaken: overtredingen
Bestuurszaken: kleine verkeersovertredingen
cassatiegronden
Verzuim van vormen (voorschriften van het formele recht)
Schending van het recht
normconflict
twee verschillende normen zijn in een casus van toepassing en hebben andere rechtsgevolgen:
- lex superior: normenhiërarchie
- lex specialis: bijzonder gaat voor algemeen
- lex posterior: de nieuwe wet gaat voor de oude (=> manier voor wetgever om eigen wetten in te trekken of te veranderen)
overgangsrecht
de manier waarop wetgeving wordt ingetrokken is een nieuwe wet van gelijk niveau te maken, maar dat bied weinig rechtszekerheid => wetgever maakt overgangsrecht, de verschillende overgangsregimes zijn: exclusieve, eerbiedigende, terugwerkend of uitgestelde werking
exclusieve werking
de nieuwe wet excludeert de oude wet: voor alle mensen geld de nieuwe wet
eerbiedigende werking
als je bij de in de werking treding van de nieuwe wet gebruikt maakt van de oude wet blijft de oude wet gelden (meer rechtszekerheid, maar spanning met gelijkheidsbeginsel)
terugwerkende kracht
een nieuwe wet zegt over zichzelf dat hij eerder in werking gaat dan dat hij daadwerkelijk doet, hij is dus al in het verleden geldig (probleem met rechtszekerheid => mag niet in het Sr en voor de rest alleen als het begunstigend is)
uitgestelde werking
de nieuwe wet geld pas vanaf een bepaald moment in de toekomst, zo kan men zich instellen op de nieuwe wet
gewoonterecht
rechtsbron, sprake van gewoonterecht als er sprake is van bestendig gebruik (usus) en rechtsovertuiging (opinio iuris), bied weinig rechtszekerheid
codificatie
voor Franse revolutie had je de ius commune, alleen maar gewoonterecht, maar revolutionairen zijn geen fan en dus komt er een codificatiebeweging: alles wordt vastgelegd in wetboeken
HR landbouwvliegers
De rechter kan wetgeving van lagere overheden toetsen aan het willekeurbeginsel, maar moet daarbij wel terughoudend zijn
HR harmonisatiewet
wetten in formele zin mogen niet getoest worden aan de rechtsbeginselen
HR pocketbooks
de overheid kan onrechtmatig handelen tegenover burgers en als dat eht geval is kunnen zij een schadevergoeding krijgen
volkenrecht
is het rechtsgebied dat regels geeft over de verhouding tussen sovereine staten, is dat een land zelf het hoogste gezag heeft over dat land
belangrijkste rechtsbron zijn verdragen en gewoonterecht
monisme
beschouwet het internationale en nationale recht als een geheel, internationaal recht is dus een rechtsbron (betekent niet dat het ook bovenaan in de normenhiërarchies staat) en het heeft directe werking
dualisme
beschouwt nationaal en internationaal recht als twee aparte rechtssystemen, er wordt van een verdrag een formele wet gemaakt
HR rookverbod
zegt dat een ieder verbindende bepalingen (rechtstreeks werkende) als ze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn
verdragsbepalingen met klassieke grondrechten standaard wel als ieder verbindend, met sociale rehcten vaak als te vaag
HvJEU van Gend en loos
alle landen van de EU hebben in de keuze de soevereiniteit begrenst en overgedragen waardoor het EU-recht altijd monistisch is en dus dwingend
EHRM Marckx
arrest dat ervoor heeft gezorgd dat het NL familie recht gemoderniseerd is naar standaarden van het EU recht
HvJEU Costa/Enel
het Eu-recht heeft voorrang op nationale bepalingen
HvJEU Simmenthal
een nieuwe nationale regel mag niet in strijd zijn met het bestaande Unierecht. Het internationale recht staat dus bovenaan in de normenhiërarchie
intergouvermenteel
op basis van een verdrag wordt er samenwerking tussen verschillende landen bevorderd (NAVO en VN)
supranationaal
deelnemende landen dragen een deel van hun soevereiniteit over aan de organisatie (EU)
EHRM
hof dat gaat over klachten over de toepassing van het EVRM