Europees Flashcards

1
Q

Verdrag van Parijs

A

1951: de EGKS wordt opgericht met het doel om een einde te maken aan oorlogen in Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verdrag van Rome

A

1957: de EEG wordt opgericht met de beoogde gemeenschappelijke markt, handelspolitiek en beleidsterreinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Akkoord van Luxemburg

A

1966: na de Lege-Stoel crisis afgesproken om te streven naar consensus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Europese Akte

A

1986: belangrijkste fundament voor de huidige EU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verdrag van Maastrict

A

1992: EU rust op 3 pijlers:
- gemeenschappen
- buitenlands beleid
- justitie en binnenlandse zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Europese Raad

A

Bestaat uit de staatshoofden
Vaste voorzitter die wordt gekozen wordt door de raad
Voorzitter EC is ook lid, maar geen stemrecht
Hoge vertegenwoordiger schuift vaak aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Raad van Ministers

A

Vakministers: samenstelling afhankelijk van onderwerp
Komt maandelijks bijeen => voorzitter rouleert
Werkzaamheden worden ondersteutn door de COREPER en een secretariaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Europese Commissie

A

Onafhankelijke afgevaardigden van de lidstaten en een voorzitter die wordt gekozen via de ER
Het EP moet vertrouwen in de EC hebben en het HvJ kan een commissaris ontheffen en de voorzitter kan vragen aan een lid om op te stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Europees Parlement

A

Bestaat uit vertegenwoordiging van de EU-burgers en worden gekozen, zijn verantwoordelijk voor de wetgeving en controle van de EC-financiën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Europees hof van justitie

A

Het hof telt een rechter per lidstaat
Het Gerecht is afgescheiden in 1989 en kan er meer hebben
Er zijn AG’s die hun bijstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primair EU-recht

A

Bestaat uit verdragen: het VEU en het VWEU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secundair EU-recht

A

verwijst naar de bindende handelingen uit art. 288 VWEU: verordeningen, richtlijnen en besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verordening

A

Algemene regeling die een groot aantal gevallen bestrijkt, verbinden in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Richtlijn

A

Nog steeds juridisch bindend, op nationaal niveau moeten er regels worden vastgesteld om de doelen te verwezenlijken, vaak is er veel ruimte voor de lidstaten maar wel een deadline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Besluit

A

Verbindend in alle onderdelen maar minder groot bereik en doelgroep, bijv. op een persoon gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoofd wetgevingsprocedure

A

Art. 294 VWEU:
- Begint bij de EC die een voorstel indient bij het EP en de ER
- Na een 1e lezing veranderd het EP dat in een standpunt, als dan de ER het ook aannemt is het direct aangenomen
- Zo niet dan kan de ER het wijzigen en terugsturen naar het EP, waar het in een 2e lezing kan worden aangenomen enz.
- Als het dan weer wordt teruggestuurd en weer niet wordt goedgekeurd wordt er een comite opgericht om de koppen bij elkaar te steken, anders sneuvelt het voorstel
=> duurt erg lang, dus veel actie achter de gesloten deuren van de EP en de ER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bijzondere wetgevingsprocedure

A

1: De ER stelt iets vast met deelname van het EP
2: De EP stelt iets vast emt deelname van de ER
=> de procedure hangt af van de rechtsbasis (bevoegdheid), wordt er geen van beide procedures gevolgd? Dan is het een niet-wetgevingshandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bindende handelingen van EU-instanties

A

Mag alleen als er een rechtsbasis voor is
1e categorie: alleen de EU
2e categorie: lidstaten samen met EU
3e categorie: alleen als de EU de lidstaten niet in de weg zit
=> eisen: correcte rechtsbasis, geen strijd met hoger recht, toereikende motivatie, publicatie en subsidiariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Doorwerkingsmechanismes van EU-recht

A

1: nationale autoriteit en rechtspraak
- EU-richtlijnen moeten worden omgezet
- Directe werking
2: EU-recht conforme interpretatie
- Relevant nationaal recht om te interpreteren
- Geen contra-legem werking
- Algemene rechtsbeginselen
3: Schadevergoeding bij staatsaansprakelijkheid
- Geschonden EU-recht strekt ertoe om rechten aan particulieren toe te kennen
- De schending is voldoende gekwalificeerd
- Er bestaat een causaal verband tussen schending en schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Prejudiciële procedure

A

Geeft iedere nationale rechter de mogelijkheid om een vraag te stellen aan het hof (art. 267 VWEU)
Criteria (Teleklgenaum):
- Onafhankelijk
- Wettelijke grondslag
- Permanent karakter
- Procedure op tegenspraak
- Verplichte rechtsmacht
Hoogste rechterlijke instanties verplicht om een vraag te stellen, uitzonderingen (Cilfit):
- Arte eclaire: de kwestie is al verduidelijkt
- Arte clair: de juiste toepassing is evident
Foto-frost: lagere rechters moeten ook verwijzen als ze twijfelen aan de geldigheid van het EU-recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beroep wegens niet nakoming

A

Procedure met betrekking tot handhaving en wordt gestart door de EC (art. 258-260 VWEU), vier fases:
1: informele onderzoeksfase
2: lidstaat wordt geïnformeerd
3: de EC brengt een met redenen bekleed advies uit met termijn
4: na verstrijking kan de zaak naar het hof toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beroep tot nietig-verklaring

A

Aanklachten tegen EU-instellingen, mits het gaan om bindende handelingen tegen rechtspersonen.
Beroepsgronden:
- Onbevoegdheid
- Vormvoorschriften
- Schending van verdragen
- Misbruik van bevoegdheid
Natuurlijke/rechtspersonen: ontvankelijkheidsvoorwaardenL
- gericht tot particulier
- handeling die hem raakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waalse Afvalstoffen

A

Goed = waren die op geld waardeerbaar zijn, en zijn dus vaak stoffelijk (Josemans: illegale goederen niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tarifaire belemmeringen

A

Betrekking op financiële lasten in art. 30 en 110 VWEU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Non-tarifaire belemmeringen

A

kwantitatieve in en uitvoer beperkingen in art. 34-36 VWEU
en MGW:
- Dasonville: iedere handelsregeling der lidstaten die de handel kan belemmeren
- Cassis de Dijon: alle belemmingen, ook al hebben zij geen discriminerend karakter
- Keck en Mithouard: onderscheid producteisen en verkoopmodaliteiten

26
Q

Eisen voor rechtvaardiging vrij verkeer van goederen

A

art. 36 VWEU:
- geen harmonisatie
- nationale maatregel moet een van de genoemde belangen dienen
- geen zuiver economisch belang
- proportioneel

27
Q

Rule of reason vrij verkeer van goederen

A
  • geen volledige harmonisatie
  • nationale maatregel zonder onderscheid binnen/buitenlandse goederen
  • dwingend vereiste van nationaal belang
  • proportioneel
28
Q

Vrij verkeer van werknemers

A

art. 45-48 VWEU: een werknemer is eenieder die gedurende een tijd voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en daarvoor vergoeding ontvant (Lawrie-Blum)

29
Q

vrij verkeer van diensten

A

art. 56-62 VWEU:
- economische activiteit
- grensoverschrijdend

30
Q

Definitie van vestiging

A

Factortame II:
- daadwerkelijke uitoefening van economische activiteit
- duurzame vestiging
- onbepaalde tijd
- in een andere lidstaat

31
Q

Verblijfsrechten

A

Maximaal 3 maanden: geldig ID
3 maanden tot 5 jaar: voldoende middelen om niet in de bijstand te geraken
Langer dan 5 jaar: automatisch duurzaam

32
Q

Reisrechten

A

art. 4 en 5 BRL: iedere burger heeft een recht van uit en inreis

33
Q

Verdragsexcepties vrij verkeer personen en diensten

A

Bescherming openbare orde, veiligheid en volksgezondheid
- geen harmonisatie
- bescherming van belangen opgesomt
- niet puur economisch
- proportioneel
Betrekkingen in de overheid/openbaar gezag
- directe of indirecte uitoefening van het openbaar gezag
- betrekking op bescherming algemeen belang staat/openbaar lichaam

34
Q

Rule of reason vrij verkeer van personen en diensten

A
  • geen harmonisatie
  • nationale maatregel zonder onderscheid
  • dwingend vereiste van algemeen belang
  • proportioneel
35
Q

Onderneming

A

in Höfner: elke entiteit die economische activiteiten verricht

36
Q

Kartelverbod (art. 101 VWEU)

A

Verbied ondernemingen om concurrentiebeperkende afspraken te maken:
- afspraken tussen ondernemingen
- mededingingsbeperking
- beperking handel lidstaten
- uitonzdering: groepsvrijstelling => afspraak meot bijdrgae leveren, gunstig voor afnemers, beperking concurrentie is onmisbaar en er blijft restconcurrentie over

37
Q

Verbod op misbruik van economische machtspositie (art. 102 VWEU)

A
  • afbakening van de relevante markt
  • economische machtspositie: een positie die een onderneming in staat stelt de concurrentie te verhinderen doordat zij zich onafhankelijk weet te gedrgaen
  • misbruik: onderscheid tussen uitsluiting en uitbuitng
  • tussenstaatse handel
38
Q

Concentratietoezicht

A
  • concentratie
  • omzetdrempels
  • beoordeling gebeurt aan de hand van of het een significante belemmering is
39
Q

relevante markt

A

Product: kan een product vervangen worden door een ander product aan de hand van product kenmerken
Geografisch: welk gebied de concurrentievoorwaarden voor de betrokken ondernemingen homogeen zijn

40
Q

Overheidsinvloed op concurrentie

A

106 lid 1: ondernemingen met bijzondere rechten mag zolang het EU-recht niet geschonden wordt
101/102: geen maatregel waardoor het nuttig effect van deze regels wordt weggehaald
107-109: geen staatssteun die de concurrentie op de interne markt vervalst, uitzonderingen moeten aangemeld worden bij de EC:
- bevordering van de ontwikkeling van regio’s waarin de levensstandaard abnormaal laag is
- ter realisering van een project van gemeenschappelijk Europees belang
- om bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te bevorderen

41
Q

Soorten overeenkomsten

A

1: Overeenkomst = wilsovereenstemming
2: Onderling afgestemde feitelijke gedraging
- parallel gedrag
- coördinatie ter vervanging concurrentie
- causaal verband
3: Besluit ondernemingsvereniging

42
Q

Beperking concurrentie

A

1: Doel afspraak om concurrentie te beperken => geen marktanalyse nodig
2: Niet doel, maar wel gevolg van afspraak om concurrentie te beperken => marktanalyse:
- horizontaal: cumulatief maximaal 10%
- verticaal: per persoon maximaal 15%
In de Minimus-bekendmaking

43
Q

Staatssteun (La Poste)

A

1: Allerlei economisch voordeel
2: Selectiviteit
3: Ten koste van overheidsmiddelen
4: Vervalsing mededinging interne markt
- positie begunstigd tov anderen
5: Invloed op tussenstaatse handel
- hoger dan 300.000 in 3 jaar
- en potentieel effect
In de Minimus-verordening

44
Q

Rechterlijke instantie

A

1: Onafhankelijk
2: Wettelijke grondslag
3: Permanent karakter
4: Procedure op tegenspraak
5: Verplicte rechtsmacht

45
Q

Grenzen van de prejudiciële procedure

A

1: Niet bevoegd om nationaal recht te interpreteren
2: Geschil op internationaal niveau

46
Q

Ontvankelijkheidseisen voor de prejudiciële procedure

A

1: Noodzakelijk voor oplossing
2: Duidelijk geformuleerd
3: Juridisch kader

47
Q

Uitlegginsvragen

A

De hoogste rechter moet een vraag stellen dan, tenzij er aan de eisen uit Cilfit wordt voldaan:
1: Geen relevante vraag
2: Arte eclaire: de kwestie is al een keer verduidelijkt
3: Arte clair: het antwoord is evident af te leiden uit ander recht
Daarbij komt ook nog Consorzio Italian Management:
1: Niet meer alle taalversies controleren
2: Ambigue bepaling leidt niet perse tot twijfel over de interpretatie

48
Q

Geldigheidsvragen

A

Nationale rechters mogen nooit een besluit van een EU-instelling buiten toepassing laten, maar ze mogen hem wel schorsen:
1: Zeer ernstige twijfel
2: Meteen start vna prejudiciële procedure
3: Nodig om te voorkomen dat een partij zeer ernstige schade leidt
4: Belang van EU niet in geding

49
Q

Plaumann

A

Rechtstreeks = rechtstreekse gevolgen voor rechtspositie

Individueel = particulier wordt door bijzondere hoedanigheid gekarakteriseerd tov ieder ander waardoor hij een vergelijkbare positie met de adressant krijgt

50
Q

Bij welke rechter in beroep tot nietigverklaring

A

Individueel/instelling: Gerecht => Hof
Lidstaat/EC: Gerecht => Hof
Lidstaat/ER of EP: Hof
Instelling/instelling: Hof

51
Q

Gronden voor nietigheid

A

1: Onbevoegdheid
2: Schending wezenlijk vormvoorschrift
3: Schending EU-recht
4: Misbruik van bevoegdheid

52
Q

Rule of reasons vrij verkeer

A

Goederen: Cassis de Dijon
Personen: Bosman
Diensten: Säger
Vestiging: Gerbhard

53
Q

Vormen economische samenwerking

A

1: Vrijhandelszone
2: Douane-Unie
3: Interne markt
4: Monetaire Unie
5: Totale economische integratie

54
Q

Vormen van integratie

A

Negatief: verboden gericht aan lidstaten om niet het vrije verkeer te beperken
Positief: geboden gericht aan lidstaten om hun wetgeving in overeenstemming te brengen met een bepaalde Europese norm

55
Q

Rechtspersonen (art. 54 VWEU)

A

Vennootschappen die in overeenstemming met nationale wetgeving zijn opgericht en een hoofdzetel hebben in Europa

56
Q

Dienst (art. 57 VWEU)

A

Een onstoffelijke economische activiteit tegen een vergoeding

57
Q

Vestiging (Factortame II)

A

Daadwerkelijk een economische activiteit uitoefenen door middel van een duurzame vestiging voor onbepaalde tijd in een andere lidstaat

58
Q

Economische activiteit

A

tegen vergoeding goederen of diensten aanbieden op de markt

59
Q

Onderneming (Höfner)

A

entiteiten die economische activiteiten uitoefenen

60
Q

Fasen bij de niet-nakomingsprocedure

A

1: Informele fase
2: Aanmaningsbrief
3: Met redenen omkleed advies
4: Verwijzing naar het HvJEU (art. 260 VWEU)

61
Q

Niet-naleving Hof-arrest algemeen

A

De dwangsom wordt niet meteen opgelegd watn de EC moet eerst voor de 2e keer een niet-nakomingsprocedure starten waarna het Hof de dwangsom oplegt

62
Q

Niet-naleving bij omzetten EU-richtlijn

A

De dwangsom kan bij de 1e veroordeling worden opgelegd. De EC kan dan meteen bij de oplegging van de dwangsom die vorderen, wat het Hof dan doet bij de 1e veroordeling