Neuro 9: Syncope Flashcards

1
Q

Syncope

A
  • Kortdurende bewustzijnsverlies door hypoperfusie (te lage bloeddruk)
  • Ogen meestal half open
  • Slap, maar ook schokken komen voor
  • Incontinentie (urine en ontlasting niet kunnen ophouden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken syncope

A

Schokken < 10
Direct weer helder
Laterale tongbeet -
Incontinentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken epilepsie

A

Schokken > 20
Postictale verwardheid (na een aanval nog veel last hebben)
Laterale tongbeet +/-
Incontinentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oorzaken Syncope

A
  • Reflexsyncope (waaronder ‘flauwvallen’)
  • Cardiaal probleem (bijv. hartritmestoornis)
  • Orthostatische hypotensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reflexsyncope

A
  • Vasovagaal soort:
    o Uitlokkende factor: pijn, angst, staan, lage bloeddruk
    o Aanloop van symptomen: bleekheid, zweten en misselijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cardiale syncope

A
  • Omstandigheden
    o zonder aanleiding, tijdens inspanning of schrik
    o kan in alle houdingen, gaan zitten of liggen helpt niet
  • Voortekens:
    o Geen
  • Voorgeschiedenis:
    o Cardiale problematiek
    o Plotse hartdood in de familie
  • ECG afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Orthostatische hypotensie

A
  • Bloeddrukdaling bij staan
  • Klachten bij (op)staan, inspanning of na maaltijd:
    o Licht gevoel in het hoofd
    o Wazig of sterretjes zien
    o Nek- en schouderpijn
    o (pre-)syncope
  • Oorzaken:
    o Niet-neurogeen (bijv. door medicatie)
    o Neurogeen: door niet goed werken autonoom zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kantelproef

A
  • Bloeddruk = hartslagfrequentie x slagvolume x perifere weerstand
  • Het bloeddruk wordt gereguleerd door het autonoom zenuwstelsel
    o Sympathische activiteit: hartfrequentie stijgt / perifere weerstand stijgt
    o Parasympatische activiteit: hartfrequentie daalt
  • Bij een kantelproef meet je de bloeddruk en hartslag door de patiënt 70 graden te laten staan
  • Tijdens het staan zakt het bloed naar de benen. Er ontstaat een lagere bloeddruk boven het niveau van de hart. De bloeddruk moet daarom omhoog. Sympathische activatie zorgt voor een stijging van hartfrequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bloeddruk =

A

hartslagfrequentie x slagvolume x perifere weerstand
OF
cardiac output x perifere weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kantelproef vasovagale syncope kenmerk

A
  • Plotseling snelle bloeddrukdaling
  • Parasympatisch stijgt –> hartfrequentie daalt
  • Sympathische activiteit daalt –> perifere weerstand daalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kantelproef orthostatische hypotensie kenmerk

A
  • Bloeddruk = cardiac output x perifere weerstand
  • Geen cardiac output
  • Liggen helpt niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly