Neuro 2: polyneuropathie en zenuwgeleidingsonderzoek Flashcards

1
Q

Polyneuropathie

A
  • Polyneuropathie: veel zieke zenuwen (verzamelterm)
  • Geen diagnose, inhomogene groep van aandoeningen
  • Hoe langer de zenuw, hoe kwetsbaarder
    o Het begint bij de tenen
  • Veel voorkomende oorzaken: metabool, toxisch, idiopatisch
  • Zeldzame oorzaken: erfelijk, auto-immuun
  • De meeste polyneuropathie zijn gemengd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn veel voorkomende oorzaken van polyneuropathie?

A

metabool, toxisch, idiopatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn zeldzame oorzaken van polyneuropathie?

A

erfelijk, auto-immuun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen polyneuropathie

A
  • Motorisch: spierzwakte (klap voeten), spieratrofie (spieren worden dunner), lage reflexen
  • Sensorisch:
    o Negatief: doof gevoel, ataxie (moeite met lopen), gevoelloosheid, moeten zien waar je loopt (gaat minder goed bij donkere plekken –> je ziet niet waar je loopt)
    o Positief: pijn, tintelingen
  • Autonome vezels: orthostatische hypotensie, verstopping, minder zweten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lokalisatie polyneuropathie

A
  • Beschadiging in:
    o Hele zenuw
    o Vlekkerig: delen van de zenuw
    o Zenuwwortels, zenuwuiteinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Classificatie polyneuropathie

A
  • Verdeling: lengteafhankelijke of multifocaal
  • Type vezels: grootte diameter
  • Deel van de zenuw: axonaal of demyeliniserend
  • Etiologie (de leer van gezondheidsoorzaken): erfelijk of verworven
  • Meest voorkomend: lengteafhankelijk, gemengd, axonaal en verworven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diagnose polyneuropathie

A
  • Elektrofysiologie: zenuwgeleidingsonderzoek/elektromyografie
  • Laboratorium: metabool (een verzameling van klachten rondom stofwisseling)/auto-immuun/paraneoplastisch (hormonale en stofwisseling veranderingen door een tumor)
  • Liquorpunctie (onderzoek van liquor): in sommige gevallen
  • DNA: in verdachte gevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de meest voorkomende classificaties van polyneuropathie?

A
  • Meest voorkomend: lengteafhankelijk, gemengd, axonaal en verworven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pathogenese polyneuropathie

A
  • Diverse oorzaken: erfelijk, besmettelijk, inflammatoir, paraneoplastisch, metabool, geneesmiddelen en toxisch
  • Meest voorkomend oorzaken van axonale neuropathie: diabetes, alcohol, nierinsufficiëntie, idiopathisch (ziekte zonder duidelijke oorzaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de meeste voorkomende oorzaken van polyneuropathie?

A

Meest voorkomend oorzaken van axonale neuropathie: diabetes, alcohol, nierinsufficiëntie, idiopathisch (ziekte zonder duidelijke oorzaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling polyneuropathie

A
  • Geen behandeling mogelijk
  • Behandeling sterk afhankelijk van type polyneuropathie
  • Behandel onderliggende ziekte (bijv. diabetes)
  • Stop toxische stoffen: minder alcohol drinken
  • Iv immunoglobulinen: Tegen demyeliniserend, progressieve polyneuropathie
  • Orthopedische hulpmiddelen: steunzolen, beugels, rollator, wandelstok, etc.
  • Pijnstillers tegen neurotisch pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Prognose polyneuropathie

A
  • Chronisch
  • Langzaam progressief
  • De meeste patiënten blijven wel lopen
  • Moeite met bewegen (bij ouderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Erfelijke polyneuropathie

A
  • Meest voorkomend erfelijke polyneuropathie: Charcot-Marie-Tooth
  • Symptomen: holvoeten en klauwhand
  • Twee typen: van buiten moeilijk te zien
    o Demyeliniserend: defect in Schwann cellen –> axonen niet goed gemyeliniseerd
    o Axonaal: defect in het axon –> gaan langzaam kapot
  • Vanaf jonge leeftijd, tijdens de ontwikkeltijd en groei breken de zenuwen al af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Guillain Barré syndroom (GBS)

A
  • Demyeliniserend (vaker) of axonaal
  • Symptomen
    o Meestal met plotselinge spierzwakte in de armen of benen, pijn of een veranderd gevoel. Dit kan in enkele dagen tot weken verergeren.
  • Oorzaak
    o Voedselvergiftiging (barbecueziekte)
    o het immuunsysteem valt bacteriën of virussen aan, maar daarbij per toeval antistoffen maakt die ook de zenuwen aanvallen.
  • Diagnose
    o Zenuwgeleidingsonderzoek: uniforme demyelinisatie van axonen
    o Liquorpunctie: verhoogd eiwit, geen ontstekingscellen
  • Behandeling
    o Milde gevallen: gaat vanzelf over
    o Ernstige gevallen: autoantistoffen verwijderen
     Humane immuunglobines (IVIG) toedienen
    o Behandeling wordt gestart als de patiënt niet meer goed kan lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen Guillain Barré syndroom (GBS)

A

o Meestal met plotselinge spierzwakte in de armen of benen, pijn of een veranderd gevoel. Dit kan in enkele dagen tot weken verergeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken Guillain Barré syndroom (GBS)

A

o Barbecueziekte: rauwe kip kan campylobacter jejuni bevatten
o het immuunsysteem valt bacteriën of virussen aan, maar daarbij per toeval antistoffen maakt die ook de zenuwen aanvallen.

17
Q

Diagnose Guillain Barré syndroom (GBS)

A

o Zenuwgeleidingsonderzoek: uniforme demyelinisatie van axonen
o Liquorpunctie: verhoogd eiwit, geen ontstekingscellen

18
Q

Behandeling Guillain Barré syndroom (GBS)

A

o Milde gevallen: gaat vanzelf over
o Ernstige gevallen: autoantistoffen verwijderen
 Humane immuunglobines (IVIG) toedienen
o Behandeling wordt gestart als de patiënt niet meer goed kan lopen

19
Q

Zenuwgeleidingsonderzoek bij perifere zenuwstelsel

A
  • Stimuleert de zenuw, meet de reactie
  • Gezondheid van je zenuwen meten
  • Onderscheid maken tussen axonaal en demyeliniserend
  • Lokaal probleem opsporen
  • Spierresponsie (CMAP): stimulatie motorische zenuwen
  • Sensorische respons (SNAP): sensorische zenuwen
  • Doel: diagnostiek, vastleggen ernst en axonaal of demyeliniserend
20
Q

Motorisch geleidingsnelheid

A
  • Op verschillende plekken potentiaalverschillen te meten
  • Elk actiepotentiaal van een zenuw kun je opvangen door een EMG-apparaat
  • Proximale motorische latentie (PML): grotere tijdsinterval tussen axonen
  • Distale motorische latentie (DML) : geringe tijdsinterval tussen axonen
    o Vergelijking tussen een sprint en marathon
  • PML en DML meten –> tijd, snelheid en afstand meten door PML en DML te combineren
    o Stimuleer allebei dezelfde vezels
    o Dezelfde houding en temperatuur aanhouden
  • Supramaximale stimulatie: er wordt meer stroom toegediend dan nodig is om alle motorische zenuwvezels in de onderzochte zenuw te stimuleren. Dat er meer stroom wordt toegediend dan nodig is om alle motorische zenuwvezels in de onderzochte zenuw te stimuleren.
21
Q

Proximale motorische latentie (PML)

A

grotere tijdsinterval tussen axonen

22
Q

Distale motorische latentie (DML)

A

geringe tijdsinterval tussen axonen

23
Q

Compound muscle action potential (CMAP)

A
  • Stimulatie alle motorische eenheden
  • Meten: latentie, duur, amplitude en oppervlakte
  • Grafiek: omhoog (-) en omlaag (+)
  • Elektrode moeten precies evenredig boven de synaps zijn
    o Echter onmogelijk om het middelpunt te vinden van een spier
  • Houding van gemeten lichaamsdeel verandert de relatie elektrode met synaps
  • Spiervezelgeleidingssnelheid verandert lengteverandering spier
  • CMAP verandert van vorm
  • Houding moet tijdens het onderzoek gelijk blijven
24
Q

Sensibel geleidingsonderzoek (SNAP)

A
  • Géén synaps, direct aan zenuw
  • Één stimulatieplek
  • Één SNAP
  • Veel sterker verval
  • Géén normaalwaarden
  • Meten:
    o Amplitude distaal: zegt iets over het aantal intacte axonen
    o Snelheid over verschillende trajecten