Neuro 7/Revalidatie 2: Parkinson & andere bewegingsstoornissen Flashcards

1
Q

Parkinson

A
  • Dopamine afgifte door een defecte receptoren –> kapotte hersencellen
  • Steeds meer mensen (zowel jong als oud) krijgen Parkinson door de vergrijzing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Symptomen Parkinson

A
  • Bradykinesie: trage bewegingen
    o Onderzoek: fingertapping test
  • Rigiditeit: stijfheid
    o Tandrad: tandrad-achtige beweging
    o inversie varisering: het naar binnen draaien van de voet door dystonie en zwakte
    o Gyroglove: draaiende gyroscoop dempt trillingen
    o Botox: toxine die acetylcholine remt waardoor er minder spanning van de spier komt
    o Shockwave: transmissie van zenuwcel naar motorcel beïnvloeden om minder spanning te krijgen
    o Ondersteuning ‘aan’ de voet: helpen met de voetheffing
  • Rusttremor
  • Afwijkende houding
    o Voorovergebogen houding
    o Gelaat naar voren
  • Gangafwijkingen
    o Problemen met starten en stoppen
    o Problemen met draaien
    o Festinatie (versnellen en verkorten stappen)
    o Freezing (veelvoorkomende afwijking)
    o Ongelijke staplengtes
    o Slepen met de benen
    o Verminderde arm swing
    o Schuifelen verminderde clearance  struikelen
  • Communicatie
    o Spraak; hees, hypofoon, dysartrie
    o Schriftelijk
    o Non-verbaal
    o Minder spreken –> minder sociale contact
  • Cognitie problemen
    o Achteruitgang uitvoerende taken
    o Visuospatiele stoornissen
    o Fluctuerende aandacht stoornissen
    o Mentale inflexibiliteit
    o Problemen met abstract denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Symptomen Parkinson Bradykinesie

A

trage bewegingen
o Onderzoek: fingertapping test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen Parkinson Rigiditeit

A

o Tandrad: tandrad-achtige beweging
o inversie varisering: het naar binnen draaien van de voet door dystonie en zwakte
o Gyroglove: draaiende gyroscoop dempt trillingen
o Botox: toxine die acetylcholine remt waardoor er minder spanning van de spier komt
o Shockwave: transmissie van zenuwcel naar motorcel beïnvloeden om minder spanning te krijgen
o Ondersteuning ‘aan’ de voet: helpen met de voetheffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Symptomen Parkinson Rusttremor

A

beven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen Parkinson Afwijkende houding

A

o Voorovergebogen houding
o Gelaat naar voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen Parkinson Gangafwijkingen

A

o Problemen met starten en stoppen
o Problemen met draaien
o Festinatie (versnellen en verkorten stappen)
o Freezing (veelvoorkomende afwijking)
o Ongelijke staplengtes
o Slepen met de benen
o Verminderde arm swing
o Schuifelen verminderde clearance –> struikelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symptomen Parkinson Communicatie

A

o Spraak; hees, hypofoon, dysartrie
o Schriftelijk
o Non-verbaal
o Minder spreken –> minder sociale contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Symptomen Parkinson Cognitie problemen

A

o Achteruitgang uitvoerende taken
o Visuospatiele stoornissen
o Fluctuerende aandacht stoornissen
o Mentale inflexibiliteit
o Problemen met abstract denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandeling Parkinson

A
  • Dopamine pillen
    o De belangrijkste neurotransmitter van het extrapiramidale systeem
    o Bij Parkinson wordt er te weinig dopamine gemaakt in de substantia nigra
    o Er komt dan te weinig dopamine aan in het striatum
    o Bijwerking: een soort verslaving –> seks, gokverslaafd etc.
  • Deep brain stimulatie
    o Stimulatie van de nucleus subthalamicus
    o Zeer goed effect op motorische verschijnselen
    o Geen effect op cognitieve klachten (patiënt kan zelfs achteruitgaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Revalidatie Parkinson

A
  • Cueing: afgesproken teken waarmee de patiënt een bepaalde actie doet
    o Auditief, smart, aanraking
    o Continu cueing heeft geen zin omdat het effect er niet meer is
  • Compensatoire loopstrategieën:
    o Externe cues: stokken of rollater
    o Interne cues
    o Veranderen van balans voorwaarden
    o Geestelijke gemoedstoestand veranderen
    o Motor imagery/observeren van lopen
    o Nieuw looppatroon
  • Cognitieve revalidatie
    o Vaardigheden en strategieën
    o Structureren en leren
  • Sporten
  • Persoonlijke verzorging: ergonomische verbeteringen voor mensen met Parkinson
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cueing

A

afgesproken teken waarmee de patiënt een bepaalde actie doet
o Auditief, smart, aanraking
o Continu cueing heeft geen zin omdat het effect er niet meer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly