Neuro 8: Epilepsie & EEG Flashcards

1
Q

Epilepsie

A
  • Epileptische aanval: een episode (de gezondheidskwestie bij een patiënt) met klinische verschijnselen die veroorzaakt wordt abnormale, overmatige, synchrone neuronale activiteit. Het wordt veroorzaakt door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen.
  • Er zijn verschillende type aanvallen. Deze worden onderverdeeld (bijvoorbeeld ‘gegeneraliseerd’).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tonisch-clonisch aanval (gegeneraliseerd)

A
  • Ictaal (tijdens de aanval)
    o Verstijven
    o Ritmische schokken armen en benen
    o De schokken worden steeds trager en doven uit
  • Post-ictaal (na de aanval)
    o Snurkende ademhaling
    o Motorische onrust, verward gedrag
  • De aanval duurt meestal 1-2 minuten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Absence epilepsie

A
  • Begint op de kinderleeftijd
  • Korte aanvallen (seconden), vaak tientallen per dag
  • Primair gegeneraliseerde aanvallen: staren, knipperen, automatiseren
  • Gaat vanzelf over bij volwassen worden
  • Interessant: aanvallen worden opgewekt door hyperventileren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oorzaak epilepsie

A
  • Genetisch: de meeste idiopathische epilepsiesyndromen
  • Structureel: aanvallen door een tumor, bloeding of infarct
  • Metabool: metabole stoornissen
  • Auto-immuun
  • Infectieus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappenplan epilepsie

A
  • Is het een epileptische aanval?
  • Wat is de oorzaak?
    o Persoon met hogere leeftijd
    o Eerder een epilepsie gehad?
    o Infectie?
  • Wat is de kans op herhaling?
    o Afhankelijk van de oorzaak
    o EEG belangrijk
  • Behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behandeling epilepsie

A
  • Acute behandeling
    o Medicatie om aanval te stoppen
    o Eventueel ondersteunende maatregelen (bijv. extra zuurstof)
  • Voorkomen van nieuwe aanvallen
    o Medicatie geven
    o Leefregels en adviezen
  • Voorkomen bijkomende acties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Elektro-encefalografie (EEG)

A
  • Elektrische activiteit meten van de hersenen (piramidale neuronen)
  • Voortdurende inhibitory en excitatory postsynaptic current (IPSC en EPSC)
  • Als veel cellen synchroon depolariseren wordt het meetbaar
  • Potentiaalverschil meten tussen twee elektroden
    o Minimaal twee elektroden nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

10/20 systeem

A

methode om elektrodes aan te geven
o Letter verwijst naar de kwab
o Cijfer: links oneven, rechts even

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bipolair afleiding EEG

A

o Dubbele banaan methode
o Boven-beneden, rechts-links meten
o Kenmerk: de twee golven die naar elkaar toewijzen (dus BC en CD) zijn het meest negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Referentiele afleiding

A

kijkt ook naar verschil maar niet tussen 2 elektrode
o Gemiddelde referentie: het gemiddelde van de potentiaal gebieden
o 1 elektrode t.o.v. het gemiddelde van een aantal andere elektrode
o Kenmerk: sterkste veld op plek van hoogste golf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar kijk je naar met EEG?

A
  • Normale fysiologische activiteiten
    o Afhankelijk van leeftijd
    o Afhankelijk van bewustzijn (ogen open/dicht, slaap/waak)
  • Focale trage activiteit: kan bij focaal probleem (bijv. tumor, herseninfarct)
  • Epileptiforme afwijking: aanwijzing of iemand epilepsie heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alfa activiteit

A

o Achterin het hoofd (visuele cortex): posterieur dominante ritme
o 8-13 Hz
o Neemt toe bij sluiten van de ogen
o Neemt af bij in slaap vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bèta activiteit

A

o Sneller dan 13 Hz
o Lage amplitude
o Vaak moeilijk te onderscheiden van spieractiviteit
o Neemt toe bij geconcentreerd denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theta activiteit

A

4-8 Hz
o Komt normaliter niet voor bij gezonde, wakkere volwassenen
o Ontstaat bij normale mensen in (lichte) slaap
o Kan een teken zijn van focale hersenschade (in wakkere volwassenen)
o Meestal een aspecifieke afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Delta activiteit

A

o < 4 Hz
o Komt niet voor bij gezonde, wakkere volwassenen
o Ontstaat in diepere slaap
o Kan in wakkere patiënten wijzen op een ernstige cerebrale dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mu activiteit

A

o Activiteit van de motorische cortex
o 8-13 Hz (alfa activiteit)
o Aanwezig in rust
o Neemt af bij motorische activiteit
o Neemt af bij in slaap vallen

17
Q

EEG tijdens slaap

A

o Wegvallen spieractiviteit en alfa activiteit
o Ontstaan trage activiteit (eerst theta, dan delta)

18
Q

Toepassing van het EEG

A
  • Epilepsie
    o Registeren aanval (ictaal)
    o Classificatie epilepsiesyndroom
    o Inschatten risico herhalende aanvallen
  • Monitoring tijdens operatie
  • Prognose bepaling na reanimatie
  • Vaststellen hersendood
  • Vaststellen neurodegeneratieve aandoeningen
19
Q

EEG bij epilepsie

A
  • Classificatie epilepsiesyndroom (bijv. focaal of gegeneraliseerd)
  • Maak bij beoordelen onderscheid tussen ictale afwijkingen (afwijkingen tijdens de aanval) en interictale afwijkingen (afwijking buiten een aanval)
20
Q

Ictale afwijkingen op het EEG

A
  • Ritmische ontladingen
  • Op- en afbouw in frequentie, amplitude, verandering in morfologie
  • Gaan meestal gepaard met (ritmische) klinische verschijnselen
21
Q

EEG bij bepaling prognose na reanimatie

A
  • Tijdens circulatiestilstand is EEG vlak
  • Na herstel van circulatie kan het EEG ook weer herstellen
  • EEG kan in de eerste 24 uur gebruikt worden voor het voorspellen van de neurologische prognose