Neuro 10: Synapsen en synaptische overdrachten Flashcards

1
Q

Synaptische transmissie

A
  • Intercellulaire transmissie van signalen vindt plaats in pre- en post-synaptische cellen
  • 1 presynaptische synaps kan veel post synaptische neuronen verbinden
  • Elk post synaptische neuron kan duizenden synaptische inputs ontvangen
  • Elektrische synapsen komen weinig voor in volwassene, maar wel tijdens de embryonale fase en ontwikkeling van het CZS
  • zie tabel voor overzicht synaps typen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elektrische synaps

A
  • Wanneer de connexons (aspecifiek) van twee cellen zich met elkaar verbinden, ontstaat er een doorgang of kanaal tussen de cellen, waardoor kleine moleculen, zoals ionen, suikers en andere kleine moleculen, rechtstreeks van de ene cel naar de andere kunnen passeren.
  • Kunnen gemodelleerd worden door calcium, pH etc.
  • Vereist hoge snelheid en synchronisatie
  • Aanwezig tijdens embryonale ontwikkeling
  • Ook aanwezig in non-neurale cellen: hartcellen, endotheelcellen
  • Er is een verschil tussen het actiepotentiaal van het pre- en post-synaptische membraan
  • Het post synaptische membraan heeft een lagere elektrische activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

connexons

A

door twee cellen die zich met elkaar verbinden, ontstaat er een doorgang of kanaal tussen de cellen, waardoor kleine moleculen, zoals ionen, suikers en andere kleine moleculen, rechtstreeks van de ene cel naar de andere kunnen passeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chemische synaps

A
  • Presynaptische axon terminaal bevat synaptische blaasjes gevuld met neurotransmitters
    o Gecontroleerd manier exciteren –> worden ontvangen door het receptoren in het post synaptische membraan
  • Voordelen van chemische synaps tegen elektrische synaps:
    o Bredere timing
    o Meer modulaties mogelijk (bijv. receptor gevoeligheid)
    o Post synaptische inhibitie mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordelen van chemische synaps tegen elektrische synaps

A

o Bredere timing
o Meer modulaties mogelijk (bijv. receptor gevoeligheid)
o Post synaptische inhibitie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dense-core blaasjes

A

bevatten neuropeptide, een soort neurotransmitter die bij langdurige stimulatie wordt afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Synaptische variaties

A
  • Axo-dendritisch: axon verbindt dendriet
  • Axo-somatisch: axon verbindt soma
  • Axo-axonisch: axon verbindt axon
  • Hoe groter een pre synaps, hoe meer actieve zones de post synaps verbindt, hoe meer neurotransmitters het afgeeft
  • De grootte van synapsen verschillen erg: neuromusculaire synapsen zijn veel groter dan hersen synapsen. Maar het is niet zo dat synapsen in het centrale zenuwstelsel kleiner zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Perifere synaps

A
  • Autonomische zenuwstelsel: klieren, gladde spieren en hart spieren
  • Neuromusculaire synaps:
    o Motor neuronen maken verbinding met de spieren
    o Groot
    o Makkelijk te onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neurotransmitters van chemische synapsen

A
  • Synthese en opslag in blaasjes
  • Vrijlating van terminaal door exocytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Soorten neurotransmitters van chemische synapsen

A

o Aminozuren: opname uit cel
o amines opname uit cytoplasma en door enzymatische stappen verpakt tot neurotransmitters in uiteinde van synaps
o neuropeptide opname uit cellichaam
 gemaakt in het ER en golgi –> axonale transport naar uiteinde –> synaptische blaasje met neurotransmitters erin
 kleine moleculen: lokale synthese in cytosol –> verpakt in blaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurotransmitter release

A
  1. Actiepotentiaal
  2. Calcium influx naar pre synaps via voltage-dependent Ca2+ kanalen
    a. Synaptotagmin: Ca2+ sensor
  3. Vesicle docking: calcium stimuleert de synaptische blaas om dichterbij de synaptische spleet te komen
    a. V-SNARE (op blaasje) en t-SNARE (op pre synaps membraan) binden met elkaar
  4. Snelle afgifte van neurotransmitters naar het post synaps
  5. Lege synaptische blaas wordt weer opnieuw gebruikt
    - Neuropeptides (uit de dense-core blaasjes) komt pas vrij bij hogere stimulatie en meerdere actiepotentialen (dus bij meer calcium in cytosol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Botuline

A

zijn extreem toxisch die cholinergische zenuweinde (bijv. neuromusculaire synapsen) blokkeren. Ze blokkeren de SNARE protease waardoor er geen neurotransmitters worden afgegeven. Hierdoor strekken spieren zich niet samen en lijk je jonger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Post synaptische membraan kanalen

A
  1. Ligand kanalen: neurotransmitter maakt kanaal open en ionen kunnen door het membraan heen
  2. G-eiwit gebonden eiwit: via amplificatie stappen en hebben invloed op andere kanalen
    a. Neurotransmitter op receptor –> activatie van alfa/beta/gamma subunits –> alfa subunit activeert een kinase (AC –> cAMP –> PKA –> activatie eiwit kinase) EN beta/gamma subunits activeren meerdere G-eiwit kanalen
    - Neurofarmalogische stoffen (van tabak, paddenstoelen) kunnen ook invloed hebben op receptoren
    - Lokalisatie van neurotransmitter receptoren worden geïdentificeerd door ligand gebonden studies (met kleuring)
    - Structuur van neurotransmitter receptoren worden geïdentificeerd door moleculaire neurobiologie
    - Neurotransmitter-gated ion kanalen: bestaan uit 4 transmembranen en een loop (altijd pentameren, behalve glutamaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Excitatoire post synaptische potentiaal (EPSP)

A

acetylcholine en glutamaat receptoren creëren een natrium influx –> depolarisatie –> richting vuur drempel (positiever potentiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Inhibitorire post synaps potentiaal (IPSP)
A

glycine en GABA receptoren creëren een natrium influx –> hyperpolarisatie –> van de vuur drempel af (negatiever potentiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Summatie EPSP

A

o Spatial summatie: tegelijkertijd
o Temporal summatie: gradueel

17
Q

Shunting inhibitie

A

zorgt voor hyperpolarisatie waardoor het actiepotentiaal remt (axon, soma en axon hillock)

18
Q

Neuromusculaire synaps (NMJ)

A
  • Chemische synaps
  • Neurotransmitter acetylcholine
  • 1 spiervezel heeft 1 NMJ (geen synaptische integratie)
  • Impuls van motor axon naar skelet spier cel –> contractie spiervezels
  • Synaps activeert motorneuron (contra) –> naar transversale tubilie –> calcium kanaal activatie –> explosie van calcium uit ER –> naar sacroplasmatisch reticulum –> contractie (actine en myosine)
19
Q

Elektrofysiologie Neuromusculaire synaps synaps

A
  • Opgeroepen acetylcholine afgifte: eindplaat potentiaal (EPP)
    o -80mV naar vuurdrempel
    o Alles of niets principe
    o Veiligheidsfactor: de verhouding tussen vereiste potentiaal en de daadwerkelijke potentiaal gegeven
  • Spontane acetylcholine afgifte: miniatuur EPP (MEPP)
    o Geen specifiek reden
20
Q

Veiligheidsfactor

A

een maat voor hoeveel groter het eindplaatpotentieel wordt vergeleken met het drempelpotentieel dat nodig is om een ​​actiepotentiaal te triggeren door de activering van natriumkanalen.

21
Q
  • Quantal content
A

aantal acetylcholine kwantum (aantal) afgegeven naar een presynaptisch actiepotentiaal (ongeveer 30 per actiepotentiaal)

22
Q

Myasthenia gravis (diep)

A
  • Blokkeren van ACh receptor –> vermindering dichtheid –> reductie van MEPP en EPP amplitude
  • Complement-gemedieerde beschadiging van poriën in membraan –> verdwijnen van ACh en natrium kanalen
    o Natrium kanalen zorgen voor de verlaging van de vuurdrempel, maar door de beschadiging wordt het vuurdrempel verhoogt
  • EPP rundown tijdens intense synaptische activiteit
23
Q

Gap junction

A

intercellulaire verbinding tussen twee aangrenzende cellen. Het is een kanaal dat bestaat uit connexons